De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 28 februari pagina 6

28 februari 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

S" DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2490 DE MILITAIRE VOOR-OEFENINGEN Het publiek belang is bij het militaire vraagstuk wellicht nog het meest direct betrokken in de verplichtingen tot persoonlijke diensten. De militaire dienstplicht grijpt diep in het maatschappelijk leven, en vergt van de dienst plichtigen offers, die voor een deel hunner zwaar te dragen zijn. Het moge waar zijn, dat de jongelingen na het vervullen van den dienstplicht rijper in de maat schappij terugkeeren, dat voordeel weegt voor een deel hunner niet op tegen den hinder, dien zij ondervinden in hun opleiding, bij het verwerven of behouden van een betrekking. Geen wonder dan ook, dat men gezocht heeft naar een middel om dat nadeel te beperken door gedeeltelijke verplaatsing van de legeropleiding naar plaatselijk georganiseerde oefeningen, ten einde althans den eersten oefentijd minder druk kend te maken. Bij de bestaande regeling moeten de jongelingen, die daarvan profiteeren willen, zich reeds vóór de loting aanmelden tot deelneming aan dergelijke plaatselijke oefeningen bij den vrijwilligen land storm. Deze oefeningen hebben in hoofdzaak wekelijks gedurende eenige uren plaats, die tot een totaal van 300 over bijna twee jaren verdeeld zijnAan het einde wordt een examen voor geoefend man" afgenomen, dat bij voldoenden uitslag recht geeft op verkorting der eerste opleiding in het leger met 4 maanden. Aan deze regeling zijn belangrijke bezwaren verbonden, zoowel voor de oefenende jongeling schap als voor het Rijk. Voor de jongens is het een bezwaar, dat zij zich moeten aanmelden vóór de loting, waardoor zij er aan bloot staan zich moeite te geven voor niets, terwijl anderzijds de kosten, die besteed worden aan de opleiding van jongelieden, die vrij loten, voor het Rijk geen voordeel opleveren. Deze bepaling is vastgesteld om klassen van voldoende sterkte te krijgen, waarop vooral ten platten lande weinig kans scheen te bestaan, indien allén de voor den dienstplicht aangewezenen zich zouden aanmelden. Men zag daarbij evenwel voorbij, dat juist de kans om zich moeite te geven voor niets den toeloop moest drukken. Blijkens een dezer dagen verschenen wets ontwerp zoekt de Regeering het thans in de andere richting. De vóór-oefeningen zullen, volgens dat ontwerp, beginnen na de loting. Een ander bezwaar voor de jongelingen wordt daarmee echter niet opgeheven, doch juist ver groot. Er zullen dan 300 oefenuren in n jaar moeten worden volbracht. Dit is voor velen een bedenkelijke aanslag op den toch reeds karig toe gemeten vrijen tijd. Met inbegrip van de heen- en terug-marschen naar de verzamelplaatsen worden in dat opzicht niet te onderschatten belangrijke offers gevraagd. Juist de slechtst gesitueerden zullen zich die offers niet kunnen getroosten. In dezen tijd van overlading der jeugd zullen de jongens, die moeite met de studie hebben en hoe weinigen hebben dat niet ? zich daarom de deelneming niet mogen veroorloven. Hetzelfde geldt voor de jongens, die na het volgen van de lagere school, hard aan het werk gezet worden. Alleen jongens, die over veel vrijen tijd beschikken en dus het minst behoefte hebben aan tegemoetkoming, zullen van het voordeel der verkorting van de legeropleiding kunnen profiteeren. Uitteraard werkt dit nadeel onbillijker, naarmate de verkorting het aantal uren der vóór-oefeningen overtreft. Bij de bestaande regeling is dat het geval en zelfs heel sterk: het aantal oefenuren is gelijk te stellen met 7 weken, en de daarmee te bereiken vrijstelling bedraagt er 17. De deelnemers aan de vóór-oefeningen ontvan gen dus een geschenk van 10 weken, dat aan de overigen onthouden wordt. Eenigermate komt het nieuwe wetsontwerp hie: aan tegemoet door de verkort ing van 4 maanden terug te brengen tot 3 maanden, waarmee het .verschil vermindert tot 6 weken. De vraag blijft dan toch nog te beantwoorden, waarom ook voor de overigen de diensttijd niet met (> weken kan worden verminderd. Op deze vraag is alleen een bevredigend ant woord te geven, indien de resultaten bij het vóóronderricht in een zelfden tijd ongeveer dubbel zoo groot zouden zijn als bij het leger. In dat geval zou het uit'.eraard rationeel zijn om dan ook het heele stelsel voor alle dienst plichtigen op het vóórondcrricht te gronden, en dit vóóronderricht zóó te regelen, dat allen daaraan kunnen en moeten deelnemen. Wij zullen daar niet verder over uitweiden, aangezien o. i. de resultaten van het vóórondcr richt die uitbreiding en dus ook de bestaande regeling in geenen deele wettigen kunnen. Er is geen sprake van, dat hel vóóronderricht het bereiken van beter resultaten zou waarborgen dan de oefeningen in het leger. De oefenvoorwaarden zijn bij het vóóronderricht in alle op zichten ongunstiger; en zelfs waar zij, bij uit zondering, gelijkwaardig zouden zijn, verdient voor het hoofddoel: de opleiding, (de opvoeding tot soldaat) toch nog een aaneengesloten verblijf in een legerafdeeling verre de voorkeur boven het wekelijks volgen van eenige lessen. Terecht concludeerde ' dan ook eenigen tijd geleden het Handelsblad: Hef resultaat van de vóór-oefeningen heeft geen hoogere waarde dan uitgedrukt wordt door liet program voor liet eind-examen. Die waarde is uit militair oogpunt gering en wettigt in geen geval de verkorting van den opleidingstijd in het leger met 4 of met 3 maanden. De examen-eischen maken geenszins den indruk alle te berusten op noodwendigheid, maar veeleer grootendeels te zijn opgenomen, omdat men nu eenmaal eischen moest stellen en het niet te gemakkelijk wilde maken. Deeischen van lichaamsvaardigheid b. v. worden bij de opleiding in het leger in het geheel niet gesteld; en de militaire geoefendheid, die bij het eindexamen geëischt wordt, is een jongen man in het leger gemakkelijk binnen een maand bij te brengen. Daarom is er o. i. eenerzijds geen reden om de verkorting van de legeropleiding boven die eene maand op te voeren. En anderzijds is het irrationeel om voor de toelating tot het eindexamen te ver langen dat de examinandi aan 300 oefenuren hebben deelgenomen. Bij het vóóronderricht komen jongelieden van zeer ongelijke ontwikkeling en aanleg; waar de een 100 uren voor noodig heeft, wordt een ander in enkele uren machtig en een derde brengt de verlangde lichaamsvaardigheid van huis uit mee. Waarom 300 uren gevraagd aan jongelui die met de helft, een kwart of nog minder kunnen vol staan ? Voor de legeropleiding is dat anders, wijl voor de opvoeding tot soldaat voor iedereen een verblijf van eenige maanden in een legeronderdeel onmisbaar is. Maar bij het vóóronderricht is het bereiken van resultaat op dat gebied toch in geen enkel opzicht gewaarborgd. In dergelijke tegenstrijdigheden en ongemoti veerde eischen schuilt het groote gevaar, dat zij de gedachte aan noodeloos plagen wekken en het vermoeden doen ontstaan, dat de legerleiding zelf niet weet, wat zij wil. Wij gelooven daarom, dat Oorlog" verstandig zou doen door iedereen tot het examen van ,,voorgeoefcnd man" toe te laten en de daarmee te bereiken verkorting van den dienst tijd te beperken tot n maand. In stede van het omvangrijke vóór-oefeningsinstituut voor den Vrijwilligen Landstorm (niet zijn ruim 300, resp. 400 officieren en onderofficieren van het beroeps- resp. verlofskader) kan dan de voorbereiding aan het particulier initiatief worden overgelaten, desnoods gesteund door een stelsel van prerniën voor den onderwijzer van eiken candidaat die slaagt, zoomede door de beschik baarstelling van handboekjes, waaruit de ver langde theoretische kennis te leeren is. Voor het Rijk is daarmede aanzienlijke besparing te bereiken en voor de jongelieden een resultaat zonder overbodige inspanning. Bovendien zou de opleiding in het leger aldus beter tot haar recht kunnen komen, wijl alle jongelieden daar dan een voldoenden tijd samen komen. Ten slotte is het de moeite waard te vermelden dat, naar verluidt, de legercomniissie over het vóór-oefeningsinstituut onlangs weer een rapport heeft uitgebracht. Het is ongetwijfeld van belang, dat vóór de behandeling van het thans verschenen wetsont werp dat rapport gepubliceerd wordt. De rapporten der legercomniissie worden uit gebracht aan de Koningin. Zij komen daarna op het Departement van Oorlog en worden daar in bewerking of studie genomen. Dat zou alleszins te loven zijn, ware het niet, dat dientengevolge de rapporten tevens voor geruimen tijd aan de open baarheid onttrokken worden, zoodat zij, wanneer zij ten slotte nog gepubliceerd worden, dan toch min of meer verouderd zijn. De legercommissie is n. b. speciaal in het leven geroepen om aan te toonen, dat de voor de defensie uitgetrokken gelden doelmatig besteed worden en den daaromtrent bestaanden twijfel op te heffen. Haar rapporten zijn dus in de eerste plaats bestemd voor het publiek en niet voor hei Departement. Immers wij mogen aannemen dat het Departe ment zelf niet van de doelmatigheid zijner maat regelen overtuigd behoeft te worden ? Wij hopen daarom, dat de Kamer vóór de behandeling van vorenbedoeld wetsontwerp de publicatie van het rapport van de Legercommissie zal verlangen - - en tevens bevorderen wil, dat Oorlog" iu den vervolge de rapporten van de Legercommissie dadelijk nadat zij uitgebracht. zijn, publiceert, in slede van de/e ,.iu studie !e nemen" en daardoor practisch aan hunne be stemming te onttrekken. l c K IM ;. N CADILLAC V. 63 Ieder, die het heeft gebracht tot een CADILLAC V 63, behoeft het op auto mobielgebied niet verder te zoeken. K. LANDEWEER - UTRECHT SPREEKZAAL DE OLYMPISCHE SPELEN Met erkentelijkheid constatecren wij, dat in het hoofdartikel in Uw nummer van 14 Februari j.l. reeds verschillendeargumenten worden aangevoerd, die pleiten voor het wetsontwerp-De Visser, om een millioen gulden subsidie te verleenen ten bate van de Olympische Spelen in 1928. In n opzicht echter is Uwe beschouwing, als wij haar goed begrijpen, critisch, en vandaar dit wederwoord. U maakt een vergelijking met de wetenschap" en trekt de conclusie, dat er nu ook voor haar betere dagen" zullen aanbreken, nu de Regeering een millioen geeft voor de sport". In de eerste plaats is htt naar onze meening ietwat eenzijdig om te zeggen dat dit een millioen is voorde sport". De sport toch is hier slechts middel. Deel is: pro paganda, reclame voor Nederland. Het is een mil lioen voor die propaganda, en dan nog eens door middel van de sport. Wie nu vervolgtns ten vergelijking maakt [nut wetenschap en kunst, mag zxh nia blindstaren op dit ne wetsontwerp en op dit n e jaar. Her haaldelijk zijn en tericht --- uit de :chatkist groote i-ommen gelds voor de wetemchap besteed, benevens voor kunst, handel, landbouw, indiib-trie, tentoonstellingen, demonstraties. Nooit kreeg de sport een beurt. Nu staat dan eindelijk de zaak zóó. dat men de sport zal steunen, om lut groote doel der propaganda voor Nederland te bereiken. Is het dan rechtvaardig, dat weten;chnp en kunst en handel, die vroeger zoo vaak aan de beurt ,\areu (al willen wij gaarne aannemen, dat ;r nog niet genoeg is gedaan), zich nu gaan beklagen o\vr dit inillio'en, omdat thans de i port in geding is? Neen. ledere vergelijking, óie zich ook tot vroegere jaien uitstrekt,'zal doen zien, dat de sport van ftaatswige steeds is verwaarloosd en als > tietkind behandeld. Wij erkennen natuurlijk hit groot-/, ontzaglijke belang van de wetenschap", doch laat deze nu ook harerzijds niet jaloer;ch zijn, omdat nu, bij hooge uitzondering, de sport eens wordt gedeund, en dit nog niet eens in hoofdzaak om de spurt zelf, maar om'het groote doel: het belang van Neder land, waarmee gelijk de Regeering ;-chreet een zaak van nationale eer" is gemoeid. Overigens hopen ook wij van harte, dat spoedig voor de wetenschap betere dagen" z'.ilLn aar.breken. Cumï'éOlympische Spelen 1!'2S. T HET LEVEN ONZER VOOROUDERS. HET HUWELIJK^ De bovenstaande afU^dnv-i van 1736 laai on* zi*n hoe bruid en bruidegom ui de tlede naar hè*, «tadhuis gingen. Bij hun terugkomst hadden «(root-jonkertje» en ?juffertje» de bloemen en loovertfe* klaar om hè.' bruidspaar te begroeien. Dan gingen allen aan den bruiloftodifK die over laden was met kunstige suiker werken en 3oU ..Ps ? fsitAmour' ging dan rond. tU moet toc!i if^t ec-ns kennis maken met d< likeur Uw handelaar heeft ze 4 / 6 2' / 3.25 pc.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl