Historisch Archief 1877-1940
Tm. 2490
IJt Amb rt,KL)AMMt.K, Wt,t,K.t>LAlJ VUUK INc,lJt,KLAiNlJ
Nieuwe Fransche Boeken
Le Napolitain ou Ie défenseur de sa ma'itresse,
publiépar JULES PATOUILLET, prof. a
l'Universitéde Lyon. Paris, Les Presses
Universitaires, 1924, 10 fr.
Er is een boekje van 1682 teruggevonden en op
nieuw uitgegeven: de titel staat hierboven. In zijn
tijd had het hartstochtelijke bewondering gaande
gemaakt, maar het was geheel vergeten, ook door
de wetenschappelijke wereld. Een Napolitaan, van
wien overigens zoo goed als niets vermeld wordt,
heeft zijn aanstaande vrouw door een (misschien
wel wat onwaarschijnlijke) domheid in den waan
gebracht dat hij niet meer van haar houdt: dit
maakt een eind aan haar leven. Zoo verhaalt de
schrijver in een vrij gewone, ietwat langdradige
taal; maar hij drukt haar brieven af, die prachtig
zijn. De meest navrante kreten van vertwijfeling
zijn daarin met zachter klagen en met liefdesver
rukking samengesmolten, tot een geheel van har
monie; bijna nooit een woord te veel, nergens een
zin afzonderlijk, los van den vlietenden stroom der
schoone woorden. Men denkt aan edele vloeistof
fen, gemengd maar onderkenbaar. Liefde in over
eenstemming met plicht; liefde die alle berekening
afwijst; liefde die slechts door godsvrucht kan
worden verwonnen; nobele fijngevoeligheid bij
alle personen ziedaar wat dit kleine boekje aan
gevoelens bevat; het zijn zuivere en
eeuwigmenschelijke gevoelens en wat haar die er eenige
uitte in den dood dreef, kan ons nog heel diep
aandoen, of 't onszelven betrof. Een echt Fransen
boekje, dat Racine en' La Princesse de Clèves,
Manon Lescaut en vooral de Leitres Portugaises
in herinnering roept. De schrijver noemt zich
De Oermont, het meisje zou Mlle d'Ossanove
geheeten hebben; men weet niets van hen, niet eens
of dit hun ware namen zijn, noch wat er echt in
het verhaal is. In elk geval is dit laatste, naar het mij
toeschijnt, niet van dezelfde hand als de brieven.
ANDRÉBRETON, Manifeste du surrealisme.
Poisson soluble. Parijs, Kra, 1924, 7 f r. 50.
Aankondiging van een nieuwe kunst met een
voorbeeld. Wij zullen onze fantazie in stand
houden, kinderlijk blijven en desnoods dwaas,
het wonderbaarlijke beminnen; het is een waan
dat de mensch de werkelijkheid leert kennen als
hij slechts wakende zoekt: de droom kan nieuwe
gegevens verschaffen en de echte werkelijkheid,
de opperwerkelijkheid zal het voorloopig nog ge
heimzinnig totaal zijn van waak- en van
droomwaarheid. Het verstand, het dagelijksch bewust
zijn, ze kunnen bij ons zoeken niet dan hinderen.
De ware bron der kennis is het a-logisch onder
bewuste, dat n in waak- n in droomtoestand
aan het woord komt, in den laatsten het meest".
Zoo spreekt ongeveer, mede namens eenige kame
raden, de opperrealist Breton, oud 28 jaar, te
voren dadaïst en auteur van een bundel welspre
kende critieken die hier ter plaatse genoemd zijn.
Hij geeft zichzelf en den vrienden den raad, nooit
iets anders neer te schrijven dan wat opwelt uit
hun onderbewuste, dit nooit met het verstand te
ziften, nooit naar eenig moreel of aesthetisch doel
bewust te streven, en daarentegen deugdelijk
rekening te houden met hetgeen zij plegen te
droomen. Stellen we ons ter beschikking, zegt hij,
van ons onderbewuste, noteeren we lijdelijk wat
dit ons dicteert: het werk zal altijd goed moeten
worden, want het onderbewuste vergist zich niet;
ook is onze verantwoordelijkheid in ieder geval
gedekt, we dichten niet zelf.
Hier volgt een staal van hun kunst: ,,De
holenbeer en zijn gezel de lomperd, de vol-au-vent en
zijn knecht de wind, de groote Kanselier met zijn
kanselierster (of voetenzak), de
musschenverschrikker en zijn kameraad de musch, het reageerbuisje
en zijn dochter de naald, het vleeschetend dier
en zijn broeder het carnaval, de straatveger en zijn
monocle, de Mississipi en zijn hondje, het koraal
en zijn melkkan, het Wonder en zijn goede God
hebben nog slechts van de oppervlakte der zee te
verdwijnen". (Max Morise). Een oordeel over dit
stuk proza houd ik achterwege, het spreekt voor
zichzelf. Algeheele rechtvaardigheid eischt hier
de opmerking, dat in het oorspronkelijke sommige
woorden elkaar oproepen door klankovereenkomst,
wat in de vertaling alleen met de Kanselier" en
zijn kanselierster" het geval is. Maar maakt 't de
zaak veel beter?
Wie voor het eerst verliefd is, acht zijn gewaar
wordingen uniek, en terecht: niets ter wereld keert
ooit volkomen onveranderd terug. Intusschen we
ten ouderen en wijzeren" dat hiermee het bestaan
van overeenkomst tusschen verliefdheden van alle
menschen in alle tijden niet ontkend is, en zij
raden den jongeman er zoo'n drukte maar niet
van te maken". Het is geen flatteuze rol, die van
oudere en wijzere", maar ik weet nu eenmaal,
en met mij velen, dat van alle kunstenaars de eerste
daad is: de sluizen van het onderbewuste openzet
ten, luisteren met gesloten oogen, in volkomen
concentratie, naar het dictee van het innerlijk.
En dat daarna de vraag komt: in hoeverre mag
mijn verstand aanvullen, kappen, schikken?
Dat mag mijn verstand in 't geheel niet",
antwoordt Breton en laat achter zijn manifest
een omvangrijk stuk proza afdrukken waaraan
alle logica inderdaad vreemd schijnt. Van a tot z
is het hem door zijn onderbewuste gedicteerd; ook
schreef dit hem voor, er den titel oplosbare visch"
boven te zetten. Het is soms grappig, eenige beel
den vallen op, maar het mist iedere naspeurlijke
beteekenis 1). En men blijft niet eens ten volle
overtuigd dat Breton's verstand en dagelijksch
bewustzijn inderdaad van alle medewerking heb
ben afgezien. Het stuk is n.l. even
burgerlijk-fatsoenlijk van woordenkeus als keurig van inter
punctie: wel vreemd, voor het ongeschift dictaat
van een mannelijk en volwassen onderbewuste".
Neen, Breton zal voortgaan zoo te schrijven
en niets bereiken, zelfs in eigen verbeelding of
hij zal later beseffen dat alle kunst een, in zekere
mate jammerlijk, compromis is tusschen de ge
gevens die het diepste innerlijk den kunstenaar
verstrekt en de eisenen van de vormgeving. Een
derde mogelijkheid is slechts dat hij zwijgt, als
Rimbaud. Als deze, kan hij iedere concessie weige
ren en verzaken; als enkele koppigen kan hij zijn
schrijfgewoonten laten verstarren tot een onzinnige
manie; als de meesten zal hij er tenslotte wel in
toestemmen, minder uniek te worden om meer te
maken: het gewone menschenlot, helaas. Dan zal
de wereld wellicht iets goeds van hem prijzen,
zonder te weten hoever het beneden datgene blijft
wat hij gewild had.
Het manifest blijft ook dan van waarde; geloof
de ik dat niet, ik had er hier niet over geschreven.
Wel heeft het deze nadeelen, dat het met komisch
geweld te keer gaat tegen een vijand die al dertig
jaar dood is, het positivisme, en met overdrijving
tegen den" roman; wel komt het met een beroep
op de droom-theorieën van Freud juist nu de we
reld een eb van het Freudisme schijnt te beleven
(merkwaardig, hoe laat in Frankrijk de vloed is
ingetreden); wel betoogt het met nadruk de be
teekenis van den droom en van het onderbewuste
zonder daarbij Proust als meester te noemen
het blijft desondanks een belangrijk geschriftje.
Het is immers zeker dat er in den menschelijken
droom even onverklaarbare als opmerkelijke din
gen gebeuren. Breton verhaalt van een bepaald
gezegde dat hem, en van heele passages die Knut
Hamsun in volkomen of halven slaaptoestand zijn
ingevallen: ze bleken later bruikbaar. De droom
heeft ongetwijfeld een nog ongeweten zin. Het
zekerste middel, weliswaar, om onze
medemenschen hartgrondig te vervelen is voorloopig nog,
hun onze droomen mede te deelen, en de hier be
schreven kunstpoging, die van zulke
mededeelingen veel Wi.g heeft, is dan ook misschien voorbarig;
toch was het goed, voor bestudeering van den
droom te pleiten. En zeker valt het te loven,
dat Breton op zoo warme, welsprekende, ook gees
tige wijze heenwijst naar een andere dan de
dagelijksche wereld (?L'existence est ailleurs"), terwijl
we tenslotte met belangstelling uit zijn aanprijzing
van het onderbewuste eens te meer vernemen, dat
niet heel het jonge Frankrijk eenzijdig intellectua
listisch is. Het kon anders wel eens zoo schijnen.
G.-A. MASSON, G.-A. Masson on Ie parfait
plagiaire, l fr., en L'art d'accommoder les
dassiques, l fr. 50, beide Parijs, Ed. du
siècle, 1924.
Ik wil wel weten dat ik op litteraire parodieën en
pastiches onmiddellijk na ontvangst pleeg aan te
vallen en ze in n zitting uitlees. Niet dat ik
daarop trotsch ben; ik geloof soms dat ik mij er
over moest schamen en dat het lezen van paro
dieën een dier verrukkelijke geheime ondeugden is,
zonder welke het leven te vervelend zou worden
die echter in de oogen eener onverbiddelijke waar
heidsliefde, eener onverstoorbaar ernstige levens
opvatting nooit genade behoorden te vinden. Be
halve dan, indien men het mogelijk wel nuttig
achtte, groote kunstenaars die zich herhalen, die
maniertjes aannemen, die het zich gemakkelijk
maken, door een geestig parodist te zien
nabauwen, en men zich wel pleizierig gewroken
voel'de, voor veel teleurstelling, door de vernuftige
aanwijzing van hun tekorten en aanstcllcrij.
Het best zijn parodieën nog als ze zich naar stijl,
toon en inhoud zoo min mogelijk van het oorspron
kelijke verwijderen. De, uiterst moeilijk te bepalen,
afstand, die zoo gemakkelijk inkrimpt en een
vjlledig samenvallen toelaat, of integendeel bij de min
ste onachtzaamheid van den parodist uitdijt en
grove contrasten doet gapen deze afstand op de
juiste maat is het kenmerk van de goede parodie
of, juister, pastiche. Het bekende tweedeelig werk
van Muller en Reboux, A la maniere de.... (1913),
bevat er verscheidene die geheel geslaagd zijn:
hun Baudelairc, Loti, Péguy, Chateaubriand, b'.v.
Muller is gesneuveld; Reboux beproeft
tegen1) Het schrijven van dit stuk is een priv
handeling", zegt geestig de heer Röell, .in Den
Gulden Winckél van Januari.
woordig in de Nouvelles Littéraires" hun arbeid
alleen voort te zetten, met ongelijk succes; zijn
Victor Hugo, onlangs, leek mij wel goed. Men zal
zeker weten dat bij ons Cornelis Veth en, naar
ik meen, De Sinclair, schuldig zijn aan dezelfde
geestige zonde eigenlijk een echte zonde van het
intellect, tenminste in hoofdzaak.
Over het algemeen vind ik, dat Masson nog nie;
bedreven genoeg is in het bepalen van den afstand.
Vooral in zijn tweede deel plaatst hij te veel grap
pen van het type Homerus met een hoogen hoed",
ontleent te veel details aan de politiek van den
dag, en misbruikt de hoogste litteratuur voor
schuine" toespelingen. Echter is hij ook lang niet
zelden heel goed geslaagd. Zijn Cocteau, Claudel,
Aurel, Gide, Giraudoux, Dante, La Fontaine,
Buffon, Légende dore'e, Voltaire, Boileau zijn voor
treffelijk. Voor de eene helft komt dat doordat
de geparodiëerden niet zóó ontzaglijk eerbied
waardig waren, of men mocht gerust eenige
geestig-schuine verhalen en hedendaagsch-politieke
beschouwingen op hun naam stellen; voor de
andere is het hieraan te danken dat de plagiator"
zich grootere meesters min of meer waardig wist
te maken door rijk geschakeerde vernuftigheid,
een niet onbelangrijken inhoud aan gedachten,
een fijner en gevoeliger toon.
GEORGE DUHAMEL, Le Prince Jaffar, Mercure,
1924, 7 fr. 50.
Ik houd zoo van Duhamel omdat hij altijd schrijft
van een levensgevoel en -beschouwing uit, die mij
de schoonste lijken: die van den vrijen" denker
en gevoeler. Zijn innige religiositeit is niet tot
dogma's verhard; liefde voor zijn land belet bij
hem geen liefde voor andere streken; zijn eigen
moreele gesteldheid laat hem toe die van zijn naas
ten te waardeeren. Hij heeft innerlijk wel een vorm,
maar het is er een die altijd verandert en toch
zichzelf blijft. Zonder dat, trouwens, geen leven:
een levend wezen schijnt wel iets als een vloeiende
kern. En geloof maar dat zijn innerlijke vorm,
ondanks alles, vast is ! En dat hij scherp ziet!
Er moest eigenlijk een woord zijn voer geesten als
hij. Vrijdenkers" is plat en omvat niet alles;
vrijgevoelers" zegt evenmin genoeg en klinkt
voorloopig barok; hun hoofdeigenschap intusschen
is dat ze zich niet onderschikken in een bestaand
verband van zede, religie, politiek, doch van nieu
we politiek, religie en zede onwillekeurig mede
scheppers kunnen worden.
Zulk een geest heeft ditmaal Tunis gezien,
beleefd", zou men willen zeggen, Tunis en zijn
bonte bevolking; een vaste en bevallig bewegende
hand heeft het daarna beschreven. Het resultaat
is.... een lust om te lezen. Er is een heerlijke hu
mor in; ook goedheid, menschenkennis, onopvallen
de diepzinnigheid, fijn begrip van toestanden; een
volmaakte vaardigheid van evocatie, die uit ver
zwijgen evenzeer bestaat als uit zeggen.
Ik heb het al meer te kennen gegeven: Duhame,
is een van de beste levende Fransche schrijvers!
wordt misschien een van de grootsten.
J. T i r: L K o o Y
BERICHTEN EN AAXTEEKENINGEN
L va Berger, Les femmes poëten de la [ielgique; la rie
litteraire et sociale des femmes belges, Perrin, 1924. 8 fr. .
Een vlot geschreven, nuttige studie, over de Waalsche
en de Vlaamsche dichteressen. Wel wat krasse
antiDuitsche uitlatingen ; beschouwingen over de Vlaamsche
beweging, deze laatste tamelijk gematigd. De ijverige
schrijfster publiceerde vroeger o.a. Les femmes poétes de
la Hnllandc.
Emile Boulan, Fi^ures dn XVIIIe siècle. Les
Am<uirenses, Groningen, Noordhoff en Parijs, Arnette. In
een vlug loopenden stijl geschreven vrouwenportretten,
die men met veel genoegen leest. Sclir. beoogt o.a. te
reageeren tegen de soms nog wel gehuldigde, aan Faguet
ontleende opvatting, als zou de 18e eenw ,,ni chrétien
ni francais" geweest zijn ; ook eischt hij meer aandacht
voor de beteekenis van begaafde vrouwen in die eeuw.
Een mooie onderneming: ,,Collection Shakespeare,
texte anglais-francais, publiée sous Ia direction de A.
KOSzul." (Dent & fils, Paris). Klein formaat, geïll,, smakelijk
uiterlijk ; inleidingen. Tot nu toe verschenen : Trni/us
and Cressida, vertaling Lalou (die h. t. 1. thans lezingen
houdt); Hamlet, vert. Jules Derocquigny, e. a. Wie den
Engelschen tekst wenscht te bezitten en daarnaast een
overzetting in een hem beter bekende taal, vindt hier
wat hij zoekt, voor gén geld (6 fr. per deeltje).
AndréGermain, De Prunst a Dada, Kra, 1925. 9 fr.
Zooeven uit. Goedgeschreven essays van een dichterlijk,
geestig, geletterd man. die oordeelt met gezag en dis
tinctie (een der leiders van de Rerue Eiiropcenne^. O.a.
stukken over Proust. Mme de Noailles, Colette, Gide.
Alorand, e Tharaud's. Uiraudoux, vele jongeren.
Een nieuw tijdschrift, belangrijk voor heel Nederland,
niet alleen voor liet Joodsche deel onzer natie : La Rei'iii'
Jai\'e (Gallimard, Paris, 28 frs per jaar, tweemaande
lijkse!!). Leiders o.a. Brandes, Einstein, Freud ; hoofd
redacteur Albeit Cohen. Beginselen: zal alle Joodsche
verlangens vertolken, zoowel de neiging om zich volledig
met de Westersche bevolkingen te assimüeeren, als de
zionistische aspiraties ; ,-chijnt echter, bij alle sympathie
voor deze, preferentie te hebben voor den rasbewusten
Jood die in onze landen (,,1'Occident adorable") blijft
wonen. ,,Nous penserons notre race." Zal wederzijdsch
begrijpen, ook van onze rassen, trachten te bevorderen.
Zal met kalme aandacht en met den wil tot rechtvaar
digheid het tegenwoordige anti-semitisme bestudeeren.
Schijnt in geen geval uitsluitend het Joodsch-r<'//£(>«?<'
standpunt te willen verdedigen ; te dien aanzien ver
toont de ,,Déclaration'' een voorzichtige vaagheid. Een
der leiders, trouwens, is Charles Gide, een Westerling.
Dit vastberaden partijkiezen voor eigen ras is een teeken
des tijds ; vgl. het dichterlijk nationalisme van Maurice
Barre», in zijn jeugd.