De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 maart pagina 11

21 maart 1925 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2493 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 MANNEN OVER VROUWEN (teekening voor de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen) COBA RITSEMA Zij is zonder twijfel in mijn waardeering, de begaafdste schilderes, in den simpelen zin van dat woord, der zes Amsterdamsche jufferen, zooals men die groep van Allebé-leerlingen genoemd heeft waarvan ook Lizzy Ansingh en Coba Surie be langwekkende leden zijn; al is het Allebé-type haar vreemd en sluit haar kunst veeleer bij de Hagenaars en vooral bij Breitner aan. Zij heeft een sterk uitgesproken onafhankeüjkheidsbegrip in haar werk, dat mij bijster bekoren kan. Men voelt er aan hoe het zonder bedoeling, doch uit sluitend uit pure schilderdrift ontstond. Haar toets is levend als haar kleur, en hartstocht voor dat leven is de motor van haar arbeid." Met deze woorden ongeveer gaf ik onlangs elders verslag van een zeer recente tentoonstelling van werken dezer kunstenares. Mijne waardeering ervoor treedt daarin wel voldoende duidelijk aan het licht. Doch te zelden schenkt Coba Ritsema ons de gelegenheid van die waardeering te getuigen: zij exposeert niet veel of vindt wellicht niet vaak het onderhanden zijnde werk voor expositie rijp. Want ik geloof dat zij niet gemakkelijk is voor zich zelve en dus evenmin voor haar kunst. Wie het leven ernstig, te ernstig neemt, kan met een karrevracht vol aanleg en begaafdheid toch tijden tobben soms. Maar dan komen tijden van zalige activiteit waarin de van nature begaafde zich kan laten gaan en din gen maken, die spreken van een innerlijk leven, ook waar naar buiten van dat bezig-zijn niets bleek. Zoo schijnt deze schilderes mij ook in het dagelijksch leven, behalve dan voor wie haar zeer na staan, een vrij sterke emotionaliteit te verbergen achter een vriendelijke vormelijkheid die soms zoo ver gaat dat ge U bijna zoudt laten beetnemen en er een zekere hulpeloosheid in zoudt willen zien. Die echter niet bestaat. Ik geloof integendeel dat zij innerlijk zeer zelfstandig en vol van sterke, niet immer uitgesproken sympathieën en afkeerigheden is. Die wapenrusting eener onaantastbare beleefd heid, zij zou ze van den ouden Allebégeleend kun nen hebben, nu deze er vermoedelijk geen druk gebruik meer van behoeft te maken. Hoe het wezen moge, zij is geen gemakkelijk te benaderen karakter deze schilderes, zij is eene in-zich-zelve-afges!otenheid, waarvan het werk de sporen vertoont in dat onafhankelijkheidsbegrip waarvan ik in den aanhef gewaagde. Er is over het worden van het oeuvre dezer thans niet meer tot de aankomelingen behoorende schil deres niet zoo bijster veel te vertellen. Dat zij Allebé-leerling ter Akademie was, wij zeiden het reeds. Dat was in^de laatste der negentiger jaren. Daarvóór, zou zij, gesproten uit een Haarlemsche familie, de Haarlemsche kunstnijverheidschool be zoeken. En, later, vaak voorlichting bij haar broer, den landschapschilder J. C. Ritsema gezocht en verkregen hebben. Deze is weer leerling van Gabriel geweest en zoo zou er dus contact te maken zijn tusschen onze schilderes en de Haagsche School. In haar Amsterdamschen studietijd was Breitner in zijn beste jaren nog en diens dan nieuwste werken waren gemakkelijk te zien en voor de jongeren een bron van leering en genot. De kring die zich rondom een zoo door-en-door bekwame vrouw als Thérèse Schwartze gevormd had, was voor Coba Ritsema niet gesloten en voor een jonge begaafdheid als zij was het dus niet moeilijk in de onmiddellijke omgeving van de werkplaats steeds nieuwe aan sporing en prikkel te vinden. Dat haar oeuvre dan ook niet omvangrijker is ligt waarschijnlijk niet daaraan, doch aan haar eigen wezen en aan dingen die van buiten-af daarop hebben ingewerkt. Doch in een tijd als dezen, waarin een welgevorm de metierkennis, een liefde voor dat metier, zich uitend in een elegante behecrsching daarvan, min der hoog geschat schijnen te worden dan een sta melend uitgesproken inhoud van zeker veel verhevener allure in dezen tijd doet het, immer mooi-geschilderde, mooi-ontstanc werk van Coba Ritsema gelukkig aan en blijde, voor wie de belle peinture mint om haar zelfs wille en niet om den ethischen of ideologischen zin die er door een woordenrijk verklaarder gemakkelijk in gelegd kan worden. Het is opmerkelijk dat juist van eenvoudig weg-goede schilderkunst uit den eigen tijd zoo weinig te praten valt. Historisch belangrijk is die nog niet, anekdotisch belangwekkend is ze zelden en tot speculatieve beschouwing leent ze zich meestal tegen haar zin. Men moet ze eenvoudig ziende genieten. En zoo kan het gebeuren dat een artist die bijna onafgebroken werk toont van gave schildersqualiteit, veel minder over de tong gaat en minder gekend wordt door het kunstzinnig pu bliek dan de vaak veel mindere broeders en zusters in den ambte, die met kruisafnemingen, medidaties, onderbewuste realisaties, innerlijkheidsvcrbeelding enz. om zoo te zeggen: opstaan en naar bed gaan. Maar wie in de verwarring nuchter kunnen blij ven en de schoonheid, ook in het pretentielooze blijvend vermogen te genieten, voor hen zal Coba Ritsema altijd een schilderes zijn wier arbeid men als tijdgenoot, met belangstelling blijft volgen. J. H. DE B O I S UIT DEN VREEMDE Parijs Het i? de tijd der ventes de charité", drie, vier, vijf per week soms. De meeste vercenigingen hebben geld noodig om hun budget kloppend te maken, hetzij over het afgeloopen, hetzij voor het komende jaar. De Parijschc dames geven zich buitengewoon veel moeite om deze gedwongen verkoopen aan trekkelijk te maken en haar vrienden en vrien dinnen op te wekken hun penninkske te offeren. Veelal stellen de Ministeries belangeloos haar mooie ontvangsalons ter beschikking der lief dadigheid, soms ook wordt een chique magazijn uitgekozen dat voor dien dag zijn prijzen matigt en de helft van den verkoop, die dien dag door jonge dames geschied, aan de vereeniging afstaat. Weer anderen gebruiken eigen lokalen. Zoo was er onlangs een zeer aardige ventc in het maison des tudiantcs, of met den eigenlijken naam: Foyer International des Etudiantes (Student's Hotel) <>3, Boulevard Saint Michel. De naam geeft reeds aan dat er verschillende nationaliteiten vertegenwoor digd waren; men zag er Russische, Roemeensche, Servische, Tjecko-Sl<>waksche jonge meisjes alien in haar nationale kleederdrachten, hetgeen een aardig effect maakte. Tusschen al die kleurige costuums zag ik op eens ook een frisch, vriendelijk Marker boerinnct je, die bij een Hollandsen comptoir Sint Niklaaspoppcn, vrijers en vrijsters, borstplaat, Hollandsche briefkaarten, teekeningen van Rie Cranier en nog een menigte andere vaderlandsche produkten verkocht. Natuurlijk kon men door de omstandigheid der vcnte geen goed denkbeeld krijgen van de inrichting van het huis, maar eenige dagen later werd ik door Mademoiselle P., de zuster van liet Marker meisje in de gelegenheid, gesteld het gebouw in zijn normalen toestand te zien. In het restruirant, dat is ingericht op de wijze van de self-serving Childs restaurants in NewYork, is het devies: goed en goedkoop voedsel zonder overdaad; er is een Hollandsche kok en de bediening geschiedt door leerlingen der huishoud school, meest Zwitsersche meisje?; met gewone dienstboden wilde het niet vlotten. Het is er steeds stampvol en na de lunch gaan de meeste jonge dames naar den salon waar koffie geserveerd wT.rdt. Ensuite niet deze kamer is een andere, waar een piano staat, en tweemaal in de week mogen de jongej stiidentjes daar onder elkaar dansen, meisjes alleen. Mannelijke studenten kunnen enkel geïntroduceerd worden in het restaurant en in de koffiekamer en mogen door de openstaande deur naar de dansende paartjes kijken ! Een smalle tuin of wel terras langs de leeskamer geeft des zomers gelegenheid om een beetje lucht te happen. Boven is er nog een biblio theek, terwijl verder het zes verdiepingen hooge huis dertig logeerkamers bevat, die steeds zeer in trek zijn en lang vooruit, moeten worden aan gevraagd. Voor deze kamers gelden drie verschillende pensionprijzen, berekend naar de financiëele draagkracht harer bewoonsters: uit landen met hooge valuta, met lage valuta en voor de Franschen zelf. De leden dezer club vertegenwoordigen drie en dertig diverse nationaliteiten. Le Foyer International des Etudiantes bestaat sedert 1906 en werd gesticht door Mrs Whitney Hoff, die door deze foyer een band wilde vormen, en ook gevormd heeft, onder vrouwelijke studenten zonder onderscheid van nationaliteit of geloof en wat gezelligheid geven aan haar die zich anders in c!e groote wereldstad eenzaam en verlaten zouden gevoelen. Kort geleden is onder de ruim zeshonderd leden opgericht een Sociétéde Secours Mutuels, ,,La Mutuelle des Etudiantes", die haar leden medische hulp, verpleging en apotheker gratis verleent, terwijl de Coöpérative de Travail des Etudiantes" zich bezig houdt met het verschaffen van handenarbeid aan vrouwelijke, en als zij dat willen, ook aan mannelijke studenten. Het programma van de Foyer is zeer uitgebreid, het wil voor haar leden zijn: mie cole de dignitédans Ie travail, de riche solidarit humaine, de coöpération internationale et de service mutuel. In deze troebele tijden zeker een hoogelijk te waardeeren streven. Behalve dit Student's Hotel is er op de Boule vard Raspail nog een ander Maison des Etudiantes; dit heeft, naar ik gehoord heb, niet zulk een uit gebreid programma en is meer voor de Fransche vrouwelijke studenten. En nu wil ik nog even vertellen van de Cercle Concordia", het monumentale huis met. opgaande stoep in de rue Tournefort 41, waar een honderd veertigtal studeerende of op bnreaux werkende jonge meisjes een prettig en degelijk tehuis vinden. Dit groote, ruime gebouw is ook alweer een stichting van een Amcrikaansche dame en mooi en praktisch ingericht; brecde gangen, mooie salon op een aardigen tuin uitziende, met links een bibliotheek en rechts een enorme eetzaal, die een buitengewoon f risschen en zuidelijken indruk maakt met haar tafeltjes, bedekt door een dik glas waaronder het sierlijke witte tafelkleedje steeds schoon blijft. Er mogen in dit restaurant ook vrouwen en meisjes van buitenaf haar maaltijden komen gebruiken, het is er niet duur (3.25 voor het second dejeuner en 2.50 voor het dim r) en het menu, dat ik aangekondigd /ag, was lam; niet slecht, integendeel. Ook hier is steeds een lange lijst van sollicitanten om kamers te huren, de prijs is van 80.?tot 115.?frs per maand, inclusief verlichting en verwarming, en in de vacantiemaanden mag men zijn kamer onder verhuren. Natuurlijk zijn er de regels van het huis in acht te nemen, maar die zijn geen van alle erg bezwaarlijk. Een dergelijk tehuis voor jonge meisjes, Amicitia" genaamd, tip dezelfde leest geschoeid maar wat kleiner (er kunnen maar vier en zestig pensionnaires zijn) is in de huurt van de Bastillu gevestigd. M A R l A N N E OVER BOEKEN EN TIJD SCHRIFTEN Ondanks haar Franschen naam is Felicie Jelui zoo goed tehuis in het Nederlandsen familieleven. dat zij zich sinds lang een naam verworven heeft als schrijfster van hollandsche meisjeslcctuur. Het onderwerp van haar nieuwste verhaal: De ricliii!>cn betreft drie zusjes, waarvan er twee, innerlijk en uiterlijk, geheel bij elkaar hooren. terwijl de derde sterk van ze afwijkt. De om standers beweren, dat zij op niemand lijkt: totdat er een grootpapa opdoemt die verklaart, dat zij op hém lijkt, en daarmee het arme kind wat meer zelfvertrouwen bezorgt. Intusschen heeft de lieve moeder nog heel wat moeite het roer recht 1e houden. Dit alles is verteld in echten bakvischtoon. Wie YOGHURT jran OUD BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong Kerkstraat 187. Tel. 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl