De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 7 maart pagina 7

7 maart 1925 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2491 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Clichés Van Leer AMSTERDAM FABR. VAM ota PUTT & ot VLAM BOUWT IN HET OOSTERPARR TE BILTHOVEN IILICHTIUEI IERSTIEKT DE DIRECTIE TEL. INf. :?No. 6538 DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 3.?per kwartaal of f 10.?per Jaar bij vooruitbetaling. PEEK & CLOPPENBURG DE GROENVINKEN Den heelen winter door zijn ze bezig geweest in mijn wilde rozen en daar heb ik om zoo te zeggen iederen dag plezier van gehad. Ik rekende bij het thuiskomen er altijd alvast maar op, dat ze in de haag of in de struiken zouden zitten en dat kwam in de morgenuren dan ook meestal uit en je zag dan het gemoedelijke mollige vogeltje met zijn genoeglijk dikken snuit bezig op de roode bottels. De grijsgroene dieren waren niet eens zoo heel gemakkelijk te zien in het gewarrel van de groene rozetwijgen en je moest eigenlijk heel goed letten op ongewoon beweeg van takjes, om ze te ontdekken. Dan even stilstaan en zien hoe ze een bottel openscheuren en daaruit de harde pitjes halen, die ze stuk knijpen tusschen hun stevige kaken, om de voedzame zaadjes te bereiken. Niet dikwijls komen de pooten te hulp, de groenvink doet alles maar het liefst met zijn dikken vleeschkleurigen snavel. Vandaag is de laatste bottel er aan gegaan en nu komen straks de dennekegels en sparrekegels aan de beurt, wanneer die zich gaan openen op de droge zonnige dagen, die we nu weldra mogen verwachten. Noordoosten wind, harde donkerblauwe lucht en een fel zonnetje, dat met zijn stralen de crocussen en sneeuwklokjes, het speenkruid en hoefblad dwingt om zich zoo wijd mogelijk te openen. Buiten de zon is het dan flink guur, tot onbewuste vreugd der klagers. Dan knallen de dennekegels open en daar komen dan de meezen op af, de boom klevers en de groenvinken en aardig is het, om te zien hoe netjes ze de gevleugelde zaden tusschen de kegelschubben uit peuteren. De groenvink hangt dan aan de kegels en steunt zich met vleugelgefladder en staartgesprei en verbaast u door zijn heldere kleuren. Het groengrijs en grijsgroen van den winter is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor helder geel en zwart aan vleugels en staart, ook geel aan de buikzijde en onder de vleugels, mooi groen op den romp en kop, met mooi blauwgrijs afgewisseld. Al die kleuren had hij in den winter ook al, maar ze zaten verscholen onder breede grijze zoomen van de veeren. Die zoomen zijn nu afgestooten. 5, Verleden week, om precies te zijn op 16 Februari, zongen hier opeens een menigte groenvinken; in de boomen bij de Beek zaten er een stuk of acht bij elkaar. Dat heeft zich twee dagen herhaald en daarna hoorden we ze niet meer en zag ik er geen andere, dan het tweetal in mijn rozen. Ze zijn wel verder getrokken, deze reizigers van het vroege voorjaar. Het is echt een verschijnsel van deze maanden; telkens troepjes van opgewekte vogels, die een dag of zoo onze aandacht trekken door zenuwachtighcid en zang en dan opeens verdwijnen. Het is in de eerste week van Januari begonnen met de groote lijsters of mistellijsters, toen met spreeuwen, zanglijsters, roodborstjes, daarna boomleeuweriken, akkerleeuweriken, heggemuschjes. Een poosje later blijken scmmige hier standvastig aanwezig te zijn en 't is niet altijd uit te maken of die nu zijn achtergebleven uit zoo'n troep, of dat ze hier reeds den heelen winter toefden. Dat zijn vraagstukken van vogeltrek, die eigenlijk alleen op te lossen zijn door de dieren te ringen. De Amerikanen maken daar tegen woordig een heele sport van. Ze vangen hun zang vogeltjes met listige netten en kooien, ringen ze en laten ze weer vliegen en raken daardoor op de hoogte van het trekken of blijven van die vogels. Wat nu die groenvinken betreft, ik durf gerust te gelooven dat die zangers van verleden week doortrekkers waren. Het