De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 7 maart pagina 4

7 maart 1925 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2491 WIJ EN INDI Het is stellig een verheugend verschijnsel dat in den laatsten tijd een duidelijk streven merkbaar is om het Nederlandsche volk wat meer kennis bij te brengen en laat ons hopen ook wat meer belangstelling voor land en volk van onze Oost. Dat ook die verschillende nieuwsbladen en perio dieken, welke een tamelijk groote verspreiding onder ons volk hebben, gaarne hunne kolommen voor dit goede doel openstellen, valt niet genoeg te loven. Want tot nu toe liet die kennis, zoowel als die belangstelling, niet alleen zeer veel te wenschen over, maar was zij voor de groote massa vrijwel gelijk nul te tellen l O, zeker, op de scholen wordt ook de aardrijkskunde van Ned.-Indi behandeld, doch deze behandeling geschiedt tamelijk oppervlakkig en wij zouden er stellig zeer op vooruitgaan, indien tenminste op de hoogere burgerscholen'en de scholen voor uitge breid lager onderwijs b.v., n uur per week gewijd werd aan land- en volkenkunde van Indië. Meer dan ooit toch is het noodig, dat het Nederlandsche volk wordt wakker geschud uit den dommel, waarin het zich ten opzichte van Indiëbevindt, dat het eindelijk inziet, hetgeen zich daarginds, waar meer en meer tot op heden nooit gekende rechtmatige verlangens en grieven tot uiting komen, bezig is te voltrekken en dat het bijtijds nog zal kunnen handelen, voordat het te laat is, voordat het voor onaangename gebeurtenissen zal komen te staan, welke zoowel voor Holland als voor Indiënoodlottig kunnen wezen. Waar hier dus, naar onze meening, zulke groote belangen op het spel staan, mogen wij zeker als eisch stellen, dat de Aufklarung", welke in deze gegeven wordt, juist zij en dat men vooral goed het kal van het koren onderscheidt. Dit laatste is echter, helaas, niet altijd het geval en zoo nu en dan verschijnt er nog wel eens een artikel, dat nimmer geplaatst had moeten worden, niet alleen in de eerste plaats, omdat het minder juist is, maar meer nog, wijl het er slechts toe zal kunnen bijdragen om de groote animositeit, welke toch reeds tusschen overheerscher en overheerschte bestaat hoe lang nog zullen wij deze woorden moeten blijven gebruiken om de verhouding tusschen het volk van Nederland en dat van Indiëweer te geven ? nog te vergrooten instede van op te wekken tot wat leiden kon tot wederzijdsche waardeering en steun. Een dergelijk artikel nu las ik enkele dagen geleden, waarin de auteur eene wel zeer ver bluffende mededeeling deed, welke in het kort hierop neerkwam, dat de inlanders voor het meerendeel zijn: leugenachtig, diefachtig en dom. Wel is waar wordt er tegelijkertijd een lans gebroken voor die zelfde inlanders, werden ook wel eenige goede eigenschappen in hen opgenoemd, doch dit geschiedt dan toch weer met de, laat ik het noemen bekends verwatenheid, waarmede het gros der blanken nog altijd meent te moeten oordeeler. omtrent al wat tot de gekleurde rassen behoort. Eigenaardig is hst wel, dat deze uitspraak gedaan wordt door iemand, die enkele jaren in Indiëdoorbracht, of daar nog woont, en dus tot een beter becordeelen van de mcnschen daar ginds in staat mocht worden geacht. Zor, de auteur van dit artikel dan, gedurende de jaren in Indiëdoorgebracht, altijd zulke treurige ervaringen met de inlanders hsbben opgedaan, dat een derge lijke uitspraak volkomen gewettigd is? Ik kan en wensen dit niet te gelooven, te meer v.-aar mijn eigen ervaringen toch geheel anders zijn. Doch laten wij deze wel vrij droevige beoor deeling eens nader beschouwen en zien, '.vat er tegen aan te voeren is. Maar alvorens hiertoe over te gaan moet mij nog een andere opmerking van hel h?.rt: Men spreekt zoo vaak over den inlander", doch vergeet daarbii hoe reusachtig groot Ned.-Indiëis, hoeveel verschillende volkeren daar wonen, die soms vrij veel in karaktereigenschappen met elkaar verschillen, zoodat het dus, bij het aanstippen van vermeende gebreken, een groote fout is dezen verzamelnaam te gebruiken, omdat men zoodoende allen over nzelfde kam scheert. Maar nu ter zake. De inlander in het algemeen dus?is leugen achtig en dit alles wordt gebaseerd op het feit, dat hij zich z.n. door toepassing van allerlei slinksche manieren tracht te redden uit een voor hem minder prettigen toestand. Bijvoorbeeld: AH wij hebben op het oogenblik een Soendaneeschen bediende op het oog Ali dan heeft een kopje gebroken en dit weer, de stukken netjes op elkaar gepast, in de zoogen, dispenskast geplaatst. Natuurlijk wordt deze snoode daad al spoedig ontdekt en mevrouw roept Ali ter verantwoording. Groote verbazing van diens zijde, uitgedrukt door een langgerekt Wan". Daar begrijpt hij niets van, enz. Maar nu vraag ik: Is dit niet precies comme chez nous"? Ik noem hier nu een bepaald en veel voorkomend feit, doch zou misschien nog wel honderd andere feiten op kunnen noemen, welke echter ook alle hun evenknie hier vinden. Waarme de ik maar wil zeggen, dat men hier tenminste evenveel tot liegen en draaien geneigde menschen zal aantreffen als daarginds en trouwens, hoeveel menschen zouden er wel zijn, die steeds eerlijk en ruiterlijk uitkomen voor hetgeen zijm isdreven hebben? Ik meen, dat dezen met een lantaarntje te zoeken zijn. En nu die zucht tot stelen. Natuurlijk komt dan op de proppen het feit van de kokki, die van het haar gegeven passargcld altijd een paar centen versnoept aan sirih, of wat dan ook. De auteur vindt dit trouwens zelf niet het ergste. Wel, ik ook niet en ik denk daarbij dan maar weer aan toestanden hier. Nu wil ik in het geheel geen blaam werpen op onze Hollandsche dienstboden in het algemeen, doch alleen maar opmerken,dat er vele zijn, die bijv. door hare mevrouw uitgestuurd om groenten te koopen, deze groenten niet alleen veel te duur inslaan, maar bovendien veel en veel te lang uitblijven. Daar zijn hier ver ontschuldigingen. In de eerste plaats al koopt deze dienstbode niet voor haarzelf en behoeft zij dus volgens haar meening tenminste niet af te dingen dit doet kokki als regel wel ! , boven dien kan mevrouw het dubbel en dwars betalen en moet je iedereen zijn verdienste gunnen. Zij blijft veel te lang weg, maar die groente boer is toch zoo'n alleraardigste man; niet alleen kan h:j zoo allergezelligst praten, maareen lekkere appel of peer kan er ook nog wel altijd op over schieten. Nogmaals, ik wil geen blaam werpen op onze Hollandsche dienstboden in het algemeen, doch het feit bestaat en ik laat het aan een ieder over om voor zichzelf een vergelijking te trekken tus schen deze Indische kokki en haar Westcrsche zuster. Er worden nu nog wel enkele andere feiten aangehaald om de diefachtigheid der inlanders te illustreeren, doch wij willen hier maar niet verder op ingaan, want het is eigenlijk allemaal lood om oud ijzer en door niets wordt onomstootelijk bewezen, dat de inlander op het gebied van stelen en alles wat daartoe gerekend kan worden, zooveel lager staat dan de Westerling. Bijna zou ik meenen, dat hij integendeel hooger staat, doch dit is iets wat de statistieken uit zouden moeten maken. Het is echter een bekend feit, dat het stelen bij volkeren, welke nog niet of nog weinig met onze zoogenaamde beschaving in aanraking zijn gekomen, weinig voorkomt. Waar uit men weer zijne gevolgtrekking ten opzichte van onze hooggeroemde beschaving kan maken. Ten slotte zou ik onze eigen rasgenooten nog wel willen wijzen op de vele fraudes door Europea nen, welke in den laatsten tijd in onze Oost aan den dag zijn gekomen, en vooral ook op het reeds zoo lang bestaande euvel der zoogen, retourcommissies, waartegen eerst in den laatsten tijd met kracht wordt opgetreden en de vraag willen stellen: Hoe stelt gij u den gcdachtengang voor van den inlander in deze ten opzichte van de blanke rassen? Het meerendeel der inlanders is analphabeet en dus mag men van hen niet verwachten, dat zij zullen kunnen nadenken ais een volwassen Wester ling; met andere woorden gezegd, ze zijn dus dom. Nu is dit woord dom" zeer betrekkelijk. Zooveel voorbeelden sis de westerling kan aanhalen om de domheid van den inlander aan te toonen, zooveel kan omgekeerd de laatste opwerpen om de dom heid van dezen te bewijzen. Het komt stellig veel voor, dat de inlandsche bediende een gegeven opdracht niet goed of slechts ten halve uitvoert, omdat hij deze niet goed heeft begrepen. In dit geval is echter altijd de inlander dom, niet natuurlijk de hij ol zij. die menigmaal zeer slecht op de hoogte van de taal des lands, toch vergt, dat hun kromme wijze van zich uitdrukken be grepen wordt. Zoo dikwijls ook wordt den inlander zijn totaal ontbreken van eunig begrip van hygiëne verweten, doch is het hiermede bij ons eigen volk dan zoo bijzonder goed gesteld, in aanmerking genomen dan ciie meerdere ontwikkeling? Laat ik weer eens twee voorbeelden tegenover elkaar stellen. Eens heb ik op Java mij geërgerd, maar ook moeten lachen om de wel /eer bijzondere wijze, waarop een waronghouder de borden schoon maakte, waarvan de gaande en komende man rijst met stroop en Javaansche suiker nuttigde. Eén enkele streek met een walgelijk vieze lap over het gebruikte bord en dit was oogenschijnlijk schoon en weer voor het gebruik gereed. Hier staat tegenover het volgende, dat in ons - gezegend landje gebeurde. Een, op het oog knappe en zindelijke, boerendeerne Ind haar intrede als dienstbode gedaan. Op zekeren dag had zij met warm water de trap schoongemaakt on toen mevrouw eenige oogenbükken daarna toevallig in de keuken kwam, vond zij daar haar gedienstige bezig om in het smerige water, dat voor de trap TUNSPOIIT Mij. H O Ut H D", Weesperzijde 94, AMSTERDAM Telefoon 51271. Tel.-Adres Transport' VERHUIZINGEN, ook per gesloten auto verhuiswagens met aanhangwagen. Binnen een rayon van 8O Km. bespaart men Hotelkosten. BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ Machinale Stofreiniging. Bewaarplaatsen voor Inboedels gebruikt was, borden om te wasschen. Want.... het water was nog zoo lekker warm ! Wij zullen het hierbij laten. Ik noemde het artikel niet, dat mij tot dit schrijven zette, omdat dit eigenlijk minder terzake doet en omdat het bovendien slechts weergeeft de hier algemeen verbreide meening, welke men ten opzichte van het volk daarginds koestert en die blijkbaar zoo diep heeft wortel geschoten, dat zelfs menschpn, die reeds cenigen tijd in Indi hebben doorgebracht waarschijnlijk op n der hoofdplaatsen zich nog niet geheel en al daaraan hebben kunnen ontworstelen. En een dergelijke meening kan niet genoeg bestreden worden. J. . S i N i A NIEUWE BOEKEN Deel IV van ,,Het Boek voor het Kind", uitgave van H. Meulenhoff te Amsterdam: Het Vertelselbuek, met bijdragen van J. van Ammers-Kuller, Hermanna, Ida Heijermans, N. van Hichtum, W. . van der Hulst, Emmy van Lokhorst en Margaretha Meijboom. De illustraties zijn van Eelco ten Harmsen v. d. Beek: de bandteekening is vervaardigd door Jan Wiegman. Aflevering 4 van de Wonderen der Oudheid (uit gevers Maatschappij Elsevier" te Amsterdam) bevat, Groote Bouwmeesters: de Maya-wonderen, Groote Monumenten: De kolossen van Meninon", odentempels: Baalbek en Boio-Boedoet', Merk waardige steden: Pompeji. Korenbloemen. Nederlandsche gedichten van CÜNSTANTIN HUYGKNS, Ridder, met aanteekeningen van Dr. J. van Vloten. Eerste en tweede deel. Derde druk, herzien en met vele aanteekeningen vermeerderd door Dr. J. Heinsius. No. 2 van de Nieuwe Tooneelbibliotheek, onder leiding van Jean Stapelveld bevat Drie Eenacter*. van JAN FABKICIUS. HETBOEK VAN DEWEEK De 2e druk van Ank is 'n Malle DOOR PAMELA WIJNNE HET Succesboek van 1924 u;t h:t Engelsch vertaald door CHR. MORESGO BRANTS Prijs gebondjn in gdllustr. omslag f250 Vltff n m U» Mum l VAIEIOOIF, A'dirn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl