Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2491
HET SOCIAAL-DEMOCRATISCH ONTWAPENINGSVOORSTEL
Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan
LE RÊVE
(Vrij naar Ed. Detaillei
GROEI EN KARAKTER DER
Z.-AFRIKAANSCHE BEVOLKING
De voorouders der tegenwoordige
Hollandsensprekende bevolking vin Zuid-Afrika, de
Hollandsche, Duitsche en Fransche kolonisten van
het einde der 17e eeuw, wier karaktereigenschap
pen, zooals in een vorigen brief *) aangetoond, door
de tijden heen bewaard zijn gebleven, kwamen
hier vol energie, vol werklust en ontginningsdrang.
Het waren gezonde mannen en vrouwen, doorgaans
van groote physieke kracht, eenvoudig in hun
begeerten, voor hun geestesleven in hoofdzaak
steun zoekend in een streng geloof. De uitgezochte
kolonisten dus voor een nieuw en onontgonnen
land, dat -niets anders biedt dan wat de natuur
oplevert. Ook wel anderen, meer verfijnden, of
niet aan het eenvoudige landleven gewenden
kwamen hier, maar in den strijd om het bestaan
werden ze weldra onderdrukt, weggedrukt, zoch
ten spoedig een goed heenkomen. Daar alleen
landbouw of veeteelt in aanmerking kwam, was
dit een natuurlijk proces van afscheiding der
ongeschikten.
Voor de uitverkorenen" was weggelegd het
groote land te ontginnen. Hun energie, kracht
en werklust waren tegen deze taak opgewassen,
maar werden belemmerd door verschillende
oorzaken.
De voornaamste was deze, dat de O. I. compagnie
vrijwel allen handel onmogelijk maakte. De
kolonisten, die met weinig kapitaal moesten
werken, legden zich natuurlijkerwijze toe op
de gemakkelijkste productie, wijn, fruit, groenten,
waarvan de afzet onmogelijk bleek. Dit wekte
ontmoediging en het resultaat was, dat de land
bouwer zich niet meer op een speciale productie
toelegde, die hij toch met kwijt kon, doch zijn
uitgestrekte farm slechts tot eigen onderhoud
gebruikte, er een economischer, staat in den staat
van maakte. De doodende invloed eener dergelijke
politiek is ontzaggelijk.
Productie wordt beheerscht, geregeerd door
consumptie, docr afzetmogelijkheid. Wordt deze
laatste beperkt, door welke omstandigheid ook,
dan zal ook de productie worden ingekrompen.
Wordt de afzet onmogelijk gemaakt, zooals hier
het geval was, dan zal de productie in dier mate
worden geknot, van de oorspronkelijke richting
worden afgeleid, dat ze zich noodgedwoneen
alleen daarvoor zal laten gebruiken, om in het
levensonderhoud van den producent te voorzien.
Wat dit op den duur voor het jong ontgonnen
land beteekende0
Minieme productie brengt mee consumptie
alleen van het uiterst noodige, geringe koop
kracht, verhindering van kapitaalvorming. Als
gevolg hiervan: een uiterst lagen levensstandaard,
geen behoefte aan Europeesche
beschavingsproducten en F.uropeesche beschaving, hetgeen
juist in de ras omhoogspringcnde
berchavingsperiode der 18e en l'ie eeuw een groote achter
lijkheid en bekrompenheid beteekende. Weinig
of geen onderwijs, waardoor dus bij elk volgend
geslacht de achterlijkheid grooter werd. Elke
farm werd dus haast een geïsoleerd koninkrijkje
meest een zeer poover koninkrijkje, dat de buiten
wereld niet van noode had. Ds energie verslapte.
Men leefde en teerde op de productie van eigen
grond. En leverde deze niet voldoende meer, dan,
inplaats van intensief te gaan bebouwen om zon
koopkracht te scheppen, gaf men er de voorkeur
aan, te gaan trekken en elders de tenten weer op
te slaan.
Aldus ontstond de Afrikaansche 'ooerenbevoking:
in armoede, en gebrek aan materieele en
irttcllectueele behoeften, in bekrompenheid en conserva
tisme, in'isolatie, afscheiding van beschavingsgroei.
Nog een andere factor werkte in dezelfde
richting. Het land was groot en goedkoop. Kapitaal
was schaarsch. Het was dus de eenige weg om de
productie over een zoo uitgestrekt mogelijk
gebied te verspreiden. Dit kon de boer zelf niet
doen. Ondanks zijn in het begin groote werklust
en energie was hij hiervoor aangewezen op
goedkoope werkkracht. Blanken waren daarvoor niet
beschikbaar. De I lottentotten waren volkomen
ongeschikt voor geregelden arbeid.
Het eenige middel was dus invoer van slaven,
hetgeen dan ook op vrij groote schaal geschiedde.
Zoo werden de voornaamste productievcrrichtingeu
gebaseerd op slavenarbeid. Ten eerste verslond
dit veel kapitaal, dat naar het buitenland vloeide.
Ten tweede is slavenarbeid slechte arbeid. Ten
derde, en dit was wel het ergste, ontwent liet den
heer aan werken, verslapt de persoonlijke energie.
De slavernij is sedert 1834 afgeschaft. Maar het
kwaad had zich diep genesteld. De boer voelde
zich niet als boer of als landbouwer, maar als plan
ter, als plantageondernemer. Hij liet voor zich
werken. Dit is ten deele zoo gebleven. De positie
die de gekleurde op het land inneemt, veischilt,
economisch althans, weinig van slavernij.
En nog steeds laat de boer voor zich werken.
Er zijn natuurlijk vele, die ook op deze wijze den
teugel in handen kunnen houden, door streng
toezicht, tucht en discipline ook dit soort arbeid
hoogst productief kunnen maken. Hun kan men
Afrika's toekomst rustig toevertrouwen. Waar
velen zijn er ook, die verleerd hebben zelf de
handen uit te steken, die door het iugegroeide
conservatisme, dat van wetenschappelijke
landontginning, niets wil weten, achter tle vele
landplagen aanloopen, inplaats van ze te
vorkomen, die door hun ingeboren slapte alles aan
den zwarte overlaten, irrigatiemaa»rgcle!i van
de regeering tegenwerken of er zich lijdelijk
tegen verzetten. Z'j werken den vooruitgang
van het land tegen, maar rn'lerviiiden nvest
ook de nadeeligc gevolgen: dat hun toch reeds
klein kapitaal wegslinkt, dr.t de farm r.iel meer
rendabel werkt. Dan loont zich hun. si;;pte.
Inplaats van door te zetten en zeil met vrouw en
kinderen aan te grijpen, zooals de Etiropeesche
boer tenslotte gewoon is, geven zij het op en
trekken van het land naar de steden, waar slechts
hopelooze ellende on hen ivaeht.
Voor ons ligt de geschiedenis van een jtmg ras.
Bezien wij de geschiedenis goed, dan komen we er
toe, ons zelf als Hollanders een zwaren schuld
op de schouders te drukker. Door de zelfzuchtige
politiek onzer vooronder*, die uitsluitend liet
geldelijk belang hunner compagire op het oog
hadden, werd al terstond de energie cl e r eerste
kolonisten den kop ingedrukt. Zij worden op
zichzelf aangewezen, groeiden uit tot ecu buiten
de wereld staand geïsoleerd-economische eenheid,
die geen koopkracht ko>i fabriceeren, wier be
hoeften in zichzelf bevredigd konden worden. Een
noodwendige ineensmelting volgde, die de iso
latie versterkte. Een nieuw ras vormde zich vlug,
dat echter in zich droeg ten deelc de kc-nnierken
die de politLk onzer voorouders het had opge
drongen.De rassenkwestie, de nog steeds bestaande
scheiding tusschen het Afrikaansch en het
Engelsch element heeft het Afrikaansch ras nog
vaster samengebonden.
Hei valt niet te betwijfelen, dat dit aan. de eene
zijde grcote nadeden heeft, waar, zooals gezegd,
een «root deel zich niet uit de conservatieve
slapte heeft kunnen uitwerken. Maar zeker is dat
aan de andere zijde, de degelijke bestanddeelen
van het Afrikaansch volk in zich sterk genoeg
zullen zijn, om, als de tijd gekomen is, frisch het
hoofd op te steken en met moed en durf in door
zettingsvermogen ook de kracht er toe /uilen
hebben, Zuid-Afrika te zuiveren v;m het knagende
siaptekwaad. Hiertoe zullen ook wij Hollanders
kuunep. meewerken: wij /uilen er toe moeten
bijdragen wn het land, dat wij eens /on slecht
gekoloniseerd en daardoor verloren hebben, e c n
groote plaats te geven in 's werelds
voorraadschuren. Dr. P. C .-?. r 'L
*) ncne Amsterdammer 2488.