Historisch Archief 1877-1940
No. 2492
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
Op den Economischen Uitkijk
De weelde
belasting.
en vertering
sIs het maken van wetten niet buitengewoon
moeilijk ? Het is zoo gemakkelijk in mondelinge
beschouwingen en ook in schriftelijke verhande
lingen een beginsel voorop te stellen en dan te
betoogen, dat toepassing van dat beginsel redelijk
en gewenscht en nuttig is. Maar wanneer we het
daar allen over eens zijn en dan de man, die ge
roepen wordt om het beginsel in wetsbepalingen
te belichamen, aan het werk tijgt, dan rijzen de
moeilijkheden, die hij moet overwinnen doch
waarvan hij niet altijd de geschikte oplossing
vindt (misschien is zij wel niet te vinden) en dan is
het Weer heel gemakkelijk kritiek op 's mans werk
te gaan uitoefenen en aan te toonen, waarin hij
heeft gefaald, gemakkelijk vooral als de strenge
beoordeelaar niet zelf geroepen wordt om dit
gebrekkige werk te verbeteren en aan te geven,
hoe het dan wél moet en wél kan gedaan wor
den
De weelde-belasting. Wie dien term gebruikt,
duidt daarmede een belasting-object aan, waarmee
wij, denk ik, allen ons wel kunnen vereenigen.
Weelde", dat is overdaad, is meer dan het noodige,
meer dan het onmisbare. Wie zich de weelde van
weelde veroorlooft, kan hij er bezwaar tegen maken
dat van hem een extra-offer wordt verlangd?
Het staat hem immers vrij, zich te onttrekken aan
het brengen van dat offer, door van overdaad
af te zien en zich te beperken tot het noodige?
De rijke man, die zich niet die beperking wenscht
op te leggen, kan dan ook den last eener bijzondere
heffing wel dragen. Gij en ik, die wel liever hieraan
willen ontkomen, hebben het in de hand dat te
bereiken door ons leven op zoo eenvoudigen voet
in te richten, dat de wetgever op ons geen greep
heeft. En gaan we ons dan eens 'n keer te buiten,
nu, dan nemen we op den koop toe mee wat we
daarvoor meer te betalen hebben dan anders het
geval zou zijn geweest.
Klinkt dit alles niet aannemelijk? En dan:
ook ons land en ons volk zijn door den oorlog en
den na-oorlog immers sterk verarmd en dus moeten
wij ook bezuinigen, ons leven versoberen, aan
den eisch der kapitaalvorming gehoorzamen.
Nu dan, gaat er geen opvoedende kracht uit van
eene wet, die door hare dreiging met extra-lasten
ons steeds er aan herinnert, dat wij beter doen ons
te onthouden van onnoodige uitgaven? Boven
dien: de fiscus moet geld hebben en de wetgever
wil sommige lasten verlichten, maar kan dat
slechts doen als 'uit anderen hoofde hem nieuwe
baten toevloeien. Doet hij dan niet wijs, door die
baten te putten ui-t een belasting op weelde?
Inderdaad klinkt dit alles aannemelijk.Maar
wanneer gij nu voor u krijgt de proeve eener wet,
waarin dit beginsel zal worden toegepast, en gij
neemt kennis van de ontworpen regeling, dan rijzen
dadelijk bij u tal van bedenkingen. In het nummer
van 21 Februari heeft prof. Kernkamp reeds
verschillende bezwaren tegen deze weelde- en
verteringsbelasting aangevoerd; ik moge die nog
eens onderstreepen en aanvullen en nog iets
daaraan toevoegen.
Wij zullen goed doen, bij de beschouwing van
deze wetsvoordracht ons voortdurend te herinneren
dat zij niet enkel een weelde-, doch tevens een
verteringsbelasting regelen wil. Daardoor heeft de
wetgever zich de taak vrijwat lichter gemaakt
dan indien hij louter weelde-uitgaven treffen wilde.
Want wat is weelde" ? Is dit begrip van objec
tieven of van subjectieven kant te bezien ?
Wijst b.v. het bedrag van / 60 de grens aan,
waarboven de aanschaffing van een vrouwen
mantel, een weelde-uitgave wordt ? En ? 75 voor
japonnen ? Maar hier weegt toch een sterk per
soonlijk element l En de vrouw, die n bont
mantel van zegge /100 koopt, maar dien mantel
als warme dekking vele jaren draagt, is minder
weelderig", dan eenéandere, die telkenmale
nieuwe mantels beneden het fatale peil zich aan
schaft. Bovendien, wij weten hoezeer prijzen
ook van kleedingstukken wisselen. Maar hier
worden nu in een wet prijzen vastgelegd, als nor
men. Wanneer straks sterke prijs-schommelingen
zich voordoen, zullen de thans bepaalde normen
niet meer des wetgevers overwegingen dekken.
Zeker, ik geef het toe: aan dit bezwaar ware
alleen te ontkomen door de prijslijst" los te
maken van de wet, maar neer te leggen in gemakke
lijker te wijzigen vorm. Maar ook dit
brengt moeilijkheden mede. Want zou
alsdan nog wel belasting krachtens de
wet" worden geheven ? En, indien dit
al mogelijk was, dan toch zou het be
denkelijk zijn, aan de uitvoerende macht
zoo vér strekkende bevoegdheid in deze
te verleenen en de vastheid van den
heffings-maatstaf uit de wet weg te
werken.
Hoe men de zaak ook wendt of
keert, mij dunkt op practische bezwaren
stuit men overal; de techniek der toe
passing van het gesteld beginsel ook
al denkt men niet aan subjectieve"
weelde, doch legt den nadruk op de
verteringsbelasting is uiterst bezwaar
lijk.
Bezwaarlijk ook, omdat, gelijk reeds
hier door prof. K. en elders door an
deren betoogd is, deze belastingwet een
rechtstreekse hèpremie stelt op ontdui
king en de techniek niet zoo volmaakt
kan zijn of op allerlei wijzen is ontdui
king mogelijk. Vat men dit in het oog,
dan rijst de vraag of de ongeveer 25
millioen, die de Minister uit deze re
geling hoopt te putten, inderdaad be
reikt zullen worden. Blijft de opbrengst
belangrijk lager, dan zullen de burgers
geplaagd worden met een vexatoire
heffing, die den fiscus slechts luttel
profijt oplevert. En dan zal men het
voor velen hatelijk verschijnsel waar
nemen, dat sommigen met goed gevolg
zich aan des wetgevers greep weten te
onttrekken, terwijl anderen, wien dit niet
mogelijk is omdat zij gemakkelijker te
controleeren zijn, alleen de lasten dra
gen en daardoor in hun bedrijf bij de
ontduikers worden achtergesteld.
Trouwens, van bedrijven gesproken,
er valt toch nog wel eens over te d^n-r
ken, wat, in economisch opzicht, voo
DIERSTUDIE : HEN EN GEIT
Teekening voor de Amsterdammer"
door H. Verstijnen
de in
standhouding van veleilei bedrij\en het feit bi>
teekenen zal, dat eene belasting, die gerekend
wordt / 25 millioen te zullen opbrengen, geleed
wordt op tallooze koop- en verkoop-overeen
komsten.
Nog een ander punt verdient de aandacht.
Deze verbruiksbelasting gaat samen met een
bijzonder" invoerrecht op de belafte goederen,
welk aan de grens te heffen recht gedacht is als
coühtervailing duty" tegenover de inlandsche
verteringsbelasting, doch slechts geheven wordt
bij invoer voor eigen verbruik". Dit geldt niet
alleen voor jassen, vesten, broeken, mantels en
japonnen, doch ook voor stoffen, die voornamelijk
bestemd zijn voor het vervaardigen van dergelijke
kleedingstukken, als de prijs dier stoffen meer is
dan / 10 de M2. Nu geeft de wet voor diverse
kfeedingstukken een staal aan: overjas / 80, jas
/ 50, damesmantel / 60 enz. Maar een ontwarbaar
raadsel lijkt mij nu te ontstaan door de vraag,
hoe in ds praHijk dit stel van bepalin^n in
onderling verband ten aanzien van in- en van
buitenlardsche grondstoffen en reaay made"
kleedingstukken zal werken. Voor stoffen, waanut
klee en te maken zijn, wordt een eenricraspeil
vatgestelo: ?10 ue M2., maar voor de daarvan
vervaardigde voorwerpen verschillende schalen.
En welke beteekenis heeft de verhouding tusschen
7 pet. bijzonder invoerrecht te betflen door lem,
die kleeren voor eigen verbruik" uit het buiten
land betrekt (boven het normale recht) en de 10
pet., welke een ander offert voor hier gekochte?
Het schijnt mij buitengewoon moeilijk, vooruit te
zeggen, hoe dit wisselend spe! van fiscalr- invloeden
in de praktijk zal werken. Beschermend? Allicht.
Nu zwijg ik nog van de (ook door anderen reeds
aangewezene) paperasserie, waarmee uitvoering
van deze wet ons dreigt te overstelpen en van de
ambtenarij, waaraan we niet ontkomen zullen
indien het toezicht op de naleving van de vast
gestelde bepalingen iets zal beteekenen. Men geve
er zich toch wei rekenschap van, wat het practiich
beduiden zal, dat de belasting geheven zal worden
bij iedere betaling en wel door plakzcgels!
En denk u de toepassing van de schaal, waarbij gij
wegens de vertering van een rijksdaalder betaalt
een kwartje, doch twee kwartjes over drie gulden.
Kan men aannemen, dat dit inderdaad zal ge
schieden en dat de man, die ?2.75 neertelt om
voor ? 2.50 iets te koopen (of te verteren) ? 3.50
zal offeren omdat zijne rekening ? 3 bedraagt ?
De techniek....! Ach ja, wetgeverskunst is
moeilijk. En dit is wel een heel moeilijk stukje
wetgeving. Men kan het wel zoowat op papier in
elkaar zetten, maar de toepassing, de uitvoering !
S M i s s ,\ i; R T
14
VÓÓR DE MATCH
PADOX HOUTBOUW
Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten
Levering in korten tijd. Fabrieken Warmond
CHARIVARIA
Een kz°r scrrijlt ons: ,,lk zend u hierbij
een aant; l kr?nttnl-nip£els. Bevatten ze niet
alle de afgrijselijk te germani men?" maar vergat
de knipsels in te sluit, n. Cns antwoord is: ja.
Twee protesten tegen de Weeldeb:last:ng van
avond in de N. R. C. Een van de Vereeniging
van beeldende kunstenaars, en een van den
Mie denstar d. Etn van de twee bigint: De
Veieeniging neemt beleefd de vrijh id...."
Welk van de twee? Oplossing in ons volgend
nummer.
STTJIJ-AAKLEN
Geen groote, ofschoon toch ook geen onaantrekkelijke
persoonlijkheid, doet niettemin de schrijver de belangrijk
heid van dien kleinen man scherp uitkomen."
(Nijhojj's Mededeel.)
Onze hoop op een avond door Lndwig Wüllner nam
andere vormen aan, ja verkeerde in zekerheid."
(Kunstkan Allen, 's Gt.)
TAALVERRIJKING
,,Dit is een van de onvolgroeidheden van den moder
nen staat." (N. K. Ct.)
Zijn stellingname voor vie* Entente verschafte hem
groot vertrouwen." (Volk)
NlI:T A UU-AU'L N BEKENDE BIJZONDLkll 1CDEN UIT
III:T i,i.vi;\ v SN GROOTE MANNEN
Hen 'pakkend slot ^was Jeitx d'enjants, vierhandig
voor piano geschreven door G. Bizet." (O. H. Ct.)
ONX.E MEESTERS
De meest gewichtige uitspraken. ? Ue meest belang
rijke gevallen." (Prof. Meyersj
Een der meest scherpe vormen." / U. D.;
De meest drukke verkeerswegen. De meest nauw
keurige zorg." (O. H. C.)
De meest kostbare weg." t N. Nederl./
Het meest noodige." (N. R. Ct.)
..Het meest volmaakte type. -^ Ue meest lieftallige
producten." (Gr.)
( )N/l: IJOVENM Eh'STEKS
Groote [voorraad van de meest eenvoudigste tot de
luxste.kachels," (Adv. Nijk. Ct:.