Historisch Archief 1877-1940
voorOnder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 p. Regel - Disnositiekosten 20 Cent
REDACTIE EN ADMINISTRATIE: KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
KEIZER WILHELM TIJDENS DEN BOEREN
OORLOG
In de volumineuse biographie van Koning Eduard VII door
Sir Sidney Lee, waarvan onlangs het eerste deel is verschenen,
komen op bldz. 750?773 belangrijke mededeelingen voor, die
ook hier te lande de aandacht zullen trekken, omdat zij de houding
van Keizer Wilhelm II tijdens den Boerenoorlog betreffen.
Hij zelf had zich daarover reeds geuit in het vermaarde inter
view, dat in October 1908 door The Daily Telegraph werd gepu
bliceerd. Daarin pochte hij, dat hij, in de dagen toen het er het
somberst voor de Engelschen uitzag, voor zijne grootmoeder,
Koningin Victoria, een plan de campagne" had ontworpen, dat
toevalligerwijze bizonder veel leek" op het veldtochtsplan, dat
Lord Roberts later ten uitvoer heeft gebracht en waardoor
Engeland de overwinning op de Boeren behaalde.
Maar ook verkondigde hij daarin om te bewijzen, hoezeer
men hem verongelijkte, door hem niet voor een vriend van Enge
land te houden dat Rusland en Frankrijk hem in het begin
van 1900 hadden uitgenoodigd gezamenlijk tusschenbeide te
komen, niet alleen om de Boerenrepublieken te redden, maar
tevens om Engeland tot in het stof te vernederen. Hij had echter
onmiddellijk te kennen gegeven, dat hij voor zulk een politiek
niet te vinden was, en bovendien aan zijne grootmoeder onmiddel
lijk bericht, wat er gaande was.
Reeds onmiddellijk na October 1908 was van verschillende
kanten de juistheid van deze mededeelingen betwist. De Keizer
heeft zich van die tegenspraak niet veel aangetrokken. In 1922
herhaalde hij in zijne Gedenkschriften" boudweg, dat hij
Ruslands en Frankrijks voorstel tot interventie kort en bondig had
afgeslagen. Men zou er thans nieuwsgierig naar mogen wezen,
wat hij op de onthullingen van Sir Sidney Lee heeft te antwoorden,
indien niet uit elk hoofdstuk van de Gedenkschriften" reeds zijne
souvereine minachting was gebleken voor de uitkomsten van
historisch onderzoek en historische kritiek.
Het plan de campagne" waarvan vroeger reeds een deel was
openbaar gemaakt in de bekende uitgave vanwege het Duitsche
ministerie van buitenl. zaken Die Grosze Politik der Ewopiiischen
Kabinette 1871?1914, Band 15, blz. 554?557 kan men nu
in zijn geheel lezen bij Sir Sidney Lee, King Edward VII, A
biography, blz. 805?810. Daaruit blijkt, dat von Biilow, toen hij
indertijd, als rijkskanselier, den Keizer in den Rijksdag moest
verdedigen tegen den feilen aanval, waaraan Wilhelm wegens
het straks genoemde interview bloot stond, dit zoogenaamde
plan de campagne", waaruit de Engelschen geleerd zouden
hebben hoe zij de Boeren moesten verslaan, reeds tot zijne juiste
beteekenis heeft teruggebracht door het te noemen: theoretische
beschouwingen, zonder practische waarde voor den loop der
krijgsverrichtingen en den uitslag van den oorlog".
Gedankensplitter", zoo noemt Wilhelm II ze zelf in den brief, waarmede
hij ze aan zijn oom, den Prins van Wales, toezond. Het is niet
noodig, er veel woorden aan te verspillen.
Maar op n passage erin wil ik de aandacht vestigen. Wilhelm 11
raadt aan, eenigen tijd te wachten met den beslissenden aanval
op de Boeren, totdat de noodige versterkingen zijn aangekomen
en de manschappen eenigermate aan het land en liet klimaat
gewend zijn geraakt. Ter wille van dit respijt zal Engeland er
echter absoluut' zeker van moeten zijn, dat andere mogendheden
zich niet in den oorlog zullen mengen; het is de vraag, of die
zekerheid bestaat; zoo niet, dan zal Engeland verstandig doen,
het met de Boeren op een accoord te gooien.
Het stuk, waarin de Keizer dit schrijft, is gedateerd: 4 Februari
1900. Juist in dezen zelfden tijd nu was een poging tot interventie
gaande, die hij zelf op listige wijze had uitgelokt ! Sir Sidney Lee
heeft de bewijzen daarvoor gevonden in het archief van de Rus
sische ambassade te Londen, waarin ook afschriften voorkomen
van de correspondentie tusschen den Russischen gezant te Berlijn
en zijne regeering in de maanden Januari en Februari 1900.
Op Nieuwjaarsdag 1900 zei Wilhelm II tot den Russischen
gezant aan zijn hof, dat, als Rusland ooit een aanval zou willen
doen op Britsch Indié', hij, de Keizer, de wacht zou houden voor de
W-grens van Rusland en zorgen, dat in Europa niemand zich
zou roeren. Ook door gesprekken met den kanselier von Biilow
kreeg de Russische gezant den indruk, dat uitschland van de
oogenblikkelijke gelegenheid d.w.z. de ongelegenheid, waarin
Engeland door den Boerenoorlog verkeerde gebruik wilde
maken om Engelands heerschzucht te betoomen. Met een bepaald
plan van actie tegen Engeland kwam Duitschland echter nog
niet voor den dag, naar de gezant vermoedde omdat de Keizer
er niet zeker van was, of Frankrijk zou willen medewerken.
Ruim een week later deelde Wilhelm aan den Russischen gezant
mede, dat, naar hem ter oore was gekomen, Engeland, wegens
gebrek aan manschappen voor den Boerenoorlog, zijne troepen uit
Egypte zou moeten terugtrekken en Italiëzou uitnoodigen, dit
land in zijne plaats te bezetten. Klaarblijkelijk was het zijne be
doeling, dat dit bericht aan Frankrijk zou worden overgebracht,
in de hoop dat de Fransche regeering, uit naijver op Italië, daar
door te eerder voor de bedoelingen van Duitschland zou worden
gewonnen. Het was echter een dwaas middel, omdat onmiddellijk
de onjuistheid kon worden aangetoond van het gerucht, dat de
Keizer alsmaar aannam.
Noch in Rusland, noch in Frankrijk bestond er veel lust, op het
Duitsche plan in te gaan; men vertrouwde er den Keizer niet
genoeg; Delcassé, de toenmalige Fransche minister van buitenl.
zaken, hield het er voor, dat Wilhelm een valstrik wilde leggen
voor Frankrijk en Rusland, en dat het hem er feitelijk om te doen
was, zelf een verbond met Engeland te sluiten. Om echter te
voldoen aan den wensch van den Tsaar, die de Boeren niet
heelemaal aan hun lot wilde overlaten, en tevens misschien om den
Keizer te noodzaken kleur te bekennen en duidelijk voor zijne
bedoelingen uit te komen, noodigde de Russische minister van
buitenl. zaken, Muravieff, tegen het einde van Februari de Duitsche
en de Fransche regeering uit, zich tezamen met Rusland tot Enge
land te wenden, in de hoop dat dit rijk een einde zou willen maken
aan de ongelijke worsteling tusschen de kleine republieken en het
machtige Engeland". In de nota, waarmede Muravieff den Rus
sischen gezant te Berlijn opdroeg, zich van deze opdracht bij de
Duitsche regeering te kwijten, herinnerde hij eraan, dat Keizer
Wilhelm zelf dezen stap had uitgelokt.
Delcasségaf tïauwtjes sympathie te kennen, maar betoogde de
wenschelijkheid, dat ook de Yereenigde Staten mede zouden doen.
Wilhelm II liet weten, dat hij in-het algemeen met den Russischen
voorslag instemde, maar dat hij eerst te Londen wilde peilen,
hoe de Engelsche regeering een interventie zou opnemen ! Ook
eischte hij, vóór men verdere onderhandelingen aanknoopte, dat
de samenwerkende mogendheden elkaar het behoud van hunne
bezittingen in Europa zouden waarborgen, dat wil dus zeggen:
dat Frankrijk zou berusten in het verlies van Elzas-Lotharingcn.
Alleen reeds deze voorwaarde maakte het voor Frankrijk on
mogelijk, zich verder met de zaak in te laten. Ook Rusland liet
het plan nu varen. Muravieff had echter althans dit doel bereikt:
het valsche spel van Duitschland was nu aangetoond. Een af
zonderlijken stap van Duitschland, om zich te vergewissen hoe
Engeland een interventie zou opnemen, kon hij zoo liet hij aan
Wilhelm weten natuurlijk niet toelaten; de drie mogendheden
moesten tezamen handelen of anders van elke actie afzien. Ten
slofte herinnerde hij er nogmaals aan, dat het plan, waarmede
de Russische regeering voor den dag was gekomen, een uit
vloeisel was van de mededeelingen, die de Keizer zelf aan den
Russischen gezant te Berlijn had gedaan.
Hoewel de poging tot interventie thans van de baan was, gaf
Wilhelm aan zijn neef, den Prins van Wales, er terstond kennis van.
Hij had altijd reeds gewaarschuwd, zoo schreef hij, dat Engelands
vijanden hun voordeel zouden willen doen met Engelands nood;
het bleek nu, dat hij dit niet ten onrechte had gedaan. Natuurlijk
zouden Rusland en Frankrijk rondstrooien, dat het plan tot
interventie uit den koker van Berlijn kwam; daarom had hij zich
gehaast, de juiste toedracht mede te deelen.
Zoo nam de Keizer, die Rusland had aangezet in Aziëzijn slag
tegen Engeland te slaan, en de verzekering had gegeven, dat hij
het dan in den rug zou dekken, den schijn aan, alsof Engeland door
hem uit dat gevaar was gered ! En zoo weinig peil valt er op hem
te trekken, dat men zelfs nu, na de mededeelingen van Sir Sidney
Lee, nog altijd aarzelt bij de beantwoording van de vraag: meende
hij het eerlijk, toen hij Rusland tegen Engeland opstookte, en is
hij later weer veranderd van gedachten, of heeft hij Rusland alleen
willen verlokken tot interventie in den Boerenoorlog, opdat hij
zelf de mooie rol zou kunnen spelen van Engelands vriend in den
nood?
K t K N K A M p