groenvinklied is gemak kelijk te herkennen; het bestaat veelal uit twee groepen van vijf of zes snelle heldere toontjes, De Groenvink (Uit Burdet's stereoscoopplaten) eVen hoog, en de groepen verschillen dan een terts of zoo in toonhoogte; dikwijls werkelijk nog al zuiver. Die lieve geluidjes worden wel afgewisseld met telkens een stuk of drie gilletjes en 't lied besluit dikwijls met den beruchten langen grocnvinkkreet, een bedrukt geschreeuw, dat dezer dagen stellig wel uw aandacht zal trekken. Soms doet zoo'n groenvink minuten lang niets anders, altijd maar dat heesche, vreemd gemoduleerde geschreeuw. Hij zit dan liefst nog al hoog in een boom en tegen de heldere lucht kunt ge goed zien, hoe hij bij eiken schreeuw het hoofd omhoog richt. Als we wat verder in den tijd zijn gaat hij behalve zingen ook dansen, want deze vrind is een vroolijk gezel en bewaart zijn blijdschap ook nog tot laat in den nazomer. Maar het drukst is hij toch in het eind van Maart en begin van April. Het mooist heb ik hem zien baltsen in ons on vergelijkelijk Zuid-Limburg. Ik wandelde op etn vroegen voorjaarsmorgen heel op mijn eentje van den Ubagsberg naar Heerlen. Wandelen is misschien wat veel gezegd, want het had de vorige dagen geregend en mijn dierbare geboortegrond was nog lang niet opgedroogd zoodat ik op den smallen landweg met zijn diepe moddergeulen telkens weer van berm op berm moest springen, om straks niet al te modderig aan te komen in het dorp der mijnen. Dan stond ik van tijd tot tijd eens stil, om naar mijn land te kijken: de bergen met hun kraag van bosschen en struwcel, de hooge bouwlanden, waar 't zaad pas opkwam, de lage landen met hun ijle populieren, hier en daar dichter door de warrelnesten der maretakken. En ik wist dat tusschen die populieren de gele primula's bloeiden bij duizenden, terwijl de zoom der beekjes wit zag van anemonen of geelgroen van het geheimzinnige en zeldzame goudveil. De hazelaars langs mijn weg waren al lang uitgebloeid, maar tusschen het gras aan hun voet bloeiden de geelsterren, kleyie gele leliebloemen, die je alleen ziet in de schoonste streken van ons land: in Limburg, bij Winterswijk en in Twente. En net, dat ik naar die geelsterren sta te kijken klinkt van omhoog het trillend groenvinkliedje en daar is de aardige dikkop aan het zwenken en fladderen en buitelen, aldoor zingend, ongelcoflijk mooi om te zien en te hooren. Hij etaleert alles wat geel en zwart aan hem is, spreidt zijn vleugelveeren en staartveeren zoo wijd mogelijk, schijnt zijn evenwicht te ver liezen en dwarrelt als een dor blaadje naar omlaag om vlak bij den grond opeens weer te rijzen, nu eens klapwiekend met forsche slagen, dan wee.i met een vleugelbeweging zoo slap en traag, dat je jezelf afvraagt of dat nu wel in overeenstemming kan zijn met de wetten van de zwaartekracht en van den tegenstand der lucht. Hij deed dat heel in zijn eentje, mogelijk zat er wel een wijfje in de struikjn, maar ze kwam niet te voorschijn. Eindelijk streek hij neer in den top van een eikje en ging daar zitten blèren. En ik stapte vergenoegd verder, want ik had den groenvink op zijn mooist gezien. In 't Vondelpark en hier in Bloemendaal en ook in Winterswijk heb ik ze wel eens zien balt sen bij troepjes van vier of vijf, maar dan hielden ze het niet zoo lang uit als die Ubagsberger. Ik kan u dien groenvink zeer aanbevelen. Ge kunt ze eigenlijk overal ontmoeten en het komt er maar op aan, om met de noodige aandacht te wandelen in een groenvinkenland, indien ge ook eens hun vreugdevlucht wilt aanschouwen. J A c. P. T n ij s s E ?MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII** IIIHimilllllllHHIlIM \ LAAT UW TUIN AANLEGGEN DOOR I I?MOERHEIM"! \ DEDEMSVAART | \ 40 Hectaren met f \VASTE PLANTEN, ROZEN, ! \ HEESTERS, CONIFEREN, [ l ENZ. l Levering franco Catalogus gratis \ film utii i IBIII muil iimiiiiiiiiiiiiiiim IIIIIHIIIII1IIIM1.T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl