De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 maart pagina 2

21 maart 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No.' 2493 WAT LIGT ER IN FRANKRIJK VOOR ONS? in Niemand zal van Lucien Romier in zijn Explication de notre temps het wagen te zeggen dat hij zijn onderwerp niet van alle kanten aanvat en in zijn breedte en diepte het omhaalt en uitgraaft, met den wil er altes uit te voorschijn te brengen dat er in ligt opgesloten. Heeft hij ons de huis houdelijke ontwikkeling van Frankrijk getoond en ingeleid in het gebied van handel en verkeer, van industrie en financiewezen, hij zal niet nalaten ons den invloed te doen gevoelen dien de economische geschiedenis heeft uitgeoefend op de physionomie van de samenleving. Hij zal ook de Werking willen bepalen van de zedelijke krachten in de maatschappij aanwezig, zooals ze zich uit spreken in de publieke meening, rustend op de algemeen gangbare overtuiging gevormd door de opvoeding en de sociale elementen van het samen leven. Hij tracht dus, met andere woorden, uit de meer natuurlijke kenmerken van het menschenbestaan,op te stijgen tot een rnoreele karakteristiek. Want hij verlangt naar een zuivere afteekening en onderscheiding van lijnen ; hij wil een verheffing van het aristocratische gevoel, mccht ik het in mijn eigen woorden zeggen: dan zou ik spreken van het opwekken van den adel in den mensch. En hij begint met de opmerking te lancteren, dat sedert de laatste vijftig jaren in Frankrijk verdwenen is: de smaak. Tot en met den tijd van Napoleon III kan men spreken van een kunst van het tijdperk in architectuur, in mode enz. In het meubilair is nog een stijl Napoleon III te herkennen. Naderhand is er geen stijl meer, al lerlei stijlen uit het verleden zijn geliefd, het heden mist zijn stijl, d.i. zijn houding. Waarom? Er-bestaat geen groote kunst meer, omdat er niet meer is een algemeen hterschende, gezagoefende levensopvatting. Grcote kunst " heeft voor haar ontstaan niet alleen noodig de gaven van den artist, maar het ideaal van een samenle ving dat voortvloeit uit een hooge levensbeschou wing," Het machinisme heeft het peil van het kunst bedrijf verlaagd, en tegen het einde der negen tiende eeuw bleef een machtige strooming van gedachten uit. Kan men van ideeën spreken? moeten het niet eerder vooroordeelen worden ge noemd? Daar was ten eerste het begrip van de bescha ving waartoe men behoorde, een nationalisme dat zijn rang innam te midden van andere naties en dat voor zich een bijzondere plaats wilde hand haven, daarenboven een gevoel van vrijheid of indi vidualisme ingegeven door de democratie, en een trots als had men voor zijn levensstelling een vasten grondslag in de wetenschap. Men heeft echter te bedenken dat de innerlijke kracht van een maatschappij door deze steunsels niet geheel is gebaat. De wereld is ruimer geworden in deze laatste jaren; niet slechts volken, maar verschillende rassen dingen om den voorrang en hun manier van zien wijkt van elkander af; wat van waarde is hier, verliest zijn waarde ge heel daar; de gevoelens beantwoorden elkander niet langer en wat de wetenschap betreft, er is een afstand tusschen kennis en karakter. Het is juist het karakter waarnaar wordt gevraagd. Hoe groepeeren zich de verschillende belangen en krachten tot een geheel in den staat? In Frank rijk, heeft men wel gezegd, is er door den bijzonderen sceptischen aard der bevolking, weinig natuurlijke behoefte aan samenhang. Liefst blijft men onafhankelijk. Laat een paar Duitschers elkander ontmoeten, ze vormen dadelijk een maatschap, drie Belgen richten een muziekcorps op of bespreken een kermis, vijf Engelschun stich ten een club en tien Italianen smeden een samen zwering. Maar de Franschman wacht op het initiatief van een leider die de kosten en het riciso draagt. Hij spreekt en denkt over politiek alleen bij zijn fine champagne aan 't eind van het diner. Niet alsof geen samenwerking van belangen in Frankrijk bestaat, maar de vraag luidt thans hoe de vereeniging van krachten die het staatswezen in zijn sfeer doet gelden, zich in de handelin gen der regeering uitspreekt als een wil, als een persoonlijkheid. Van den beginne af, d.i. van de 12e of 13e eeuw, heeft de Fransche politiek, belichaamd in het koninklijk gezag, een vaste scherp geteekende lijn gehouden, /e vervolgde onverstoorDaar het doel, om het nationale gebied tot een eenheid te maken, de bevoorrechte .klassen, adel en geestelijkheid, aan zich te onderwerpen en het bestuur te centraliseeren. Toen de bedoeling, op het eind der 18e eeuw, was bereikt, had het koninklijk gezag zijn taak verloren; het was overbodig geworden en ver dween. De 19e eeuw heeft het werk deels uitge breid, deels verdiept, zij heeft htt denkbeeld van nationaliteit ook bij andere volken willen bevor deren, en zij wilde verder gaan in het begrip der bevoorrechte klassen. In beide opzichten werd zij gestuit. Was het Frankrijks bestemming niet de leider te worden der vereenigde en met elkander ver zoende nationaliteiten van Europa? Het jaar 1870 heeft daar een halt geroepen, waaraan moeit worden gehoorzaamd. En eveneens is aan het sociale en socialistische streven der maatschappij een grens gesteld door het ingeschapen conser vatieve gevoel der burgerij. Htt behoudende be ginsel heeft zich steeds als het machtigste doen kennen, wanneer het gold een beslissing te nemen. Heel merkwaardig is het," zegt onze schrijver, dat in Frankrijk in tegenstelling met wat men ziet gebeuren waar de flinkste naties der beschaaf de wereld aan 't woord komen, al de groote par tijen van het land hun richting krijgen van nega tieve overleveringen. De rechtsche partij en liet centrum, dat de tchte partij is van den burger stand, zijn overtuigde anti-sccialisten, de linker partijen zijn anticlericaal en het socialisme is anti-burgerlijk. De onmacht om met ons régime iets tot stand te brengen, komt vandaar." Er is geen crde in het werk dat valt te verrich ten. Er bestaat geen programma. Het parlement en het parlcmentarisme nemen allen inhoud in zich op van het leven in e politiek, naarmate en zoodra het zich vormt, een wonder, nu htt geen bepaald doel heeft waarop het losstevent, vindt het parlement het doel in zichzelf. Maar de instelling is daarmee bedorven. Evenzoo de regeering welke grootendeels op de instelling berust. De jeugd draait het parlenientarisme den rug toe. Zij vindt daar niets in terug van wat ze noo dig heeft aan ideeën en gevoelens. Hoe zal zij dan met de regeering kunnen meegaan? Gouverntr c'est prci'oir is een oude maxime, maar onder den druk van het parkmtntariïme is IK t geworden: re«eeren is afwachten, wachten'totdat de dingen zijn rijp geworden. Van Paul Deschanel, den vroegeren President der Republiek, is na zijn dood een redevoering gepubliceerd die hij zich had voorgesteld tot den Senaat te richten om daarmede de hervormingen in te leiden, nooüig naar zijn oordeel, in de con stitutie der Republiek. Hij vertelt daarin hoe, tij dens de ondernanddingen van Vcrsaillts, zij, de grootste personages van het landsbestuur, dut w.z.: Poincaré, de President, Maarschalk Foch en hij zelf president der Kamer, machteloos ge tuigen moesten zijn van besprekingen en beslis singen welke zij ten hoogste verderfelijk Kielden voor hun land. En dat niet omdat eenig artikel van staatsregeling hun in den weg stond of eeuig reglement zou geschonden worden, maar enkel en" alleen om niet een op dat oogenblik populaire persoonlijkheid, Clenienceau, te verninderen, zijn wil door te drijven. Te midden der onwezeniijkheden van de regeering zijn het op die wijs nog geringere onwezenlijklieden die den doorslag kunnen geven, in de allerbelangrijkste zaken. Het toeval vervult daarbij de hoofdrol. Deschanel meende zulke gebreken te kunnen verhelpen door de toevoeging van een bepaling in de constitutie. Alsof een ttkst er toe kon strek ken om den meiisclien, geroepen tot handelui, karakter te geven ! Alsof welke industrieel!.' on derneming ook haar kracht trok uit haar statuten ! Romier, onze gids, gaat dan de functionarissen na aan wie de regeering is opgedragen, hij vindt de gelegenheid om een deftige en smakelijke af beelding in zijn boek te plaatsen van den eersten minister, en van de overige ministers en van de geheele administratie, all Iwnnnrable men, must Iwnuiirable, die de verantwoordelijkheid van het beleid der zaken dragen, en die genoeg in zieh hebben om een gegeven praktijk voort te zetten en vol te houden met variaties, zooals, du wissel valligheid van het partijwezen ze vraagt, maar daarom nog geen mannen zijn in staat om iets waarlijk persoonlijks en nieuws te scheppen. Is het mogelijk een nieuw geloof te vestigen en daardoor het zedelijk gezag te herstellen in een land dat als Frankrijk lijdt aan een ontred dering en verstrooiing van zijn vermogens? Want, behoudens de godsdienstige gemeenten, is zelfs de keur van Frankrijk verbrokkeld in een menigte van uiteenloopende richtingen, die eigenlijk, |[IT HET LEVEN ONZER VOOROUDERS iiiiiHiiiiiiiiuiiimiiiiiuiiiiiiiiiuiiiiiiiimmiimniimnii DE GEBOORTE Bl| dive irewichtlwe yebeurtem* kwamen tamllle leden ,-n bekenden bijfen en vereenlgdl-n /?.h IC ??ae?.B,gen l.al.?d. Dan weid e, «eklonken op hel wel/lln en o|, dei me, van don .lamhoudel Ma,a.qui,v, u een van dl- blizondere likeuren, d «red» aan Kei Holli,nd,che familieleven verbond, m geweest BOL5' Vlarasqulno wordl ook thal door de dames geprefereerd om den <aihl, .maak en hel (line aroma V?k?1(!b.a, bi| Uw handelaa, a l 6.20 pe '.. en f (.'i.»-' ' tocJi zooals ik reeds zei, alleen elkander naderen wanneer het te doen is om stoffelijke belangen. De enkele man en het geloof van den enkele zullen niet voldcende wezen om een sterken steun aan de beweging te geven; er wordt intieme samen werking gevraagd van een groep met gelijke over tuiging. De behoefte bestaat aan een werkploeg, en waarom zou die niet te verkrijgen zijn? Immers iedereen en deze heele wereld voelt, hoe langer hoe meer bewust, het gemis van een machtig en overheerschend principe van handelen, en men weet aan welke gevaren men blootstaat door zijn onkunde en zijn alltenstaan. Het moge een ietwat gewone troost wezen voor hen die met een angstig gezicht naar de toekomst uitkijken, maar zij Heeft toch haar reden van be staan en zij is deze: de dingen die komen, hellen over naar de richting waar iets te kort schiet. en niet naar den kant waar reeds overvloed is. Zoo zoekt de Europeesche beschaving het hart en het gevoel dat zijn leegheid heeft ontdekt. misschien zal zij vinden datgene wat het gemis aanvult Heeft die beschaving eenige Ixteckenis, elan moet zij aan de gevoelde behoeften (e ge-moet komen, en dat Europa van vandaag, verstikt onder de volte van industrieel n vooruitgang. gedrukt door de machine, niet langer afgeleid, maar vermoeid onder de menigte van zijn mecha nische en geldverslindende vermaken, dat Europa haakt naar een geestelijke bevrijding. Natuurlijk, men stampt die mannen, zulk ten p(beg van mannen, die het verlossingswerk op zich zullen nemen, niet zoo maar uit den grond. Maar er is een rhythmus in de opvolging der menschengeslachte'ii waarop wij willen vertrouwen. De jongere generatie die met het jaar l'J14 vol geloof zich gaf aan het werk der landsbevrijding, zij moge meereiideels te niet zijn gegaan, ze was toch een teeken van jeugd in den krachtigen morgenstond van het leven; weldra breekt de tijd aan dat het geslacht den mannelijken leeftijd van het stroeve tegen opofferingen geharde werk nadert en liet met flinke handen aangrijpt. Laat ons vertrouwen op de komst van dat geslacht. Zoo spreekt Lucieii Romier, en hij zegt ook nog andere dingen in zijn boek dat ons den uitleg van onzen tijd wil geven. W. G. C. F; v v .\ N c K Koninklijke Meubellianspoii-Maatschappjj DE GRUYTER &Co. DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Internationale Verhuizingen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl