De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 7 maart pagina 6

7 maart 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2491 HET SOCIAAL-DEMOCRATISCH ONTWAPENINGSVOORSTEL Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan LE RÊVE (Vrij naar Ed. Detaillei GROEI EN KARAKTER DER Z.-AFRIKAANSCHE BEVOLKING De voorouders der tegenwoordige Hollandsensprekende bevolking vin Zuid-Afrika, de Hollandsche, Duitsche en Fransche kolonisten van het einde der 17e eeuw, wier karaktereigenschap pen, zooals in een vorigen brief *) aangetoond, door de tijden heen bewaard zijn gebleven, kwamen hier vol energie, vol werklust en ontginningsdrang. Het waren gezonde mannen en vrouwen, doorgaans van groote physieke kracht, eenvoudig in hun begeerten, voor hun geestesleven in hoofdzaak steun zoekend in een streng geloof. De uitgezochte kolonisten dus voor een nieuw en onontgonnen land, dat -niets anders biedt dan wat de natuur oplevert. Ook wel anderen, meer verfijnden, of niet aan het eenvoudige landleven gewenden kwamen hier, maar in den strijd om het bestaan werden ze weldra onderdrukt, weggedrukt, zoch ten spoedig een goed heenkomen. Daar alleen landbouw of veeteelt in aanmerking kwam, was dit een natuurlijk proces van afscheiding der ongeschikten. Voor de uitverkorenen" was weggelegd het groote land te ontginnen. Hun energie, kracht en werklust waren tegen deze taak opgewassen, maar werden belemmerd door verschillende oorzaken. De voornaamste was deze, dat de O. I. compagnie vrijwel allen handel onmogelijk maakte. De kolonisten, die met weinig kapitaal moesten werken, legden zich natuurlijkerwijze toe op de gemakkelijkste productie, wijn, fruit, groenten, waarvan de afzet onmogelijk bleek. Dit wekte ontmoediging en het resultaat was, dat de land bouwer zich niet meer op een speciale productie toelegde, die hij toch met kwijt kon, doch zijn uitgestrekte farm slechts tot eigen onderhoud gebruikte, er een economischer, staat in den staat van maakte. De doodende invloed eener dergelijke politiek is ontzaggelijk. Productie wordt beheerscht, geregeerd door consumptie, docr afzetmogelijkheid. Wordt deze laatste beperkt, door welke omstandigheid ook, dan zal ook de productie worden ingekrompen. Wordt de afzet onmogelijk gemaakt, zooals hier het geval was, dan zal de productie in dier mate worden geknot, van de oorspronkelijke richting worden afgeleid, dat ze zich noodgedwoneen alleen daarvoor zal laten gebruiken, om in het levensonderhoud van den producent te voorzien. Wat dit op den duur voor het jong ontgonnen land beteekende0 Minieme productie brengt mee consumptie alleen van het uiterst noodige, geringe koop kracht, verhindering van kapitaalvorming. Als gevolg hiervan: een uiterst lagen levensstandaard, geen behoefte aan Europeesche beschavingsproducten en F.uropeesche beschaving, hetgeen juist in de ras omhoogspringcnde berchavingsperiode der 18e en l'ie eeuw een groote achter lijkheid en bekrompenheid beteekende. Weinig of geen onderwijs, waardoor dus bij elk volgend geslacht de achterlijkheid grooter werd. Elke farm werd dus haast een geïsoleerd koninkrijkje meest een zeer poover koninkrijkje, dat de buiten wereld niet van noode had. Ds energie verslapte. Men leefde en teerde op de productie van eigen grond. En leverde deze niet voldoende meer, dan, inplaats van intensief te gaan bebouwen om zon koopkracht te scheppen, gaf men er de voorkeur aan, te gaan trekken en elders de tenten weer op te slaan. Aldus ontstond de Afrikaansche 'ooerenbevoking: in armoede, en gebrek aan materieele en irttcllectueele behoeften, in bekrompenheid en conserva tisme, in'isolatie, afscheiding van beschavingsgroei. Nog een andere factor werkte in dezelfde richting. Het land was groot en goedkoop. Kapitaal was schaarsch. Het was dus de eenige weg om de productie over een zoo uitgestrekt mogelijk gebied te verspreiden. Dit kon de boer zelf niet doen. Ondanks zijn in het begin groote werklust en energie was hij hiervoor aangewezen op goedkoope werkkracht. Blanken waren daarvoor niet beschikbaar. De I lottentotten waren volkomen ongeschikt voor geregelden arbeid. Het eenige middel was dus invoer van slaven, hetgeen dan ook op vrij groote schaal geschiedde. Zoo werden de voornaamste productievcrrichtingeu gebaseerd op slavenarbeid. Ten eerste verslond dit veel kapitaal, dat naar het buitenland vloeide. Ten tweede is slavenarbeid slechte arbeid. Ten derde, en dit was wel het ergste, ontwent liet den heer aan werken, verslapt de persoonlijke energie. De slavernij is sedert 1834 afgeschaft. Maar het kwaad had zich diep genesteld. De boer voelde zich niet als boer of als landbouwer, maar als plan ter, als plantageondernemer. Hij liet voor zich werken. Dit is ten deele zoo gebleven. De positie die de gekleurde op het land inneemt, veischilt, economisch althans, weinig van slavernij. En nog steeds laat de boer voor zich werken. Er zijn natuurlijk vele, die ook op deze wijze den teugel in handen kunnen houden, door streng toezicht, tucht en discipline ook dit soort arbeid hoogst productief kunnen maken. Hun kan men Afrika's toekomst rustig toevertrouwen. Waar velen zijn er ook, die verleerd hebben zelf de handen uit te steken, die door het iugegroeide conservatisme, dat van wetenschappelijke landontginning, niets wil weten, achter tle vele landplagen aanloopen, inplaats van ze te vorkomen, die door hun ingeboren slapte alles aan den zwarte overlaten, irrigatiemaa»rgcle!i van de regeering tegenwerken of er zich lijdelijk tegen verzetten. Z'j werken den vooruitgang van het land tegen, maar rn'lerviiiden nvest ook de nadeeligc gevolgen: dat hun toch reeds klein kapitaal wegslinkt, dr.t de farm r.iel meer rendabel werkt. Dan loont zich hun. si;;pte. Inplaats van door te zetten en zeil met vrouw en kinderen aan te grijpen, zooals de Etiropeesche boer tenslotte gewoon is, geven zij het op en trekken van het land naar de steden, waar slechts hopelooze ellende on hen ivaeht. Voor ons ligt de geschiedenis van een jtmg ras. Bezien wij de geschiedenis goed, dan komen we er toe, ons zelf als Hollanders een zwaren schuld op de schouders te drukker. Door de zelfzuchtige politiek onzer vooronder*, die uitsluitend liet geldelijk belang hunner compagire op het oog hadden, werd al terstond de energie cl e r eerste kolonisten den kop ingedrukt. Zij worden op zichzelf aangewezen, groeiden uit tot ecu buiten de wereld staand geïsoleerd-economische eenheid, die geen koopkracht ko>i fabriceeren, wier be hoeften in zichzelf bevredigd konden worden. Een noodwendige ineensmelting volgde, die de iso latie versterkte. Een nieuw ras vormde zich vlug, dat echter in zich droeg ten deelc de kc-nnierken die de politLk onzer voorouders het had opge drongen.De rassenkwestie, de nog steeds bestaande scheiding tusschen het Afrikaansch en het Engelsch element heeft het Afrikaansch ras nog vaster samengebonden. Hei valt niet te betwijfelen, dat dit aan. de eene zijde grcote nadeden heeft, waar, zooals gezegd, een «root deel zich niet uit de conservatieve slapte heeft kunnen uitwerken. Maar zeker is dat aan de andere zijde, de degelijke bestanddeelen van het Afrikaansch volk in zich sterk genoeg zullen zijn, om, als de tijd gekomen is, frisch het hoofd op te steken en met moed en durf in door zettingsvermogen ook de kracht er toe /uilen hebben, Zuid-Afrika te zuiveren v;m het knagende siaptekwaad. Hiertoe zullen ook wij Hollanders kuunep. meewerken: wij /uilen er toe moeten bijdragen wn het land, dat wij eens /on slecht gekoloniseerd en daardoor verloren hebben, e c n groote plaats te geven in 's werelds voorraadschuren. Dr. P. C .-?. r 'L *) ncne Amsterdammer 2488.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl