Historisch Archief 1877-1940
No. 2489
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nieuwe
Engelse Litteratuur
GALSWORTHY'S LATEST
The White Monkey. By JOHN GALSWORTHY.
Tauchnitz, 1924.
Het boek schijnt druk gelezen te worden. Waar
óm ligt voor de hand. 't Is van Galsworthy;
en al is deze schrijver zeer ongelijk, en al heeft ie op
z'n artistiek geweten tal van bladzijden die, uit 'n
oogpunt van stijl, hoegenaamd niets beter zijn
dan het gemiddelde produkt van 'n middelmatig
romanschrijver, hij is nu eenmaal aanvaard. Trou
wens, hij kan schitterend voor den dag komen,
getuige z'n fijne idylle The Indian Summer of a
Forsyte", 'n intermezzo in The Forsyte Saga",
waarop het onderhavige geschrift 'n vervolg is.
Hij kan ook karakters tekenen, ten voeten uit,
en los van de achtergrond. Soames Forsyte,
Old Jolyon, zelfs Ferrand uit The Island Pharisees,
ze zijn verrijkingen van de grote Britse galerij
van karakterbeelden; welkome gezellen naast de
gestalten van 'n Shakespeare, 'n Fielding, 'n
Scott, 'n Dickens, 'n Jane Austen, 'n Meredith,
'n Hardy. En hij is de evenknie van Wel's in
z'n nooit verflauwend meeleven met z'n tijd.
Wat is het waarin Hardy, wat is het waarin Wells
hem overtreft ? Want zoveel is zeker: naast deze
twee gestalten vervaagt die van Galsworthy.
Als ik het nu waag het verschil hoofdzakelik
hieraan te wijten, dat Galsworthy minder kloek is,
dan zal menigeen grote ogen opzetten. Immers,
aan de huidige samenleving heeft de schrijver van
The Forsyte Saga, The Freelands, Strife, Justice,
enz., nooit of te nimmer kritiek gespaard, en deze
en gene zou zeer goed in de verzoeking kunnen
komen, aan Galsworthy, de rusteloze verwerker
van zo'n verscheidenheid van moderne stof, meer
koenheid toe te kennen dan aan de zich veel meer
beperkende Hardy. Men zou ook z'n zucht tot
hedging d. i. het zo neutraal mogelik tegenover
elkaar stellen van antagonisten en botsende
levensbeschouwingen, als b.v. in zovele van z'n
toneelstukken, kunnen verklaren als iets speci
fiek Engels, 'n aangeboren of ingeheide drang
tot fair play. Maar juist dit laatste is 'n deugd
die bij 'n schrijver vrij gauw tot 'n gebrek wordt.
Het geeft aan Galsworthy's constructies z'n
_,,intriges" vaak iets mechanies, iets getimmerds.
Het doet afbreuk aan z'n stijl, daar hij, door z'n
angstvallig balanceren van pro en contra er
maar zelden toe kan komen zich eens werkelik te
laten gaan. Lees 'n bladzijde van Wells en een van
Galsworthy achter elkaar, liefst overluid, en 't zal
duidelik worden hoezeer het ritme van de eerste
(d. i. van de minder schuchtere natuur) dat van
laatstgenoemde overtreft. Bij Wells vinden we
veel meer lan. En de volgende passage uit The
White Monkey mist lan, is eentonig en staat in z'n
eentonigheid volstrekt niet op zichzelf (blz. 69):
He made that reflection humbly. Michael had
no illusións, hèknew himself to be commonplace,
with only a certain redeeming liveliness, and,
of course, his affection for her. He even recognised
that his affection was a weakness, tempting him
to fussy anxieties, which on principle hèrestrained.
To inquire, for instance, of Coaker or Philps
their man and their maid when she had gone
out, would be thoroughly against that principle.
The condition of the world was such that Michael
constantly wondered if his own affairs were worth
paying attention to; but then the conditim of
the world was also such that sometimes one's
own affairs seemed all that were worth paying
attention to. And yet his alfairs were, practically
speaking, Fleur; and if hèpaid too much at
tention to them, hèwas afraid of annoying her."
Hier valt ook op te merken dat de laatste zin in
Fleur en her 'n rijm oplevert, en dat deze rijmen in
Galsworthy's proza niet zeldzaam zijn, hetgeen
wijst op 'n weinig gevoelig oor ofwel, op gebrek
aan de nodige zorg. Hoe kan 'n schrijver bij revisie
of correctie 'n zin laten staan als: If Fleur did
not want Wilfrid to stay, why had she not sent him
away ?" Men vindt dit op blz. 132; en wat er dan
volgt is van 't zelfde kaliber als 't hierboven reeds
aangehaalde. Totdat uit dit puin plotseling iets
aardigs opschiet, iets als 'n frisse plant: Michael
Mont, de hoofdpersoon, bereikt Covent Garden,
de Londense groentemarkt.... A comforting
place one needn't take anything too seriously
after walking through it. On this square island
were the vegetables of the earth and the fruits of the
world, bounded on the west by publishing, on the
east by opera, on the north and south by rivcrs
of mankind." (Ik kursiveer).
Dergelijke dingen, rake opmerkingen, fijne
gedachten en fancies, vindt men telkens en telkens.
En dan moet men glimlachen; of 'ns nadenken;
en de wereldwijsheid van de schrijver bewonderen,
en z'n onmiskenbare goedheid en goedigheid
waarderen. B.v. als ie 't heeft over moderne mu
ziek, bevrijd van de dwingelandij van melodie en
ritme. Of over 't gejaag naar 't ongewone. Of
over 't feit dat slechtgebouwde mensen zich veel
meer dan anderen bezighouden met hun ziel.
Of over het meegaande uiterlik van de huis-of-tuin
aardappel naast de parmantigheid van de uit
Californiëgeïmporteerde grape-fruit. En toch
daarmee bewijst Galsworthy nog niet dat ie 'n
groot schrijver is, en dat z'n werk in lengte van
tijden z'n waarde zal behouden.
De struktuur van The White Monkey is vrij
simpel. Men zou de stelling kunnen poneren dat
het feitelik geen roman is, maar 'n samenvoeging
of dooreenvlechting van 'n drietal novellen.
Daar is ten eerste het huweliksleven van Michael
Mont en Fleur Forsyte, de dochter van Soames,
van de minst aantrekkelike figuur uit de grote
Saga. Daar is ten tweede symmetrie waar
Galsworthy zo van houdt het huweliksleven
van de ex-kantoorknecht Bicket en z'n teer
vrouwtje, Victorine, met het interessante gezicht.
En daar is ten derde het aftreden" van Soames
als leider in de zakenwereld. Anderzijds kan men
't boek beschouwen als 'n uitbouw van de grote
huizinge, die de Forsyte Saga heet, en die ruimte
te over laat v&or uitbouwsels. We kunnen er
stellig nog meer tegemoet zien. En we kunnen
zonder zuurheid" er op wijzen dat 'n dergelijke
methode van romanschrijven de taak van de auteur
zeer vereenvoudigt, maar dikwijls uitdraait
op teleurstelling van die lezers die aan 'n roman
de eis stellen van natuurlike evenredigheid,
organiese bouw en ritme.
Van de karakters staat de in-goede, maar
geenszins onmogelik-goede, Michael Mont het
meest op de voorgrond; Fleur, die 'r tijd doodt
met de nieuwste snufjes, van cubisme tot Coué,
is 'n tikje zuiniger bedeeld, maar toch aannemelik
gemaakt. Mooi is hun beider tot-elkander-komen,
al weet ik in Love and Mr. Lewisham van Wells
'n toneel dat daarboven uitsteekt. Ook Bicket,
de Cockney, die uit liefde voor z'n teringachtige
vrouw boeken verdonkeremaant, is met veel
inzicht en sympathie geschilderd, en van zijn
figuur is eveneens meer gemaakt dan van z'n
wederhelft (ik gebruik dit enigszins versleten
woord met voordacht), die ter wille van hém
zich gaat verhuren als schildersmodel. De grootste
verrassing, en 'n aangename verrassing, levert
Soames. We zien dat ouwe stuk graniet verweren
en zich in verholen spleetjes tooien met bloemen
van vertedering. Nothing in his career becomes
him like the giving it up, aldus zouden we, met de
nodige wijziging, Shakespeare's uitspraak over
Cawdor, in Macbeth, op Soames kunnen toepassen.
OVER HET MOOI VAN
GEBOUWEN.
The Architecture of Humanism. A study
in the History of Taste. By GEOFFREY
SCOTT. Constable, 1924. 10/6.
Dit is de tweede druk van 'n hoogst interessant
boek, dat ik gaarne in wijder kring bekendmaak,
en dit te meer omdat het begrepen kan worden
door ieder die op de hoogte is van het gewone
Engels; hier geen professorale" zinnen van 'n
halve bladzij of meer; hier geen kwasi-wijsgerig
bargoens van het soort dat men wel aantreft in
Duitse studies over kunst. En ofschoon de schrijver
in z'n eerste hoofdstukken 'n aantal Italiaanse
bouwmeesters van de Renaissance-tijd in 't kort
bespreekt of ten minste vermeldt men hoeft
nooit 'n gewrocht van Brunelleschi of van Bra
mante te hebben aanschouwd, om het betoog van
Geoffrey Scott te kunnen volgen en aan z'n argu
menten recht te doen wedervaren. Zijn deze argu
menten, stuk voor stuk genomen, niet alle even
sterk, geen nood, dat zal ons dwingen tot 'n
juister afbakenen van ons eigen standpunt. Im
mers, critici zijn we allemaal, en zij, die zich 't
minste rekenschap geven van hun voor- of afkeur,
zij, die zich allerminst bekreunen om 't al of niet
gewettigde van die voor- of afkeur, zij, die zich
steeds maar verlaten op hun onfeilbaar gevoel"
en met dat gevoel steeds in de weer zijn en scher
men zij dazen 't hardst in de ruimte. For some
theory criticism must have, and in t/ie absence of the
true, it makes shift with the palpably jalse, zoals
Geoffrey Scott in 'n noot op blz. 214 ter snede
opmerkt.
't Is waar, de rede te baat nemen bij 't bepalen
en waarderen van schoonheid, daar kunnen en
willen vele brave zielen maar niet aan. Want zij
verfoeien de analyse. Ze denken dat die aan 't
aestheties genot in de weg zou staan. En ze ver
gissen zich groteliks. Ik weet niet of Souriau's boek
La BeautéRationnelle" in Nederland bekend is.
Maar bekend of niet, mij lijkt de volgende uitspraak
onaantastbaar: Loin d'être préjudiciables au
sentiment, les habitudes d'analyse tendent pltitót
a Ie developper. Celui qui se rend mieux compte
de la beautédes choses et des raisons qu'il a de les
admirer les trouvera plus belles encore. L'esth
tique rationnelle ne peut qu'augmenter la somme
de nos jouissances esthétiques." Wie geniet meer
bij 't aanschouwen van 'n meesterstuk, de beroeps
artiest of de leek ?
Ik geef natuurlik toe, dat men met beroeps
artiesten voorzichtig moet wezen; krachtens hun
kunstenaarschap" willen zij zich heel graag uit
spreken over wat buiten hun terrein ligt; en dan
begaan ze in hun boudheid flaters waarbij die van
'n nederige leek in 't niet verzinken, 'n Twintigtal
jaren geleden heb ik het meermalen aan de stok
gehad met schilders bij wie de beurs van Berlage
maar geen genade kon verwerven. En wie 'n
beetje in Ruskin thuis is, weet ook van de vele
wonderlike uitspraken en onbekooktheden, die
deze begaafde man over kunst ten beste heeft
gegeven. En hij was 'n groot artiest: hij kon
schrijven.... En stichtte met z'n pen misschien
evenveel kwaad als goed.
Geoffrey Scott zou waarschijnlik dit evenveel
veranderen in meer. Hij heeft ten opzichte van
Ruskin heel wat op z'n hart, en dat moet er af;
en dat gaat wel 'ns wat schamper. Met 'n handvol
dwaalbegrippen (?fallacies") rekent Scott af, en
zowel de Romantic Fallacy als de Ethical Fallacy
leveren 'm ruimschoots gelegenheid om tegen
Ruskin van leer te trekken. Niet dat Scott
doordik-en-dun anti-romanties is, al kant ie zich fel
tegen de mooi-vinderij van bouwvallen-als-zodanig
of van behuizingen 't zij voor goden of mensen
wier onooglikheid verheeld en omhuld wordt
door snoezig mos en klimop. Niet dat ie
antimoreel of a-moreel is: hij erkent ten volle de ver
diensten van eerlike deugdelikheid. Maar waar 't
in de architektuur het allereerst op aan komt,
dat is de uiterlike verschijning van lijnen, vlakken,
ruimten, door middel van licht en schaduw.
Wat er verder bijkomt, littéraire suggesties,
historiese herinneringen, ethies waarderen, technies
nasijferen, het is alles van ondergeschikt belang,
hoewel het alles te zijner tijd op z'n plaats is, en
zeer zeker tot de totale indruk in niet geringe mate
kan bijdragen.
We hebben dus te maken met uiterlikheden
en deze uiterlikheden danken . hun aestheties
effekt hieraan: dat onze persoonlikheid verwant
schapsbetrekkingen ontdekt tussen die lijnen en
vlakken en ruimten enerzijds en menselik doen en
streven anderzijds. But the 'states' in architec
ture with which we thus identify ourselves need
not be actual. The actual pressures of a spire
are downward; yet no one speaks of a 'sinking'
spire. A spire, when well designed, appears as
common language testifies to soar.... So, too,
by the same excellent because unconscious ?
testimony of speech, arches 'spring', vistas 'stretch',
domes 'swell', Greek temples are 'calm', and
baroque fagades 'restless'.... The tendency to
project the image of our functions into concrete
foriiis is the basis, for architecture, of creative
design. The tendency to recognise, in concrete
forms, the image of those functions is the true
basis, in its turn, of critical appreciation."
Het boek van Geoffrey Scott zal menigeen
brengen tot het onderschrijven van deze uitspraak.
'n Enkele zal zelfs verder willen gaan, en soort
gelijke redeneringen toepassen op andere kunsten.
W I L L E M VAN D O O K N
HETBQEK
VANDEWEEK
De Man die
Terug Kwam
door
JOHN FLEMING WILSON
Naar het Amerikaanse!!
b, werkt dior
ELLEN ECK
Met ach! platen en
guï.lustretrd omslag
Prijs gebonden . . . . f 1.90
Ultim v» VAN HOLKEMi i KAIERDOIF, A'dim