Historisch Archief 1877-1940
22
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2493
RUIZE-RIJMEN
HET VOORSTEL BETREFFENDE
DE AMBTSWONING VAN DEN
MINISTER VAN B. Z. (61?0)
'k Wensch u geen geluk, Regeering,
Met dit negatief succes,
Maar in alles schuilt een leering,
Elk echec bevat een les.
Honderd maal bij wijs van spreken
Is uw tamme Kamerkliek
Met een kudde vergeleken ?
Schapen in de politiek.
Telkens zaagt gij, tot uw voordeel,
Dat haast geen der vriendenbent
Eigen smaak of eigen oordeel,
Eigen overtuiging kent.
Of ze 't wel of niet verdienden,
Al UW schoten waren raak,
En de speeches van uw vrienden
Schenen praatjes voor de vaak.
Maar Wat ziet gij nu gebeuren,
Wat heeft thans uw lot beschikt?
Is 't niet om je dood te treuren,
Dat de kudde 't kalm vertikt?
Ja. Gij zult mij excuseeren,
Als 'k mijn Rijmers taak vervul,
Maar ik moet het memoreeren:
61 tegen O !
Snuffel d' officieele stukken
Van elk volk ter Wereld na,
Zulk een jammerlijk mislukken
Schijnt me zonder wederga.
Politiek kan veel bewerken,
Maar aan alles is een grens,
En nu hebt gij kunnen merken:
Ook een broeder is een mensch.
In uw oog ben ik geen Christen,
'k Hoor dus niet tot uw partij,
Maar met Wie zich zoo vergisten
Voel ik hartlijk medelij.
Liever liep ik twintig blauwtjes
Op de schatjes waar 'k om wierf,
Tot ik in 't asyl voor oudjes
Van Pro Senecttfte" stierf,
Liever zou 'k een loflied zingen,
Zacht van zin en blij van toon,
Op afgrijselijke ding.n,
Zooals tuf en grammofoon,
Liever liep ik alle dagen
Naar de film, met loomen tied,
Liever las 'k d; sportvers!agen
Allemaal van a tot z,
Liever zag 'k Colijn gedijen
In zijn groven greep naar geld,
Als hij wijn en schilderijen
Op dezelfde hoogte stelt,
Als hij 't minst en 't mooist in 't leven,
Als hij maag met ziel en hart,
Als hij lekker met verheven,
Caviaar met kunst verwart,
Liever zou 'k het lot verdragen
Onder uw bestuur te staan
Tot het einde van mijn dagen ?
Dan zóó'n mal figuur te slaan!
CHARIVARIUS
VAN
. Z
AALT
N f GE KEI
UIfNIGE
Daar staan Robert en Bertram op de stoep,
zei Leentje, die door het raam van het
sous-terrain keek.
Ik keek ook en zweeg, omdat ik dominee van
der Voort van Zijpe en
Burgemeester van der
Moolen herkend had. Ik
vind dat de eerbied voor
de gestelde machten bij
het jonge geslacht wel
heel erg aan het zakken
is. In mijn tijd, ja, toen
was een dominee nog een
dominee en tegen een bur
gemeester keek je op als
tegen een koning. Maar
ligt het nu wel heelemaal
aan die losse zeden en
gewoonten dat deze ge
zagdragers tegenwoordig
behandeld worden als oud
vuil? Ik zeg met mijn be
krompen
dienstbodenverstand dat het een dominee
verboden moest zijn aan
de politiek te doen. Niet
alleen omdat de politiek
nog al afgeeft, zooals mijn
heer Pierre altijd zei, maar
ook omdat dominee den
tijd, dien hij op het
ondermaansche doorbrengt,
waarachtig wel noortig
heeft om hem heel en al
te besteden aan de loute
ring van de hem toever
trouwde zieltjes. Want ik
geloof, dat als je daaraan
dag en nacht loutert, je
nog vierentwintig uur in
het etmaal te kort komt.
Ik ga niet meer geregeld
ter kerke omdat ik zoo
slecht ter been ben en met
een tram te rijden gaat in
tegen mijn gevoel van
Zondagsheiliging en daar
mee ben ik het eens met
mijnheer Baas, het Raads
lid, zoodat ik maar liever
thuis blijf, maar als lid
maat van de kerk ben ik
er vlak tegen dat dominee
in den Haag staat te spre
ken, door piassen in de rede
wordt gevallen en door
een stelletje ex-schoolmeesters en wat ex-mislukte
advocaten en wat ex-kantoorheeren wordt gehoond.
Een leeraar moet niet worden tegengesproken
als hij spreekt en kan de goede man zijn kostelijken
tijd niet beter besteden te midden zijner kudde?
En wat voor dominee geldt, gaat ook op voor
den burgemeester. Je kunt geen twee heeren die
nen en als hoofd van de stad moet je je niet nog
eens met de zaken van het land gaan bemoeien.
Ik bemoei me ook niet met het werk van de werk
meid.
Zoo dacht ik toen ik de trap opslofte en voor
ik de deur opendeed, keek ik nog eens door de
tralies.
Toch nette menschen, zei ik bij mezelf, en
een geluk voor de schaapkens dat zij eindelijk
uit de politiek verdwijnen. Wat kan een mensch
in een oogenblik veel denken, want onderwijl ik
het slot opendeed, dacht ik aan de oorlogsdagen,
toen dominee zoo prachtig op de Vloot preeken
kon en ik heb den jongen van mijn zuster, die
toen licht-matroos was de jongen, natuurlijk
wel hooren vertellen dat er aan boord geen oog
droog bleef als dominee op den plicht van den
zeeman wees hoe die op een splinter een speelbal
was van wind en golven en niet weg kon loopen
als de vijand op hem aankwam, zoodat hij de
keus had ttissclien sneuvelen of verdrinken ter
eere van het vaderland. Na zoo'n preek, zei mijn
neefje, kregen ze aan boord altijd een extra oor
lam om weer op te kikkeren.
En die brave meneer van der Moolen met zijn
mooien baard. Ik houd van mannen met baarden.
In den bijbel ziet men ze ook altijd met baarden.
Er ziet iets degelijks in. Mijnheer Pierre droeg
een tijd lang een klein baardje en het kriebelde
altijd zoo en daarom schoor hij hem at', wat ik
altijd erg jammer heb gevonden. Maar meneer
van der Moolen zonder baard moet er uit zien als
meneer Solkesz van het Rembrandtplein, die de
vorige week hier twaalf fleschjes Pils bracht.
Tegenwoordig laten de mannen hun gezicht nog
al onbeschaamd zien, vind ik en een tante van me
die met de kaarten werkte en voor ieder van ons
vijf honderd gulden naliet, zoo goed had ze ge
werkt, zei altijd dat ze een man zonder baard maar
had aan te kijken om te weten waarom hij kwam:
om de liefde of om de Beurs.
Gek dat ik dat alles dacht, onderwijl ik het slot
openschoof en de heeren binnen liet. Ze waren
erg vriendelijk en heelemaal niet uit de hoogte,
wat eigenlijk verkeerd is in mannen die gelooven
aan de soevereiniteit in eigen kring, zooals ik
vroeger wel eens in ,,De Standaard" heb gelezen.
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
LONDEN
f 48.00
PARIJS
f 39.50
toen mevrouw zaliger die geregeld las omdat er
zulke nette Oelderschc dienstboden in geadver
teerd werden, maar daar moet na den dood van
dr. Kuyper nu ook al de klad in zijn, hoor ik.
Meneer kwam ze al tegemoet en ik hielp ze uit
hun jassen en liet ze in zijn werkkamer en ik bleef
kwansuis een beetje aan den haard morrelen om
te hooren wat ze eigenlijk op hun hart hadden.
Ze zuchtten allebei, toen ze zich in de
clubfauteuils lieten vallen en dominee zei:
Zoo'n clubstoel is als het zondige leven, je
zakt er behagelijk in weg en het kost je moeite je
er weer uit op te richten.
't Is als een Raadszitting, zei burgemeester,
als je niet oppast, val je er direct in slaap in.
En wat drijft de heeren hier heen? vroeg
meneer, onderwijl ik bezig was te porren.
De toestand van de eigen partij, zei dominee.
U heeft zeker wel gelezen dat ze me overboord
willen werken nu ik de ,,Nationale Unie" heb op
gericht ?
En u, burgemeester? vroeg meneer.
De politiek zit me tot hier, zei hij, en wees
halverwege zijn baard. Kuyper was een dictator
en dat lieten we ons welgevallen. In de eerste
plaats omdat hij Kuyper was en in de tweede
plaats omdat wij toen broekjes waren en onze
politieke carrière nog maken moesten. Maar
Colijn is geen Kuyper en wij zijn geen broekjes meer.
En bovendien verlaat de wijze rat het zin
kende schip, sprak dominee, die altijd in ,,natte"
termen aan 't zeemansleven ontleend spreekt,
en waar een lek is, daar is een gat. En als het
meisje weg is breng thee voor de heeren,
Alida en verdwijn", zei meneer zal ik u zeggen
dat wij geen schoolmeester en geen wegwerker
en geen sluiswachter in de partij overhouden en
dat volgens optimistische schatting, wij in de
Kamer terugkeeren met drie man en een paardekop
En net toen ik de deur dichttrok, hoorde ik
dominee iets zeggen van meneer Duymaer van
Twist, maar of dat in verband met de paardekop
was, weet ik niet. ALIDA Z E v H N D o o M