Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2491
WAT LIGT ER IN FRANKRIJK
VOOR ONS?
i
De titel, oorspronkelijk, luidt: Explication de
notre temps, geschreven door Lucien Rjinier ; het
boekje is uitgegeven in de serie van de Cahiers
verts en heeft iets bijgehouden van het stichtelijk
karakter in den beginne door Péguy aan de reeks
van zijn publicaties gegeven; het bedoelt een
bijdrage te wezen tot de hervorming van Frankrijk.
Een hervorming die dieper gaat dan de wijziging
van enkele wetsartikels. Daarom is het niet te
doen: de houding van den geest ten opzichte van
de plichten die men tegenover het vaderland en
den tijd heeft te vervullen, dient een verandering
te ondergaan. Het hart mankeert er thans nog
aan. Weet ge waaraan ge lijdt? zoo spreekt de schrij
ver de jeugd van zijn omgeving toe: Ge hebt be
hoefte aan liefde en om lief te hebben, en ge aar
zelt, ge weet niet aan wie of waaraan u te geven.
Maar het geslacht dat is opgegroeid, wacht op
u, de hand worde aan 't werk geslagen.
Na de teleurstelling in 1870, door de nederlaag
tegenover Duitschland, heeft een eerste generatie
van mannen, tijdgenooten van Renan en Taine
met zoete en bittere woorden afleiding gebracht
van de vernederende gedachten; daarop is tegen
het eind der eeuw de tijd gevolgd van Barrès,
Maurras, die tot een krachtiger leven hebben op
gewekt ; de jongste generatie dan, aan 't woord
gekomen, heeft in den oorlog de heroieke daad
verricht en is zelf daarbij voor het overgrootste
deel weggenomen, zonder haar gevoel tot een klare
uiting te kunnen brengen.
Voor de overblijvenden rest de taak om het werk
voert te zetten, kalm, eenvoudig, met het overleg
dat zich een bepaald doel stelt, en de middelen wil
aangrijpen om het doe! te bereiken. De opofferingen
der anderen mogen de jongeren leiden tot rtt op
geven van al te hooge verwachtingen en al te
grootsprakige leuzen. De dingen moeten onder de
oogen gezien zooals ze zijn, ook de liefde mag
niet het onmogelijke eisenen.
Zoo beproef ik in mijn simpeler taal de luister
rijke zinnen van Romier's voorrede weer te geven.
Zij vormen een smaakvolle en smakelijke introduc
tie, zooals de Franschman haar wenscht, voor het
frisch en krachtig, d.i. het nuchter boekje over de
moeilijkste problemen van het huishoudelijk en
maatschappelijk leven van Frankrijk.
Ook voor ons, Nederlanders, valt ten gevolge
der helderheid van de methode wel eenig resul
taat af.
Ik spreek van een boekje, maar de degelijkheid
van zijn opzet en de rijkdom van zijn inhoud maken
het inderdaad tot een boek dat voor rnenig uurtje
op de gedachten beslag legt.
Het bouwt zijn argument op van den grond af.
Frankrijk had sinds de Middeleeuwen een ge
zegende positie in Europa; onder Lodewijk den
Heilige, in de dertiende eeuw, reikte het naar een
bevolking van twintig millioen, die het normaal
kon onderhouden. Zoo is ongeveer met aanwas
van enkele millioenen het bevolkingscijfer gebleven
tot tegen het eind der 18e eeuw. De natuurlijke
gesteldheid van den grond, de ligging aan twee
zeeën, de indeeling in provincies wier geaardheid
bij algemeene overeenkomst, elkander aanvult,
maken het tot den beschaafdsten en machtigsten
staat van het werelddeel.
? Maar met het eind van de 18e eeuw begint de
tijd aan te breken waarop de natuurlijke bronnen
van welvaart de plaats moeten ruimen voor de
kunstmatiger middelen van de industrie en van
het versnelde internationale verkeer. Daarvan was
een verschuiving van macht het gevolg, en zoowel
?buiten 's lands veranderde de verhouding van de
staten onder elkander, als er in het binnenland een
wijziging plaats greep van den toestand in de
verschillende gedeelten van den staat.
Het mag onnoodig worden gerekend lang stil
te staan bij de opkomst van verschillende landen,
voorheen door de natuur ongunstig bedeeld, ten
gevolge der ontginning van steenkolenmijnen en
de ontzaggelijke toeneming van het machinale
"bedrijf, ook de ontwikkeling van het verkeer ter
zee en de groei der Vereenigde Staten, met al wat
daar aanhangt, rnoet hier onbesproken blijven.
Alleen moet ik enkele woorden wijden aan de
veranderingen in het binnenland te weeg gebracht
op Fransch gebied in den loop der 19e eeuw.
Tot voorbij het midden der eeuw is het bestand
der dorpen in Frankrijk gelijk gebleven als het
vrotger was; dan, in den lateren tijd van Napoleon
111 's regeering is het bevolkingscijfer afgenomen
en het land begint te lijden aan teruggang van het
aantal geboorten.
Hoe lang heeft het geduurd eer men begreep dat
met den achteruitgang der dorpen de moedercel
werd getroffen die de landsbevolking voedt. De
stad verbruikt en nog eerder den ingedrongen
werkman dan den gezeten burger; daarentegen het
land vult telkens aan.
Het dorp is in zijn eenheid gebroken door het
gelijkheidsstelsel van het eind der 18e eeuw; dat
heeft de orde Waaraan men van oudsher gewoon
was opgeheven, de staat is overal tusschen beide
gekomen en heeft aan de boeren de vrijheid ont
nomen om per testament over hun hoeve te be
schikken, het goed is in stukken verdeeld, de natuur
lijke groei tot een grooter geheel is tegengegaan;
de strijd heeft zich daarbij gevoegd tusschen school
en geestelijkheid, en zoo is d: innerlijke kracht
van het dorp ontredderd.
De landbouw heeft dan geleden onder verschil
lende ziekten, zooals b.v. de phylloxera, en wist
lang niet hoe daaraan het hoofd te bieden. D^
uitbreiding van het machinewezen ook op de
cultuur en de kunstbemesting hebben ten slotte
streken in bebouwing gebracht die voorheen
daarvoor ongeschikt schenen, dat heeft een ver
plaatsing van bevolking ten gevolge gehad, maar
de grootste verplaatsing geschiedde naar de steden
waar de fabrieken nieuwe werkkrachten vroegen
en gelegenheid gaven tot het verdienen van on
derhoud.
Ook mag hierbij niet worden vergeten de ver
meerdering in den modernen staat van het aantal
ambten en betrekkingen; onderwijzers worden
gevraagd, en landsdienaren van alle mogelijke
graden. Van waar komen zij grootendeels, dan
van het land? Een terugvoeren van de stad naar
het dorp, heeft zijn moeilijkheden in.
In den laatsten tijd heeft zich toch een verande
ring in den toestand voorgedaan. Ging men voor
heen op het voetspoor van Engeland van het denk
beeld uit, dat er altoos wel landen buitenaf zouden
worden gevonden om voor toevoer van levens
middelen, graan en slachtvee, te zorgen, de onder
vinding heeft thans geleerd, dat men er niet te
zeker op moest rekenen en dat het een
veelbeduidende kracht was voor een staat, wanneer hij
zijn voorraadschuren steeds bij de hand had.
Dit heeft er toe gestrekt om aan het land en het
dorp zijn oude beteekenis voor een groot deel
terug te geven.
En tegelijk is men daarbij tot een levendig besef
gekomen, hoezeer de toestand van een onderdeel
van het land samenhangt ten eerste met zijn
omgeving en daarna met het regelmatig welzijn
van het geheel. Het dorp hangt bijv. af van de
grootere of kleinere stad in zijn nabijheid, en die
is op haar beurt weer afhankelijk van het uitge
breider complex der streek waartoe zij behoort.
Het is niet doenlijk op dit punt in bijzonder
heden te treden. Romicro's boek over de toekomst
van Frankrijk is daarom zoo boeiend, omdat de
schrijver met heel weinig maar sprekende voor
beelden zijn bewijsvoering voor het eigen land
overtuigend weet toe te lichten.
Een enkel onderwerp, bij hem een breede plaats
innemend, zij hier nog met een paar woorden
vermeld, het is de verandering, deze laatste tijden
door de automobiel aangebracht in verkeer, bedrijf
en ook in het landschap. De logge, tyrannieke
spoorwegen die alle omstandigheden deed bukken
voor zijn massief geweld, heeft een deel van zijn
heerschappij moeten afstaan aan zijn bewegelijker
en veel tegemoetkomender verwant, die geen
spoorlijnen en stations noodig heeft om te weten
waar ze heen moet en die haar eigen weg kiest
over bergen en dalen. De kleintjes komen wederom
tot eer.
Maar laat ons daarom de groote indeelingen
niet verwaarloozen; zij geven het overzicht over
het geheel.
De bloedsomloop van Frankrijk stroomt in de
vijf groote bekkens, gegraven door de Seine, de
Loire, de Garonne, den Rhö:ie en den Rijn
Daardoor wordt het land gedraineerd en stort zijn
overvloed in een der beide zeeën die de verbinding
bewerken met de internationale gemeenschap.
DJ groote ophoopingen van steden vertoonen zich
daar waar de meeste zijrivieren een gemakkelijken
weg vinden naar de hoofdader; de heerschende
stad zal zij wezen die den toegang tot de zee ver
bindt met het knooppunt der wegen van het land.
Het type van c mcentratie is in het Seine-dal de
streek' die zich noemt naar Parijs en die de wereld
onder het beeld van Parijs kent. Van het Noorden
komt de aanvoer uit Vlaanderen en Henegouwen
door de dalen van Schelde, Sambre en Oise,....
maar wat geef ik hier al de aardrijkskundige
namen op die van Noorden, Oosten, Zuiden en
vingers'
Corina
Bonbons
een delicatesse
Bijzonder fijne
srnaaK
Westen naar vereeniging streven m.t het dal van
de S'eine en zijn invloed allerwege doen uitstralen.
Alleen de helling naar de Middellandsche Zee is
van Parijs afgesloten. Het draait den rug toe
naar Lyon en Marseille; dat zijn de mededingers
van de hoofdstad.
Geen van de andere bekkens in het Westen
heeft het tegen de Parijsche streek kunnen vol
houden, noch dat van de Loire, dat een oogenblik
bestemd scheen, in de Middeleeuwen, tot centrum
van het land, noch dat van de Garonne dat
eveneens droomt van vervallen grootheid, toen
Toulouse de bloeiende hoofdstad was.
Thans is de groote toekomst voor die streken
van het Zuiden gesloten, de oude tegenstelling
tusschen Noord en Zuid bestaat niet meer op
politiek gebied, het eene is een aanhangsel en een
uitbundigheid geworden van het ander. Wil
men in Frankrijk een levenschenkende en l
venprikkelende oppositie zoeken, dan moet men haar
onderscheiden in de helling van het land naar het
Oosten en het Westen.
De Oostelijke helft is heel scherp en heel karak
teristiek uitgesneden door het dal van den Rhóne
en van de Saone met zijn verlenging en verbreeding
door het dal van den Rijn. Lyon en Marseille
hebben hun vrijheid van beweging teruggekregen
op den internationalen verkeersweg door de ver
binding met Straatsburg, als hoofdpost aan den
Rijn.
Straatsburg, met Metz als knooppunt aan de
Moezel, ligt op den grooten weg van Frankfort
naar Antwerpen en Rotterdam en is daarmee op
genomen als een brandpunt in het wereldverkeer,
waarmee Parijs alleen zijdelings in connectie staat.
Men zou misschien nu reeds de vraag kunnen
opperen of de rijkshoofdstad bij machte zal wezen
om op den duur haar overwicht te handhaven.
Zij is het centrum van het bestuur; daarin lii^t
een waarborg dat het onmetelijke moeite zal kosten
de stad van haar kroon te berooven: in een ge
centraliseerd land oefent zij de macht uit, maar die
macht steunt op veel kunstmatigs, onder andere
op een eigenaardige» bouw van het spoorwegnet
dat Parijs buitenmatig heeft bevoordeeld. Er is
meer: het heeft geen eigen industrie op groote
schaal; het verbruikt, het produceert niet. Een
geheel nieuwe politiek zou dienen te worden aan
gevat die Parijs direct aansloot bij de zee ; maar
heeft de weeldestad daarvoor nog genoeg energie
en genoeg kapitaal? Angstige vraag !
W. G. C. B Y v A N c K
NIEUWE UITGAVEN
Kort overzicht van d.' metaphysica uit weten
schappelijk en godsdienstig oogpunt, d< or D. BUR
GER, Ic^raar in de Natuurkunde te Am.-.terd:im.
Serie Uvensvragen XII 2. Baarn.
HollandiaDrukk.rij.
Hit Wai'.rpolospd, do ir PAUL BI:ULQUE t n
A. DESCARPENTRIES, na:ir dj bewerking van
K. H. van Schagen. Rotterdam, N.'gh en \an
Ditimr's Uitgevers Mij.
Koninklijke Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER &Co.
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
Verhuizingen per Auto-Trein