De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 maart pagina 1

21 maart 1925 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

voorOnder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 p. Regel - Disnositiekosten 20 Cent REDACTIE EN ADMINISTRATIE: KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM KEIZER WILHELM TIJDENS DEN BOEREN OORLOG In de volumineuse biographie van Koning Eduard VII door Sir Sidney Lee, waarvan onlangs het eerste deel is verschenen, komen op bldz. 750?773 belangrijke mededeelingen voor, die ook hier te lande de aandacht zullen trekken, omdat zij de houding van Keizer Wilhelm II tijdens den Boerenoorlog betreffen. Hij zelf had zich daarover reeds geuit in het vermaarde inter view, dat in October 1908 door The Daily Telegraph werd gepu bliceerd. Daarin pochte hij, dat hij, in de dagen toen het er het somberst voor de Engelschen uitzag, voor zijne grootmoeder, Koningin Victoria, een plan de campagne" had ontworpen, dat toevalligerwijze bizonder veel leek" op het veldtochtsplan, dat Lord Roberts later ten uitvoer heeft gebracht en waardoor Engeland de overwinning op de Boeren behaalde. Maar ook verkondigde hij daarin om te bewijzen, hoezeer men hem verongelijkte, door hem niet voor een vriend van Enge land te houden dat Rusland en Frankrijk hem in het begin van 1900 hadden uitgenoodigd gezamenlijk tusschenbeide te komen, niet alleen om de Boerenrepublieken te redden, maar tevens om Engeland tot in het stof te vernederen. Hij had echter onmiddellijk te kennen gegeven, dat hij voor zulk een politiek niet te vinden was, en bovendien aan zijne grootmoeder onmiddel lijk bericht, wat er gaande was. Reeds onmiddellijk na October 1908 was van verschillende kanten de juistheid van deze mededeelingen betwist. De Keizer heeft zich van die tegenspraak niet veel aangetrokken. In 1922 herhaalde hij in zijne Gedenkschriften" boudweg, dat hij Ruslands en Frankrijks voorstel tot interventie kort en bondig had afgeslagen. Men zou er thans nieuwsgierig naar mogen wezen, wat hij op de onthullingen van Sir Sidney Lee heeft te antwoorden, indien niet uit elk hoofdstuk van de Gedenkschriften" reeds zijne souvereine minachting was gebleken voor de uitkomsten van historisch onderzoek en historische kritiek. Het plan de campagne" waarvan vroeger reeds een deel was openbaar gemaakt in de bekende uitgave vanwege het Duitsche ministerie van buitenl. zaken Die Grosze Politik der Ewopiiischen Kabinette 1871?1914, Band 15, blz. 554?557 kan men nu in zijn geheel lezen bij Sir Sidney Lee, King Edward VII, A biography, blz. 805?810. Daaruit blijkt, dat von Biilow, toen hij indertijd, als rijkskanselier, den Keizer in den Rijksdag moest verdedigen tegen den feilen aanval, waaraan Wilhelm wegens het straks genoemde interview bloot stond, dit zoogenaamde plan de campagne", waaruit de Engelschen geleerd zouden hebben hoe zij de Boeren moesten verslaan, reeds tot zijne juiste beteekenis heeft teruggebracht door het te noemen: theoretische beschouwingen, zonder practische waarde voor den loop der krijgsverrichtingen en den uitslag van den oorlog". Gedankensplitter", zoo noemt Wilhelm II ze zelf in den brief, waarmede hij ze aan zijn oom, den Prins van Wales, toezond. Het is niet noodig, er veel woorden aan te verspillen. Maar op n passage erin wil ik de aandacht vestigen. Wilhelm 11 raadt aan, eenigen tijd te wachten met den beslissenden aanval op de Boeren, totdat de noodige versterkingen zijn aangekomen en de manschappen eenigermate aan het land en liet klimaat gewend zijn geraakt. Ter wille van dit respijt zal Engeland er echter absoluut' zeker van moeten zijn, dat andere mogendheden zich niet in den oorlog zullen mengen; het is de vraag, of die zekerheid bestaat; zoo niet, dan zal Engeland verstandig doen, het met de Boeren op een accoord te gooien. Het stuk, waarin de Keizer dit schrijft, is gedateerd: 4 Februari 1900. Juist in dezen zelfden tijd nu was een poging tot interventie gaande, die hij zelf op listige wijze had uitgelokt ! Sir Sidney Lee heeft de bewijzen daarvoor gevonden in het archief van de Rus sische ambassade te Londen, waarin ook afschriften voorkomen van de correspondentie tusschen den Russischen gezant te Berlijn en zijne regeering in de maanden Januari en Februari 1900. Op Nieuwjaarsdag 1900 zei Wilhelm II tot den Russischen gezant aan zijn hof, dat, als Rusland ooit een aanval zou willen doen op Britsch Indié', hij, de Keizer, de wacht zou houden voor de W-grens van Rusland en zorgen, dat in Europa niemand zich zou roeren. Ook door gesprekken met den kanselier von Biilow kreeg de Russische gezant den indruk, dat uitschland van de oogenblikkelijke gelegenheid d.w.z. de ongelegenheid, waarin Engeland door den Boerenoorlog verkeerde gebruik wilde maken om Engelands heerschzucht te betoomen. Met een bepaald plan van actie tegen Engeland kwam Duitschland echter nog niet voor den dag, naar de gezant vermoedde omdat de Keizer er niet zeker van was, of Frankrijk zou willen medewerken. Ruim een week later deelde Wilhelm aan den Russischen gezant mede, dat, naar hem ter oore was gekomen, Engeland, wegens gebrek aan manschappen voor den Boerenoorlog, zijne troepen uit Egypte zou moeten terugtrekken en Italiëzou uitnoodigen, dit land in zijne plaats te bezetten. Klaarblijkelijk was het zijne be doeling, dat dit bericht aan Frankrijk zou worden overgebracht, in de hoop dat de Fransche regeering, uit naijver op Italië, daar door te eerder voor de bedoelingen van Duitschland zou worden gewonnen. Het was echter een dwaas middel, omdat onmiddellijk de onjuistheid kon worden aangetoond van het gerucht, dat de Keizer alsmaar aannam. Noch in Rusland, noch in Frankrijk bestond er veel lust, op het Duitsche plan in te gaan; men vertrouwde er den Keizer niet genoeg; Delcassé, de toenmalige Fransche minister van buitenl. zaken, hield het er voor, dat Wilhelm een valstrik wilde leggen voor Frankrijk en Rusland, en dat het hem er feitelijk om te doen was, zelf een verbond met Engeland te sluiten. Om echter te voldoen aan den wensch van den Tsaar, die de Boeren niet heelemaal aan hun lot wilde overlaten, en tevens misschien om den Keizer te noodzaken kleur te bekennen en duidelijk voor zijne bedoelingen uit te komen, noodigde de Russische minister van buitenl. zaken, Muravieff, tegen het einde van Februari de Duitsche en de Fransche regeering uit, zich tezamen met Rusland tot Enge land te wenden, in de hoop dat dit rijk een einde zou willen maken aan de ongelijke worsteling tusschen de kleine republieken en het machtige Engeland". In de nota, waarmede Muravieff den Rus sischen gezant te Berlijn opdroeg, zich van deze opdracht bij de Duitsche regeering te kwijten, herinnerde hij eraan, dat Keizer Wilhelm zelf dezen stap had uitgelokt. Delcasségaf tïauwtjes sympathie te kennen, maar betoogde de wenschelijkheid, dat ook de Yereenigde Staten mede zouden doen. Wilhelm II liet weten, dat hij in-het algemeen met den Russischen voorslag instemde, maar dat hij eerst te Londen wilde peilen, hoe de Engelsche regeering een interventie zou opnemen ! Ook eischte hij, vóór men verdere onderhandelingen aanknoopte, dat de samenwerkende mogendheden elkaar het behoud van hunne bezittingen in Europa zouden waarborgen, dat wil dus zeggen: dat Frankrijk zou berusten in het verlies van Elzas-Lotharingcn. Alleen reeds deze voorwaarde maakte het voor Frankrijk on mogelijk, zich verder met de zaak in te laten. Ook Rusland liet het plan nu varen. Muravieff had echter althans dit doel bereikt: het valsche spel van Duitschland was nu aangetoond. Een af zonderlijken stap van Duitschland, om zich te vergewissen hoe Engeland een interventie zou opnemen, kon hij zoo liet hij aan Wilhelm weten natuurlijk niet toelaten; de drie mogendheden moesten tezamen handelen of anders van elke actie afzien. Ten slofte herinnerde hij er nogmaals aan, dat het plan, waarmede de Russische regeering voor den dag was gekomen, een uit vloeisel was van de mededeelingen, die de Keizer zelf aan den Russischen gezant te Berlijn had gedaan. Hoewel de poging tot interventie thans van de baan was, gaf Wilhelm aan zijn neef, den Prins van Wales, er terstond kennis van. Hij had altijd reeds gewaarschuwd, zoo schreef hij, dat Engelands vijanden hun voordeel zouden willen doen met Engelands nood; het bleek nu, dat hij dit niet ten onrechte had gedaan. Natuurlijk zouden Rusland en Frankrijk rondstrooien, dat het plan tot interventie uit den koker van Berlijn kwam; daarom had hij zich gehaast, de juiste toedracht mede te deelen. Zoo nam de Keizer, die Rusland had aangezet in Aziëzijn slag tegen Engeland te slaan, en de verzekering had gegeven, dat hij het dan in den rug zou dekken, den schijn aan, alsof Engeland door hem uit dat gevaar was gered ! En zoo weinig peil valt er op hem te trekken, dat men zelfs nu, na de mededeelingen van Sir Sidney Lee, nog altijd aarzelt bij de beantwoording van de vraag: meende hij het eerlijk, toen hij Rusland tegen Engeland opstookte, en is hij later weer veranderd van gedachten, of heeft hij Rusland alleen willen verlokken tot interventie in den Boerenoorlog, opdat hij zelf de mooie rol zou kunnen spelen van Engelands vriend in den nood? K t K N K A M p

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl