De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 maart pagina 12

21 maart 1925 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2493 MAISON DE L'OEUVRE. Racine's Phédre." In mijn Phèdre-exemplaar, dat een familiestuk is, kwam ik het programma tegen d'une repr sentation extra-ordinaire de Mad.elle Agar" in het jaar 1875. Dit programma het heett den be scheiden omvang van een speelkaart en vermeldt hoe de prix des places in dit gelukkig tijdperk den rijksdaalder niet te boven ging vervult mij op dit oogenblik eigenlijk meer dan mijn her innering aan de jongste Phèdre-opvoering in den Stadsschouwburg, welke als ,,representation de gala" achter ons ligt. In den naam van Agar hooren wij nog den sonoren tooverklank, die c.nze ouders en grootouders verrukte, en naai dien klank kunnen wij, de generatie die in 1875 dit schouwtooneel nog niet betreden had, ons ook ^enigermate een beelc vormen der gefolterde Koningin, in wie de donkers te hartstochten :vergeefsche liefde, zondig berouw, en bittere jaioerschheid, zich vochten ter dood. In een tijd die wit, wit noemde en zwart, zwart. Sindsdien nam o.m. Sarah Bernhardt de rol op en vond het compromis tusschen dit klassisisme en het klassiek moder nisme, haar geheim, dat den overgang scheen te vormen naar een jongeren tijd, dcch uitteraard een verschijnsel op zichzelf is gebleven. Intusschen lag het in de lijn dat de frêle Madame Piérat van ?de Comédie Franchise in haar schoenen zou tre den, en dat deze vooi het geslacht dat met Sarah's opvatting een nieuwe traditie geboren zag wor den, de dynastie zou bevestigen in het voor deel van Racine. Het viel in diens nadeel tut. Ons althans heeft zij slechts kunnen bewijzen, dat wat het genie zich veroorloven kan, door geen talent in deze bevredigend kan worden nagevolgd, en hoe hachelijk het is een auteur als Racine iets anders te willen geven dan datgene wat hij naar zijn aard en wezen in strenge vormelijkheid vraagt. Zoo dankbaar als het in onzen tijd kan zijn de groote antieken te vertolken met een in slag van moderne menschelijkheid, men heeft deze oergestalten slechts de kothurnen te ont nemen om mensch tegenover mensch te staan, zoo weinig loonend komt het mij voor Racine, ?die even ver van de goden als van de menschen verwijderd bleef, te willen moderniseeren naar <le eisenen van het spontaan gevoel. Een netwerk \an zenuwen wordt op die manier blootgelegd, doch het hart wint er niets bij. Want al geeft Racine in dit, in zijn soort zoo bewonderenswaar dig werk gevoelens, waarin ieder onzer kan ko men," en al verleent hij die gevoelens gestalte op edele en complete wijze, de oogenblikken van contact zijn bij deze uitvoerige schildering der hartstochten zeldzaam, in verhouding tot de aandacht, die van ons wordt verlangd. De an tieken kenden de stilte, Racine behoefde de woor den. De waarde onzer moderne tooneel kunst ligt in haar suggesties de droom en de hallucinatie verkregen in onzen tijd realiteits-rechten de geladen stilte der noodlotstragedie spreekt der halve inniger tot ons, wij naderen met onze ge voelens dichter tot de onheilspellende, zwijgzame gestalten der oudheid, dan dat wij ons n ge voelen met de, al hun zielservaringen uitjammerende figuren van het zeventiende-eeuwsch klas sisisme Sarah Bernhardt is het bij uitzondering gegeven geweest dezen, de natuurlijke ontroering stremmen den, verzenvloed tot zulk een metaphysische hoogte op te voeren, dat wij, ontheven aan den woordelijken tekst, werden medegevoerd als in ?den droom, op de muziek van haar harmo nisch wezen. Dit surplus vermocht Mad. Piérat den dichter niet te geven. Deze gemalin van Theseus deed zoo ijverig haar best voor den modernen Racine, dat een zekere gêne ons nu en dan besloop. Het stond als in de tooneelwolken geschreven, dat zij tot daar niet stijgen zou, althans niet in dit werk, dat haar in zijn tallooze strenge verzen gekluisterd hield. Het was een rukken en plukken. Telkens, bij den inzet van een claus, scheen zij het accent te hebben gevonden, de rust in bewogenheid, de houding, die aan de lieflijke verschijning van Mad. Piérat een grooter nobelheid verleende, doch zoodra zij zich weder in het vuur gaf, daalde zij in haar rol, die dan niet meer beheerscht werd maar naar den letter afgemeten, tot een sfeer van klein-burgerlijke ruchtigheid. Een misslag voelden wij dan deze moderne interpretatie, en ?den dichter in zijn rechten roekeloos gekort. Met vaste hand, in gaven, in zijn uitvoerigheid nog weder beknopten, glashelderen stijl, wil hij ons leiden langs lijnen van geleidelijkheid in het tragisch levenscomplex, waarheen het hem niet gegeven was ons met n hartstoot op te voeren. Intimiteit verlangt hij daarbij niet. De innigheid, zoowel als de heftigheid van Mad. Piérat toonden ons vooral de omwegen. Dit wat de hoofdpersoon betreft. Moeten wij daar nog iets aan toevoegen, waar het voor het overige een vertooning geldt, die in haar verre gaande stijlloosheid ongetwijfeld slechts ergernis heeft gewekt? Het schijnt wel of LugnéPoe, die hier terecht veel vrienden maakte met wat hij altijd een beetje met den Franschen slag maar vaak ontroerend bracht aan moderne tooneelkunst, geen denkbeeld heeft van den ridiculen indruk, dien zulk een gala-vertooning moet achter laten in een land, op het punt van stijlvolle bui tengewone" voorstellingen zoo verwend als het onze. De onvoldoende bezetting der rollen deert ons, vergeleken bij dit gebrek aan eerbied en toe wijding, betrekkelijk nog minder. De dictie der Franschen, al blijft ze, zooals in dit geval, veelal leeg, is technisch zoo geperfectionneerd, dat het voor menige leerling of ster ten onzent il n'y a qil'un pas een lesje kan zijn er grondig naar te luisteren, en Racine's taal geeft op zich zelf den toehoorder een zeldzaam muzikaal genot. Behalve dat, kregen wij een athletischen Hippolyte" van M. Audel, welke, als om de moderne Phèdre nabij te streven, voor eiken ademtocht een gebaar vond, zonder daarmede ook maar iets uit te drukken, en een Aricie," die van haar vluchtig lieve rol nog minder maakte. Wanneer van deze figuur niet de reinste lieftalligheid uit gaat, wordt haar optreden ten opzichte van Ph dre een onnoozele bijkomstigheid. Het sterkste gedeelte van Madame Piérat's vertolking (bedrijf IV) ,,Le Ciel de leurs soupirs approuait l'innocence" maakte, waar zij stond tegenover zulk een onbeduidende mededingster, veel minder indruk dan haar uitbarsting van radelooze jaloezie zou hebben gedaan indien hier, al ware het maar in de uiterlijke persoon van Aricie, naar eenig portuur was gestreefd. De opkomst van Thésée (M. Desrnoulins), in een radicaal aan de moderne opvat tingen tegenstelden oerstijl, kwam mij in dien stijl overtuigend voor, en zoo bracht ook de altijd treffende stem van Lugné, in de kleine rol van den goeverneur Théramène, die het verhaal heeft te doen van Hippulyte's roemrijk einde, op het laatst nog een verrassend soulaas. Waaraan kan het liggen, dat Amsterdam in de laatste winters herhaaldelijk doo' Franse1";;; «tervertooningen van dit gehalte wordt teleurgesteld, terwijl den Haag in het afgeloopen seizoen o.a. kennis mocht maken met een zorgvuldig voor bereide, fijne opvoering van J. J. Bernard's L'invitatiun au voyage?" De bedoeling is toch liefde te wekken vo'or het Fransche tooneel, of deze te bevestigen, en met de Amsterdamsche gala-beproevingen zal daar op den duur een zware wijs op gaan. Tournee Louis de Vries. Glicttu. Het heeft geen zin ons te verdiepen in Heijermans-reprises, die het werk beneden zijn oor spronkelijke en erkende waarde aan het publiek voorstellen. Dat zich rondom de officiëele ver tooningen, waarbij de directies het zich een eer hebben aangerekend de vertolking tot het zoo volmaakt mogelijke op te voeren, in den loop van dezen winter ook losse combinaties zouden vor men met den naam van den betreurden schrijver in haar vaandel, was te verwachten, en dat zoo wel Louis de Vries als mevrouw de Boer- van Rijk zich persoonlijk daartoe gerechtigd gevoelden, kan niemand verwonderen. Doch naast datgene wat zij dan door dit persoonlijk optreden in onze waardeering terugroepen, laat zulk een opvoering met krachten, die toevallig vrij zijn, in toevallig aanwezige decors, te veel te wenschen, en zou pi et ei t jegens den schrijver voorzeker anders getuigen .... Een werk als hetto" behoort tot de zwakkere Heijermansstukken, doch om de karakteristiek, het warm coloriet en de innigheid van het Joodse h milieu, om de onpartijdigheid waarmee joi>d en christen hier naast elkaar zijn gesteld, en om tal van goede hoedanigheden nog, verdient het een plaats op het repertoire bij een gezelschap, dat in omstandigheden verkeert, die een zorgvuldige interpretatie niet uitsluiten. Aan den anderen kant zouden wij echter, be treurend dat een gevoelig talent als dat van Louis de Vries, een fijne genre-speelster als me vrouw de Boer, niet tot de steunpilaren van zulk een gevestigd gezelschap behooren, niet in ge breke willen blijven hun als tooneelspelers de hulde te brengen welke hun ook nog in dit milieu toekomt. Wat Louis de Vries van den blinden Sachel" maakt is een fiin-doorwerkte, karaktervolle fi guur, eenvoudig en treffend in zijn koppig schuldbesef aan het slot. de meest volmaakte wagen. AUTO-CENTRALE - HAARLEM Het prachtig jodenvrouwtje van mevrouw de Boer (Esther) behoort tot de rollen, die ik het liefst van haar zie, om de voorname ingetogenheid, waarmede zij, in het bewustzijn van haar rasuitverkorenheid, de Sabbath-tafel presideert. Dit schilderachtig figuurtje leeft en sterft met haar, en wie het nog eens zien kan, late het zich niet ontgaan. T o i' N A E F F m n EERHERSTEL Met hoe groote belangstelling ook gevolgd Worde de uiteenzetting door dr. P. Catz van den groei en het karakter der Zuid-Afrikaanschc be volking, toch mag m.i. niet achterblijven een woord van protest tegen zijn beschuldigen van ons voor geslacht. Bekrompen" noemt hij de politiek der . 1. Compagnie, welke den vrijen handel aan de Kaap belemmerde en zoodoende de Kolonisatie tegenwerkte. Doch in het licht van dien tijd bezien ware het wel verstandig geweest van de Compagnie, indien zij een andere politiek had ge volgd? Lag het wel op den weg van een Handels lichaam om Koloniën te stichten? Was het niet enkel de Compagnie te doen om een vast punt aan de Kaap, waar o.a.: de Oost-lndië-vaarders zich konden ververschen; even als zij bijv. vaste punten had te Malacca en te Batavia? De eenige maal trouwens dat de Compagnie koloniseerde, is haar dat slecht bekomen. Indien niet Zwaardecroon zoozeer bevorderd had de neerzetting der Chineezen op Java, hen had aangemoedigd als handelaars en landbouwers, de beruchte opstand van 1740 en de al te beruchte moord daaropvolgen de, waren achterwege gebleven. Trouwens, als de Kaap werkelijk een kolonie ware geweest, zoude zij dan beter zijn behandeld? Hoe weinig het begunstigen van nederzettingen strookte met den geest van dien tijd, leeren de Amerikaansche koloniën van Engeland. De meest onbillijke maatregelen nam de britsche regeering om te voorkomen dat haar bloei het moederland nadeel zou berokkenen. En te meer reden is er om op te komen tegen de opvatting van dr. Catz, nu blijkt dat ook anderen zijne mcening deelen. Heeft niet in de jongst ver schenen aflevering van het Tijdschrift van ons aardrijkskundig (k-nootschap professor Colen brander tr uitdrukkelijk op moeten wijzen, dat het allerminst past te verwarren Koloniaal bezit met vestiging of nederzetting? Van Koloniën kan men eigenlijk eerst na 1810'spreken ; onze O. I. Com pagnie was op en top handelslichaain en niet een wereldveroveraarster. Hu dat zij zelfs in haar slechtste tijden geenszins als zoodanig ztki laat stond, als hare benijders en bestrijders beweerden. heeft dr. Mansvelt bewezen met zijne studie over het geldelijk beheer bij de O. I. Compagnie. Waar lijk, wij hebben geen reden onze voorvaderen te kleineeren ! Zij waren slechts wat langzaam, wat aarzelend. Doch handelen wij zooveel sneller en beslissender? Is er wel aanleiding om een streep te trekken tusschen de geschiedenis der euniëerde provinciën en die van het koninkrijk der Neder landen? In alle geval, handelde de Compagnie bedachtzaam toen zij hare vestigingen niet tor Koloniën verhief. De toekomst zal leeren of haar opvolger verstandiger handelde, al dan niet. R. P. J. Tti' "i1 i: i N ' N o i- T n i: N i u QQKTFRED:.ÏROESKE ZANDBLAD-SIGAREN 8 enIO ets

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl