De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 7 maart pagina 2

7 maart 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2491 WAT LIGT ER IN FRANKRIJK VOOR ONS? i De titel, oorspronkelijk, luidt: Explication de notre temps, geschreven door Lucien Rjinier ; het boekje is uitgegeven in de serie van de Cahiers verts en heeft iets bijgehouden van het stichtelijk karakter in den beginne door Péguy aan de reeks van zijn publicaties gegeven; het bedoelt een bijdrage te wezen tot de hervorming van Frankrijk. Een hervorming die dieper gaat dan de wijziging van enkele wetsartikels. Daarom is het niet te doen: de houding van den geest ten opzichte van de plichten die men tegenover het vaderland en den tijd heeft te vervullen, dient een verandering te ondergaan. Het hart mankeert er thans nog aan. Weet ge waaraan ge lijdt? zoo spreekt de schrij ver de jeugd van zijn omgeving toe: Ge hebt be hoefte aan liefde en om lief te hebben, en ge aar zelt, ge weet niet aan wie of waaraan u te geven. Maar het geslacht dat is opgegroeid, wacht op u, de hand worde aan 't werk geslagen. Na de teleurstelling in 1870, door de nederlaag tegenover Duitschland, heeft een eerste generatie van mannen, tijdgenooten van Renan en Taine met zoete en bittere woorden afleiding gebracht van de vernederende gedachten; daarop is tegen het eind der eeuw de tijd gevolgd van Barrès, Maurras, die tot een krachtiger leven hebben op gewekt ; de jongste generatie dan, aan 't woord gekomen, heeft in den oorlog de heroieke daad verricht en is zelf daarbij voor het overgrootste deel weggenomen, zonder haar gevoel tot een klare uiting te kunnen brengen. Voor de overblijvenden rest de taak om het werk voert te zetten, kalm, eenvoudig, met het overleg dat zich een bepaald doel stelt, en de middelen wil aangrijpen om het doe! te bereiken. De opofferingen der anderen mogen de jongeren leiden tot rtt op geven van al te hooge verwachtingen en al te grootsprakige leuzen. De dingen moeten onder de oogen gezien zooals ze zijn, ook de liefde mag niet het onmogelijke eisenen. Zoo beproef ik in mijn simpeler taal de luister rijke zinnen van Romier's voorrede weer te geven. Zij vormen een smaakvolle en smakelijke introduc tie, zooals de Franschman haar wenscht, voor het frisch en krachtig, d.i. het nuchter boekje over de moeilijkste problemen van het huishoudelijk en maatschappelijk leven van Frankrijk. Ook voor ons, Nederlanders, valt ten gevolge der helderheid van de methode wel eenig resul taat af. Ik spreek van een boekje, maar de degelijkheid van zijn opzet en de rijkdom van zijn inhoud maken het inderdaad tot een boek dat voor rnenig uurtje op de gedachten beslag legt. Het bouwt zijn argument op van den grond af. Frankrijk had sinds de Middeleeuwen een ge zegende positie in Europa; onder Lodewijk den Heilige, in de dertiende eeuw, reikte het naar een bevolking van twintig millioen, die het normaal kon onderhouden. Zoo is ongeveer met aanwas van enkele millioenen het bevolkingscijfer gebleven tot tegen het eind der 18e eeuw. De natuurlijke gesteldheid van den grond, de ligging aan twee zeeën, de indeeling in provincies wier geaardheid bij algemeene overeenkomst, elkander aanvult, maken het tot den beschaafdsten en machtigsten staat van het werelddeel. ? Maar met het eind van de 18e eeuw begint de tijd aan te breken waarop de natuurlijke bronnen van welvaart de plaats moeten ruimen voor de kunstmatiger middelen van de industrie en van het versnelde internationale verkeer. Daarvan was een verschuiving van macht het gevolg, en zoowel ?buiten 's lands veranderde de verhouding van de staten onder elkander, als er in het binnenland een wijziging plaats greep van den toestand in de verschillende gedeelten van den staat. Het mag onnoodig worden gerekend lang stil te staan bij de opkomst van verschillende landen, voorheen door de natuur ongunstig bedeeld, ten gevolge der ontginning van steenkolenmijnen en de ontzaggelijke toeneming van het machinale "bedrijf, ook de ontwikkeling van het verkeer ter zee en de groei der Vereenigde Staten, met al wat daar aanhangt, rnoet hier onbesproken blijven. Alleen moet ik enkele woorden wijden aan de veranderingen in het binnenland te weeg gebracht op Fransch gebied in den loop der 19e eeuw. Tot voorbij het midden der eeuw is het bestand der dorpen in Frankrijk gelijk gebleven als het vrotger was; dan, in den lateren tijd van Napoleon 111 's regeering is het bevolkingscijfer afgenomen en het land begint te lijden aan teruggang van het aantal geboorten. Hoe lang heeft het geduurd eer men begreep dat met den achteruitgang der dorpen de moedercel werd getroffen die de landsbevolking voedt. De stad verbruikt en nog eerder den ingedrongen werkman dan den gezeten burger; daarentegen het land vult telkens aan. Het dorp is in zijn eenheid gebroken door het gelijkheidsstelsel van het eind der 18e eeuw; dat heeft de orde Waaraan men van oudsher gewoon was opgeheven, de staat is overal tusschen beide gekomen en heeft aan de boeren de vrijheid ont nomen om per testament over hun hoeve te be schikken, het goed is in stukken verdeeld, de natuur lijke groei tot een grooter geheel is tegengegaan; de strijd heeft zich daarbij gevoegd tusschen school en geestelijkheid, en zoo is d: innerlijke kracht van het dorp ontredderd. De landbouw heeft dan geleden onder verschil lende ziekten, zooals b.v. de phylloxera, en wist lang niet hoe daaraan het hoofd te bieden. D^ uitbreiding van het machinewezen ook op de cultuur en de kunstbemesting hebben ten slotte streken in bebouwing gebracht die voorheen daarvoor ongeschikt schenen, dat heeft een ver plaatsing van bevolking ten gevolge gehad, maar de grootste verplaatsing geschiedde naar de steden waar de fabrieken nieuwe werkkrachten vroegen en gelegenheid gaven tot het verdienen van on derhoud. Ook mag hierbij niet worden vergeten de ver meerdering in den modernen staat van het aantal ambten en betrekkingen; onderwijzers worden gevraagd, en landsdienaren van alle mogelijke graden. Van waar komen zij grootendeels, dan van het land? Een terugvoeren van de stad naar het dorp, heeft zijn moeilijkheden in. In den laatsten tijd heeft zich toch een verande ring in den toestand voorgedaan. Ging men voor heen op het voetspoor van Engeland van het denk beeld uit, dat er altoos wel landen buitenaf zouden worden gevonden om voor toevoer van levens middelen, graan en slachtvee, te zorgen, de onder vinding heeft thans geleerd, dat men er niet te zeker op moest rekenen en dat het een veelbeduidende kracht was voor een staat, wanneer hij zijn voorraadschuren steeds bij de hand had. Dit heeft er toe gestrekt om aan het land en het dorp zijn oude beteekenis voor een groot deel terug te geven. En tegelijk is men daarbij tot een levendig besef gekomen, hoezeer de toestand van een onderdeel van het land samenhangt ten eerste met zijn omgeving en daarna met het regelmatig welzijn van het geheel. Het dorp hangt bijv. af van de grootere of kleinere stad in zijn nabijheid, en die is op haar beurt weer afhankelijk van het uitge breider complex der streek waartoe zij behoort. Het is niet doenlijk op dit punt in bijzonder heden te treden. Romicro's boek over de toekomst van Frankrijk is daarom zoo boeiend, omdat de schrijver met heel weinig maar sprekende voor beelden zijn bewijsvoering voor het eigen land overtuigend weet toe te lichten. Een enkel onderwerp, bij hem een breede plaats innemend, zij hier nog met een paar woorden vermeld, het is de verandering, deze laatste tijden door de automobiel aangebracht in verkeer, bedrijf en ook in het landschap. De logge, tyrannieke spoorwegen die alle omstandigheden deed bukken voor zijn massief geweld, heeft een deel van zijn heerschappij moeten afstaan aan zijn bewegelijker en veel tegemoetkomender verwant, die geen spoorlijnen en stations noodig heeft om te weten waar ze heen moet en die haar eigen weg kiest over bergen en dalen. De kleintjes komen wederom tot eer. Maar laat ons daarom de groote indeelingen niet verwaarloozen; zij geven het overzicht over het geheel. De bloedsomloop van Frankrijk stroomt in de vijf groote bekkens, gegraven door de Seine, de Loire, de Garonne, den Rhö:ie en den Rijn Daardoor wordt het land gedraineerd en stort zijn overvloed in een der beide zeeën die de verbinding bewerken met de internationale gemeenschap. DJ groote ophoopingen van steden vertoonen zich daar waar de meeste zijrivieren een gemakkelijken weg vinden naar de hoofdader; de heerschende stad zal zij wezen die den toegang tot de zee ver bindt met het knooppunt der wegen van het land. Het type van c mcentratie is in het Seine-dal de streek' die zich noemt naar Parijs en die de wereld onder het beeld van Parijs kent. Van het Noorden komt de aanvoer uit Vlaanderen en Henegouwen door de dalen van Schelde, Sambre en Oise,.... maar wat geef ik hier al de aardrijkskundige namen op die van Noorden, Oosten, Zuiden en vingers' Corina Bonbons een delicatesse Bijzonder fijne srnaaK Westen naar vereeniging streven m.t het dal van de S'eine en zijn invloed allerwege doen uitstralen. Alleen de helling naar de Middellandsche Zee is van Parijs afgesloten. Het draait den rug toe naar Lyon en Marseille; dat zijn de mededingers van de hoofdstad. Geen van de andere bekkens in het Westen heeft het tegen de Parijsche streek kunnen vol houden, noch dat van de Loire, dat een oogenblik bestemd scheen, in de Middeleeuwen, tot centrum van het land, noch dat van de Garonne dat eveneens droomt van vervallen grootheid, toen Toulouse de bloeiende hoofdstad was. Thans is de groote toekomst voor die streken van het Zuiden gesloten, de oude tegenstelling tusschen Noord en Zuid bestaat niet meer op politiek gebied, het eene is een aanhangsel en een uitbundigheid geworden van het ander. Wil men in Frankrijk een levenschenkende en l venprikkelende oppositie zoeken, dan moet men haar onderscheiden in de helling van het land naar het Oosten en het Westen. De Oostelijke helft is heel scherp en heel karak teristiek uitgesneden door het dal van den Rhóne en van de Saone met zijn verlenging en verbreeding door het dal van den Rijn. Lyon en Marseille hebben hun vrijheid van beweging teruggekregen op den internationalen verkeersweg door de ver binding met Straatsburg, als hoofdpost aan den Rijn. Straatsburg, met Metz als knooppunt aan de Moezel, ligt op den grooten weg van Frankfort naar Antwerpen en Rotterdam en is daarmee op genomen als een brandpunt in het wereldverkeer, waarmee Parijs alleen zijdelings in connectie staat. Men zou misschien nu reeds de vraag kunnen opperen of de rijkshoofdstad bij machte zal wezen om op den duur haar overwicht te handhaven. Zij is het centrum van het bestuur; daarin lii^t een waarborg dat het onmetelijke moeite zal kosten de stad van haar kroon te berooven: in een ge centraliseerd land oefent zij de macht uit, maar die macht steunt op veel kunstmatigs, onder andere op een eigenaardige» bouw van het spoorwegnet dat Parijs buitenmatig heeft bevoordeeld. Er is meer: het heeft geen eigen industrie op groote schaal; het verbruikt, het produceert niet. Een geheel nieuwe politiek zou dienen te worden aan gevat die Parijs direct aansloot bij de zee ; maar heeft de weeldestad daarvoor nog genoeg energie en genoeg kapitaal? Angstige vraag ! W. G. C. B Y v A N c K NIEUWE UITGAVEN Kort overzicht van d.' metaphysica uit weten schappelijk en godsdienstig oogpunt, d< or D. BUR GER, Ic^raar in de Natuurkunde te Am.-.terd:im. Serie Uvensvragen XII 2. Baarn. HollandiaDrukk.rij. Hit Wai'.rpolospd, do ir PAUL BI:ULQUE t n A. DESCARPENTRIES, na:ir dj bewerking van K. H. van Schagen. Rotterdam, N.'gh en \an Ditimr's Uitgevers Mij. Koninklijke Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER &Co. DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl