Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No.' 2493
WAT LIGT ER IN FRANKRIJK
VOOR ONS?
in
Niemand zal van Lucien Romier in zijn
Explication de notre temps het wagen te zeggen dat hij
zijn onderwerp niet van alle kanten aanvat en in
zijn breedte en diepte het omhaalt en uitgraaft,
met den wil er altes uit te voorschijn te brengen
dat er in ligt opgesloten. Heeft hij ons de huis
houdelijke ontwikkeling van Frankrijk getoond
en ingeleid in het gebied van handel en verkeer,
van industrie en financiewezen, hij zal niet
nalaten ons den invloed te doen gevoelen dien de
economische geschiedenis heeft uitgeoefend op de
physionomie van de samenleving. Hij zal ook de
Werking willen bepalen van de zedelijke krachten
in de maatschappij aanwezig, zooals ze zich uit
spreken in de publieke meening, rustend op de
algemeen gangbare overtuiging gevormd door de
opvoeding en de sociale elementen van het samen
leven. Hij tracht dus, met andere woorden, uit
de meer natuurlijke kenmerken van het
menschenbestaan,op te stijgen tot een rnoreele karakteristiek.
Want hij verlangt naar een zuivere afteekening
en onderscheiding van lijnen ; hij wil een verheffing
van het aristocratische gevoel, mccht ik het
in mijn eigen woorden zeggen: dan zou ik spreken
van het opwekken van den adel in den mensch.
En hij begint met de opmerking te lancteren,
dat sedert de laatste vijftig jaren in Frankrijk
verdwenen is: de smaak. Tot en met den tijd van
Napoleon III kan men spreken van een kunst
van het tijdperk in architectuur, in mode enz.
In het meubilair is nog een stijl Napoleon III te
herkennen. Naderhand is er geen stijl meer, al
lerlei stijlen uit het verleden zijn geliefd, het
heden mist zijn stijl, d.i. zijn houding.
Waarom?
Er-bestaat geen groote kunst meer, omdat er
niet meer is een algemeen hterschende,
gezagoefende levensopvatting. Grcote kunst " heeft
voor haar ontstaan niet alleen noodig de gaven
van den artist, maar het ideaal van een samenle
ving dat voortvloeit uit een hooge levensbeschou
wing,"
Het machinisme heeft het peil van het kunst
bedrijf verlaagd, en tegen het einde der negen
tiende eeuw bleef een machtige strooming van
gedachten uit. Kan men van ideeën spreken?
moeten het niet eerder vooroordeelen worden ge
noemd?
Daar was ten eerste het begrip van de bescha
ving waartoe men behoorde, een nationalisme
dat zijn rang innam te midden van andere naties
en dat voor zich een bijzondere plaats wilde hand
haven, daarenboven een gevoel van vrijheid of indi
vidualisme ingegeven door de democratie, en een
trots als had men voor zijn levensstelling een
vasten grondslag in de wetenschap.
Men heeft echter te bedenken dat de innerlijke
kracht van een maatschappij door deze steunsels
niet geheel is gebaat. De wereld is ruimer geworden
in deze laatste jaren; niet slechts volken, maar
verschillende rassen dingen om den voorrang en
hun manier van zien wijkt van elkander af; wat
van waarde is hier, verliest zijn waarde ge
heel daar; de gevoelens beantwoorden elkander niet
langer en wat de wetenschap betreft, er is een
afstand tusschen kennis en karakter. Het is juist
het karakter waarnaar wordt gevraagd.
Hoe groepeeren zich de verschillende belangen
en krachten tot een geheel in den staat? In Frank
rijk, heeft men wel gezegd, is er door den
bijzonderen sceptischen aard der bevolking, weinig
natuurlijke behoefte aan samenhang. Liefst blijft
men onafhankelijk. Laat een paar Duitschers
elkander ontmoeten, ze vormen dadelijk een
maatschap, drie Belgen richten een muziekcorps
op of bespreken een kermis, vijf Engelschun stich
ten een club en tien Italianen smeden een samen
zwering. Maar de Franschman wacht op het
initiatief van een leider die de kosten en het riciso
draagt. Hij spreekt en denkt over politiek alleen
bij zijn fine champagne aan 't eind van het diner.
Niet alsof geen samenwerking van belangen in
Frankrijk bestaat, maar de vraag luidt thans hoe
de vereeniging van krachten die het staatswezen
in zijn sfeer doet gelden, zich in de handelin
gen der regeering uitspreekt als een wil, als een
persoonlijkheid.
Van den beginne af, d.i. van de 12e of 13e eeuw,
heeft de Fransche politiek, belichaamd in het
koninklijk gezag, een vaste scherp geteekende lijn
gehouden, /e vervolgde onverstoorDaar het doel,
om het nationale gebied tot een eenheid te maken,
de bevoorrechte .klassen, adel en geestelijkheid,
aan zich te onderwerpen en het bestuur te
centraliseeren.
Toen de bedoeling, op het eind der 18e eeuw,
was bereikt, had het koninklijk gezag zijn taak
verloren; het was overbodig geworden en ver
dween. De 19e eeuw heeft het werk deels uitge
breid, deels verdiept, zij heeft htt denkbeeld van
nationaliteit ook bij andere volken willen bevor
deren, en zij wilde verder gaan in het begrip der
bevoorrechte klassen. In beide opzichten werd
zij gestuit.
Was het Frankrijks bestemming niet de leider
te worden der vereenigde en met elkander ver
zoende nationaliteiten van Europa? Het jaar
1870 heeft daar een halt geroepen, waaraan moeit
worden gehoorzaamd. En eveneens is aan het
sociale en socialistische streven der maatschappij
een grens gesteld door het ingeschapen conser
vatieve gevoel der burgerij. Htt behoudende be
ginsel heeft zich steeds als het machtigste doen
kennen, wanneer het gold een beslissing te nemen.
Heel merkwaardig is het," zegt onze schrijver,
dat in Frankrijk in tegenstelling met wat men
ziet gebeuren waar de flinkste naties der beschaaf
de wereld aan 't woord komen, al de groote par
tijen van het land hun richting krijgen van nega
tieve overleveringen. De rechtsche partij en liet
centrum, dat de tchte partij is van den burger
stand, zijn overtuigde anti-sccialisten, de linker
partijen zijn anticlericaal en het socialisme is
anti-burgerlijk. De onmacht om met ons régime
iets tot stand te brengen, komt vandaar."
Er is geen crde in het werk dat valt te verrich
ten. Er bestaat geen programma. Het parlement
en het parlcmentarisme nemen allen inhoud in
zich op van het leven in e politiek, naarmate
en zoodra het zich vormt, een wonder, nu htt
geen bepaald doel heeft waarop het losstevent,
vindt het parlement het doel in zichzelf. Maar
de instelling is daarmee bedorven. Evenzoo
de regeering welke grootendeels op de instelling
berust.
De jeugd draait het parlenientarisme den rug
toe. Zij vindt daar niets in terug van wat ze noo
dig heeft aan ideeën en gevoelens. Hoe zal zij dan
met de regeering kunnen meegaan?
Gouverntr c'est prci'oir is een oude maxime, maar
onder den druk van het parkmtntariïme is IK t
geworden: re«eeren is afwachten, wachten'totdat
de dingen zijn rijp geworden.
Van Paul Deschanel, den vroegeren President
der Republiek, is na zijn dood een redevoering
gepubliceerd die hij zich had voorgesteld tot den
Senaat te richten om daarmede de hervormingen
in te leiden, nooüig naar zijn oordeel, in de con
stitutie der Republiek. Hij vertelt daarin hoe, tij
dens de ondernanddingen van Vcrsaillts, zij, de
grootste personages van het landsbestuur, dut
w.z.: Poincaré, de President, Maarschalk Foch
en hij zelf president der Kamer, machteloos ge
tuigen moesten zijn van besprekingen en beslis
singen welke zij ten hoogste verderfelijk Kielden
voor hun land. En dat niet omdat eenig artikel
van staatsregeling hun in den weg stond of eeuig
reglement zou geschonden worden, maar enkel
en" alleen om niet een op dat oogenblik populaire
persoonlijkheid, Clenienceau, te verninderen,
zijn wil door te drijven.
Te midden der onwezeniijkheden van de
regeering zijn het op die wijs nog geringere
onwezenlijklieden die den doorslag kunnen geven,
in de allerbelangrijkste zaken. Het toeval vervult
daarbij de hoofdrol.
Deschanel meende zulke gebreken te kunnen
verhelpen door de toevoeging van een bepaling
in de constitutie. Alsof een ttkst er toe kon strek
ken om den meiisclien, geroepen tot handelui,
karakter te geven ! Alsof welke industrieel!.' on
derneming ook haar kracht trok uit haar statuten !
Romier, onze gids, gaat dan de functionarissen
na aan wie de regeering is opgedragen, hij vindt
de gelegenheid om een deftige en smakelijke af
beelding in zijn boek te plaatsen van den eersten
minister, en van de overige ministers en van de
geheele administratie, all Iwnnnrable men, must
Iwnuiirable, die de verantwoordelijkheid van het
beleid der zaken dragen, en die genoeg in zieh
hebben om een gegeven praktijk voort te zetten
en vol te houden met variaties, zooals, du wissel
valligheid van het partijwezen ze vraagt, maar
daarom nog geen mannen zijn in staat om iets
waarlijk persoonlijks en nieuws te scheppen.
Is het mogelijk een nieuw geloof te vestigen
en daardoor het zedelijk gezag te herstellen in
een land dat als Frankrijk lijdt aan een ontred
dering en verstrooiing van zijn vermogens? Want,
behoudens de godsdienstige gemeenten, is zelfs
de keur van Frankrijk verbrokkeld in een menigte
van uiteenloopende richtingen, die eigenlijk,
|[IT HET LEVEN ONZER VOOROUDERS
iiiiiHiiiiiiiiuiiimiiiiiuiiiiiiiiiuiiiiiiiimmiimniimnii
DE GEBOORTE
Bl| dive irewichtlwe yebeurtem* kwamen tamllle
leden ,-n bekenden bijfen en vereenlgdl-n /?.h IC
??ae?.B,gen l.al.?d.
Dan weid e, «eklonken op hel wel/lln en o|, dei
me, van don .lamhoudel
Ma,a.qui,v, u een van dl- blizondere likeuren, d
«red» aan Kei Holli,nd,che familieleven verbond,
m geweest BOL5' Vlarasqulno wordl ook thal
door de dames geprefereerd om den <aihl,
.maak en hel (line aroma
V?k?1(!b.a, bi| Uw handelaa, a l 6.20 pe
'.. en f (.'i.»-' ' tocJi
zooals ik reeds zei, alleen elkander naderen
wanneer het te doen is om stoffelijke belangen.
De enkele man en het geloof van den enkele
zullen niet voldcende wezen om een sterken steun
aan de beweging te geven; er wordt intieme samen
werking gevraagd van een groep met gelijke over
tuiging. De behoefte bestaat aan een werkploeg,
en waarom zou die niet te verkrijgen zijn? Immers
iedereen en deze heele wereld voelt, hoe langer
hoe meer bewust, het gemis van een machtig
en overheerschend principe van handelen, en men
weet aan welke gevaren men blootstaat door zijn
onkunde en zijn alltenstaan.
Het moge een ietwat gewone troost wezen voor
hen die met een angstig gezicht naar de toekomst
uitkijken, maar zij Heeft toch haar reden van be
staan en zij is deze: de dingen die komen, hellen
over naar de richting waar iets te kort schiet.
en niet naar den kant waar reeds overvloed is.
Zoo zoekt de Europeesche beschaving het hart
en het gevoel dat zijn leegheid heeft ontdekt.
misschien zal zij vinden datgene wat het gemis
aanvult
Heeft die beschaving eenige Ixteckenis, elan
moet zij aan de gevoelde behoeften (e ge-moet
komen, en dat Europa van vandaag, verstikt
onder de volte van industrieel n vooruitgang.
gedrukt door de machine, niet langer afgeleid,
maar vermoeid onder de menigte van zijn mecha
nische en geldverslindende vermaken, dat
Europa haakt naar een geestelijke bevrijding.
Natuurlijk, men stampt die mannen, zulk ten
p(beg van mannen, die het verlossingswerk op
zich zullen nemen, niet zoo maar uit den grond.
Maar er is een rhythmus in de opvolging der
menschengeslachte'ii waarop wij willen vertrouwen.
De jongere generatie die met het jaar l'J14 vol
geloof zich gaf aan het werk der landsbevrijding,
zij moge meereiideels te niet zijn gegaan, ze was
toch een teeken van jeugd in den krachtigen
morgenstond van het leven; weldra breekt de tijd
aan dat het geslacht den mannelijken leeftijd
van het stroeve tegen opofferingen geharde werk
nadert en liet met flinke handen aangrijpt. Laat
ons vertrouwen op de komst van dat geslacht.
Zoo spreekt Lucieii Romier, en hij zegt ook nog
andere dingen in zijn boek dat ons den uitleg
van onzen tijd wil geven.
W. G. C. F; v v .\ N c K
Koninklijke Meubellianspoii-Maatschappjj
DE GRUYTER &Co.
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
Internationale Verhuizingen