Historisch Archief 1877-1940
S"
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2490
DE MILITAIRE
VOOR-OEFENINGEN
Het publiek belang is bij het militaire vraagstuk
wellicht nog het meest direct betrokken in de
verplichtingen tot persoonlijke diensten.
De militaire dienstplicht grijpt diep in het
maatschappelijk leven, en vergt van de dienst
plichtigen offers, die voor een deel hunner zwaar te
dragen zijn.
Het moge waar zijn, dat de jongelingen na het
vervullen van den dienstplicht rijper in de maat
schappij terugkeeren, dat voordeel weegt voor een
deel hunner niet op tegen den hinder, dien zij
ondervinden in hun opleiding, bij het verwerven
of behouden van een betrekking.
Geen wonder dan ook, dat men gezocht heeft
naar een middel om dat nadeel te beperken door
gedeeltelijke verplaatsing van de legeropleiding
naar plaatselijk georganiseerde oefeningen, ten
einde althans den eersten oefentijd minder druk
kend te maken.
Bij de bestaande regeling moeten de jongelingen,
die daarvan profiteeren willen, zich reeds vóór
de loting aanmelden tot deelneming aan dergelijke
plaatselijke oefeningen bij den vrijwilligen land
storm. Deze oefeningen hebben in hoofdzaak
wekelijks gedurende eenige uren plaats, die tot een
totaal van 300 over bijna twee jaren verdeeld
zijnAan het einde wordt een examen voor geoefend
man" afgenomen, dat bij voldoenden uitslag recht
geeft op verkorting der eerste opleiding in het
leger met 4 maanden.
Aan deze regeling zijn belangrijke bezwaren
verbonden, zoowel voor de oefenende jongeling
schap als voor het Rijk.
Voor de jongens is het een bezwaar, dat zij zich
moeten aanmelden vóór de loting, waardoor zij
er aan bloot staan zich moeite te geven voor niets,
terwijl anderzijds de kosten, die besteed worden
aan de opleiding van jongelieden, die vrij loten,
voor het Rijk geen voordeel opleveren. Deze
bepaling is vastgesteld om klassen van voldoende
sterkte te krijgen, waarop vooral ten platten lande
weinig kans scheen te bestaan, indien allén de
voor den dienstplicht aangewezenen zich zouden
aanmelden. Men zag daarbij evenwel voorbij,
dat juist de kans om zich moeite te geven voor
niets den toeloop moest drukken.
Blijkens een dezer dagen verschenen wets
ontwerp zoekt de Regeering het thans in de andere
richting. De vóór-oefeningen zullen, volgens dat
ontwerp, beginnen na de loting.
Een ander bezwaar voor de jongelingen wordt
daarmee echter niet opgeheven, doch juist ver
groot. Er zullen dan 300 oefenuren in n jaar
moeten worden volbracht. Dit is voor velen een
bedenkelijke aanslag op den toch reeds karig toe
gemeten vrijen tijd. Met inbegrip van de heen- en
terug-marschen naar de verzamelplaatsen worden
in dat opzicht niet te onderschatten belangrijke
offers gevraagd.
Juist de slechtst gesitueerden zullen zich die
offers niet kunnen getroosten. In dezen tijd van
overlading der jeugd zullen de jongens, die moeite
met de studie hebben en hoe weinigen hebben
dat niet ? zich daarom de deelneming niet
mogen veroorloven. Hetzelfde geldt voor de
jongens, die na het volgen van de lagere school,
hard aan het werk gezet worden. Alleen jongens,
die over veel vrijen tijd beschikken en dus het
minst behoefte hebben aan tegemoetkoming,
zullen van het voordeel der verkorting van de
legeropleiding kunnen profiteeren.
Uitteraard werkt dit nadeel onbillijker, naarmate
de verkorting het aantal uren der vóór-oefeningen
overtreft.
Bij de bestaande regeling is dat het geval en
zelfs heel sterk: het aantal oefenuren is gelijk te
stellen met 7 weken, en de daarmee te bereiken
vrijstelling bedraagt er 17.
De deelnemers aan de vóór-oefeningen ontvan
gen dus een geschenk van 10 weken, dat aan de
overigen onthouden wordt.
Eenigermate komt het nieuwe wetsontwerp
hie: aan tegemoet door de verkort ing van 4 maanden
terug te brengen tot 3 maanden, waarmee het
.verschil vermindert tot 6 weken. De vraag blijft
dan toch nog te beantwoorden, waarom ook voor
de overigen de diensttijd niet met (> weken kan
worden verminderd.
Op deze vraag is alleen een bevredigend ant
woord te geven, indien de resultaten bij het
vóóronderricht in een zelfden tijd ongeveer dubbel zoo
groot zouden zijn als bij het leger.
In dat geval zou het uit'.eraard rationeel zijn
om dan ook het heele stelsel voor alle dienst
plichtigen op het vóórondcrricht te gronden,
en dit vóóronderricht zóó te regelen, dat allen
daaraan kunnen en moeten deelnemen.
Wij zullen daar niet verder over uitweiden,
aangezien o. i. de resultaten van het vóórondcr
richt die uitbreiding en dus ook de bestaande
regeling in geenen deele wettigen kunnen.
Er is geen sprake van, dat hel vóóronderricht
het bereiken van beter resultaten zou waarborgen
dan de oefeningen in het leger. De
oefenvoorwaarden zijn bij het vóóronderricht in alle op
zichten ongunstiger; en zelfs waar zij, bij uit
zondering, gelijkwaardig zouden zijn, verdient
voor het hoofddoel: de opleiding, (de opvoeding
tot soldaat) toch nog een aaneengesloten verblijf
in een legerafdeeling verre de voorkeur boven het
wekelijks volgen van eenige lessen.
Terecht concludeerde ' dan ook eenigen tijd
geleden het Handelsblad:
Hef resultaat van de vóór-oefeningen heeft
geen hoogere waarde dan uitgedrukt wordt door
liet program voor liet eind-examen.
Die waarde is uit militair oogpunt gering en
wettigt in geen geval de verkorting van den
opleidingstijd in het leger met 4 of met 3 maanden.
De examen-eischen maken geenszins den indruk
alle te berusten op noodwendigheid, maar veeleer
grootendeels te zijn opgenomen, omdat men nu
eenmaal eischen moest stellen en het niet te
gemakkelijk wilde maken. Deeischen van
lichaamsvaardigheid b. v. worden bij de opleiding in het
leger in het geheel niet gesteld; en de militaire
geoefendheid, die bij het eindexamen geëischt
wordt, is een jongen man in het leger gemakkelijk
binnen een maand bij te brengen.
Daarom is er o. i. eenerzijds geen reden om de
verkorting van de legeropleiding boven die eene
maand op te voeren. En anderzijds is het irrationeel
om voor de toelating tot het eindexamen te ver
langen dat de examinandi aan 300 oefenuren
hebben deelgenomen.
Bij het vóóronderricht komen jongelieden van
zeer ongelijke ontwikkeling en aanleg; waar de
een 100 uren voor noodig heeft, wordt een ander
in enkele uren machtig en een derde brengt de
verlangde lichaamsvaardigheid van huis uit mee.
Waarom 300 uren gevraagd aan jongelui die met
de helft, een kwart of nog minder kunnen vol
staan ? Voor de legeropleiding is dat anders, wijl
voor de opvoeding tot soldaat voor iedereen een
verblijf van eenige maanden in een legeronderdeel
onmisbaar is. Maar bij het vóóronderricht is het
bereiken van resultaat op dat gebied toch in geen
enkel opzicht gewaarborgd.
In dergelijke tegenstrijdigheden en ongemoti
veerde eischen schuilt het groote gevaar, dat zij
de gedachte aan noodeloos plagen wekken en het
vermoeden doen ontstaan, dat de legerleiding zelf
niet weet, wat zij wil. Wij gelooven daarom, dat
Oorlog" verstandig zou doen door iedereen
tot het examen van ,,voorgeoefcnd man" toe te laten
en de daarmee te bereiken verkorting van den dienst
tijd te beperken tot n maand.
In stede van het omvangrijke
vóór-oefeningsinstituut voor den Vrijwilligen Landstorm (niet
zijn ruim 300, resp. 400 officieren en onderofficieren
van het beroeps- resp. verlofskader) kan dan de
voorbereiding aan het particulier initiatief worden
overgelaten, desnoods gesteund door een stelsel
van prerniën voor den onderwijzer van eiken
candidaat die slaagt, zoomede door de beschik
baarstelling van handboekjes, waaruit de ver
langde theoretische kennis te leeren is.
Voor het Rijk is daarmede aanzienlijke besparing
te bereiken en voor de jongelieden een resultaat
zonder overbodige inspanning. Bovendien zou de
opleiding in het leger aldus beter tot haar recht
kunnen komen, wijl alle jongelieden daar dan een
voldoenden tijd samen komen.
Ten slotte is het de moeite waard te vermelden
dat, naar verluidt, de legercomniissie over het
vóór-oefeningsinstituut onlangs weer een rapport
heeft uitgebracht.
Het is ongetwijfeld van belang, dat vóór de
behandeling van het thans verschenen wetsont
werp dat rapport gepubliceerd wordt.
De rapporten der legercomniissie worden uit
gebracht aan de Koningin. Zij komen daarna op
het Departement van Oorlog en worden daar in
bewerking of studie genomen. Dat zou alleszins
te loven zijn, ware het niet, dat dientengevolge de
rapporten tevens voor geruimen tijd aan de open
baarheid onttrokken worden, zoodat zij, wanneer
zij ten slotte nog gepubliceerd worden, dan toch
min of meer verouderd zijn.
De legercommissie is n. b. speciaal in het leven
geroepen om aan te toonen, dat de voor de defensie
uitgetrokken gelden doelmatig besteed worden
en den daaromtrent bestaanden twijfel op te heffen.
Haar rapporten zijn dus in de eerste plaats
bestemd voor het publiek en niet voor hei Departement.
Immers wij mogen aannemen dat het Departe
ment zelf niet van de doelmatigheid zijner maat
regelen overtuigd behoeft te worden ?
Wij hopen daarom, dat de Kamer vóór de
behandeling van vorenbedoeld wetsontwerp de
publicatie van het rapport van de Legercommissie
zal verlangen - - en tevens bevorderen wil, dat
Oorlog" iu den vervolge de rapporten van de
Legercommissie dadelijk nadat zij uitgebracht.
zijn, publiceert, in slede van de/e ,.iu studie !e
nemen" en daardoor practisch aan hunne be
stemming te onttrekken. l c K IM ;. N
CADILLAC V. 63
Ieder, die het heeft gebracht tot een
CADILLAC V 63, behoeft het op auto
mobielgebied niet verder te zoeken.
K. LANDEWEER - UTRECHT
SPREEKZAAL
DE OLYMPISCHE SPELEN
Met erkentelijkheid constatecren wij, dat in het
hoofdartikel in Uw nummer van 14 Februari j.l.
reeds verschillendeargumenten worden aangevoerd,
die pleiten voor het wetsontwerp-De Visser, om
een millioen gulden subsidie te verleenen ten bate
van de Olympische Spelen in 1928.
In n opzicht echter is Uwe beschouwing, als
wij haar goed begrijpen, critisch, en vandaar dit
wederwoord.
U maakt een vergelijking met de wetenschap"
en trekt de conclusie, dat er nu ook voor haar
betere dagen" zullen aanbreken, nu de Regeering
een millioen geeft voor de sport". In de eerste
plaats is htt naar onze meening ietwat eenzijdig
om te zeggen dat dit een millioen is voorde sport".
De sport toch is hier slechts middel. Deel is: pro
paganda, reclame voor Nederland. Het is een mil
lioen voor die propaganda, en dan nog eens
door middel van de sport.
Wie nu vervolgtns ten vergelijking maakt [nut
wetenschap en kunst, mag zxh nia blindstaren
op dit ne wetsontwerp en op dit n e jaar. Her
haaldelijk zijn en tericht --- uit de :chatkist
groote i-ommen gelds voor de wetemchap besteed,
benevens voor kunst, handel, landbouw, indiib-trie,
tentoonstellingen, demonstraties. Nooit kreeg de
sport een beurt. Nu staat dan eindelijk de zaak zóó.
dat men de sport zal steunen, om lut groote doel
der propaganda voor Nederland te bereiken. Is
het dan rechtvaardig, dat weten;chnp en kunst
en handel, die vroeger zoo vaak aan de beurt ,\areu
(al willen wij gaarne aannemen, dat ;r nog niet
genoeg is gedaan), zich nu gaan beklagen o\vr dit
inillio'en, omdat thans de i port in geding is?
Neen.
ledere vergelijking, óie zich ook tot vroegere
jaien uitstrekt,'zal doen zien, dat de sport van
ftaatswige steeds is verwaarloosd en als > tietkind
behandeld.
Wij erkennen natuurlijk hit groot-/, ontzaglijke
belang van de wetenschap", doch laat deze nu
ook harerzijds niet jaloer;ch zijn, omdat nu, bij
hooge uitzondering, de sport eens wordt gedeund,
en dit nog niet eens in hoofdzaak om de spurt zelf,
maar om'het groote doel: het belang van Neder
land, waarmee gelijk de Regeering ;-chreet
een zaak van nationale eer" is gemoeid.
Overigens hopen ook wij van harte, dat spoedig
voor de wetenschap betere dagen" z'.ilLn
aar.breken.
Cumï'éOlympische Spelen 1!'2S.
T HET LEVEN ONZER VOOROUDERS.
HET HUWELIJK^
De bovenstaande afU^dnv-i van 1736 laai on* zi*n
hoe bruid en bruidegom ui de tlede naar hè*,
«tadhuis gingen.
Bij hun terugkomst hadden «(root-jonkertje» en
?juffertje» de bloemen en loovertfe* klaar om hè.'
bruidspaar te begroeien.
Dan gingen allen aan den bruiloftodifK die over
laden was met kunstige suiker werken en 3oU ..Ps ?
fsitAmour' ging dan rond.
tU moet toc!i if^t ec-ns kennis maken met d<
likeur Uw handelaar heeft ze 4 / 6 2'
/ 3.25 pc.