Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2493
NIEUW
JOODSCH NATIONALISME
De heer L. Simons geeft in brochurevorm een
herdruk uit van beschouwingen over de gevaren
van het nieuwe Joodsche nationalisme", die
hij voor eenige jaren in de Nieuwe Gids" publi
ceerde.
Op een wijze die naar de heer Simons zelf
in zijn voorwoord getuigt, vrij is van vooroordeel
en elke eerlijke overtuiging haar recht laat",
schept de heer S. hier in enkele bladzijden orde in
de zoo moeilijke en netelige problemen des
Jodendoms.
Aldus: Het Zionisme over welks mérites de
heer S. geen oordeel uitspreekt, doch dat hij als
een gegeven feit aanvaardt, heeft een zekere
splitsing tusschen de Joden ten gevolge. Zij zullen
nu moeten kiezen of deelen: óf zich verklaren
voor het nieuw te stichten Joodsche gemeenebest;
dan zullen zij ook zoo spoedig mogelijk daarheen
moeten verhuizen. Of zij, de Joden, kunnen
verkiezen hier te blijven; maar dan moeten zij
ook liefst zoo gauw en zoo volkomen mogelijk
versmelten met de Christelijke bevolking. Dan weet
ieder land tenminste wat het aan zijn Joden heeft.
Die halfslachtigen, die zich wel Zionist of Joodsch
nationalist verklaren en toch hier blijven en zich
hier hun bestaan zoeken, stichten slechts ver
warring en brengen hier een toestand te weeg,
die voor de positie der Joden in West en Oost
zeer gevaarlijk dreigt te worden."
Zóó zou dan met tact" en met kieschheid",
eigenschappen die in het betoog een groote rol
spelen, en eigenlijk vooral dank zij het Zionisme
dat deze opruiming, deze zuivering" heeft
mogelijk gemaakt, het Joodsche vraagstuk zijn
opgelost, nu al, spoedig en in onze dagen !
Helaas ! Zoo eenvoudig als de heer S. de zaken
wil laten marcheeren, loopen zij nu eenmaal niet.
Om in een vloek en een zucht de honderdduizenden
Joden, die in den zin Van den heer S.
Joodschnationalistisch gevoelen, naar het Jewish Natio
nal Home" over te brengen dat nog maar
och zoo'n arm beginnend landje is en al trotsch
is op de 10 a 20 duizend Joden, die het jaarlijks
opneemt daar hoort meer staatsmanswijsheid
en beleid toe, dan waarvan wij hier bij onze be
schouwingen droomen.
En de rest der Joden: zou die in een anderen
vloeken een anderen zucht deze kwamen er stellig
wel aan te pas zoo volkomen mogelijk ver
smelten" kunnen met de Christenen? Gesteld ai
dat al deze resteerende Joden willens waren
daartoe, hoe stelt de heer S. zich wel voor dat dit
in zijn werk zou moaten gaan? Hij spreekt zelf
van den afweer van velen" tegen de Joden, zelf
vermaant hij herhaaldelijk de Joden toch kiesch"
te zijn en zich niet op te dringen. Hoe moet dat
dan?
En met welk een ongelijken inbreng komen de
partijen in deze gemeenschap: de Joden mogen
wel al het beste wat zij in zich hebben: hun
practische zedenleer, hun gulle liefdadigheid, hun
geestelijke reêheid, hun offerrée idealisme", in
de bloeds-gemeenschap met de niet Joden in
brengen. Maar hun fouten en eigenaardigheden
die ieder kent" (wij hadden ze .toch gaarne nog
eens gehoord) die moeten ze overwinnen. Dan
zullen ze veredelend werken.
Dat de Joden, in Holland en haast overal,
een kleine kleine minderheid zijn, zoodat er alleen
van een opgaan in den grooten hoop, niet van een
vermenging van twee gelijke bevolkingsdeelen
sprake kan zijn; en hoe die Joodsche eigenschappen
toch bewaard zullen blijven, of er in 't groot
gemendeld zal worden, of dat er
meng-eigenschappen en een mengtype zullen ontstaan !
daar breekt de heer S. zich het hoofd niet mede.
, Zóó sterk zijn hun rasqualiteiten, dat men
niet bevreesd behoeft te zijn, die in de vermenging
met andere volken snel uitgeput te zien"... .Wij
zijn daar nu juist we! bevreesd voor. En de historie
doet onze vrees niet minderen. Wij hebben voor
Spanje bijv. of Portugal nog geen voorspoed,
geen grooter geestelijke reêheid" kunnen ont
dekken, al heeft ongetwijfeld veel Jodenbloed zich
in het bloed dier volkeren gemengd
Zoodat wij maar zeggen willen, dat het ons met
de consequenties van het kiezen of deelen",
dat de heer S. zoo kategorisch van de Joden
eischt, niet zóó eenvoudig gesteld lijkt.
Maar berust deze eisen zelf wel op een goeden
grondslag ? kiest rren dan tot welk volk men wil
behooren? Kan men z'n ouders dan kiezen, het
bloed dat men in de aderen heeft; kiest men
zijn afkomst, zijn volk? Neen toch men wordt
Chinees geboren, men wordt Javaan, men wordt
Prover.gial, men wordt Ier, men wordt Vlaming
geboren. Zoo ook wordt men Jood geboren. En niet
alleen',,deTgemeenschap waaronder^menfleeft"
legt plichten op. Ook de gemeenschap, die men
naar den bloede bestaat, vooral als dit eene in
gevaren worstelende, eene eeuwenlang bestookte
en bedreigde, eene om haar vrijheid strijdende
gemeenschap is ook die legt plichten op.
Stellig zijn de plichten der gemeenschap waar
onder men leeft, niet gering.
Een ieder zal dit den heer S. toegeven. Maar
van ouds hebben de Joden deze plichten in elk
land waar zij leefden loyaal op zich genomen.
Goede patriotten zijn zij steeds geweest ook de
nationalisten onder hen. Wij hebben nimmei
gehoord, dat bijv. de Zionisten in de oorlogvoerende
Janden niet even beproefde soldaten zouden zijn
geweest als de andere Joden. Ook meenen wij niet
dat onder de Nederlandsche Joden de
Joodschnationalisten .minder dan de anderen hun gaven
en krachten als Nederlanders in dienst hebben
gesteld van Nederland.
Maar laat het dan ook uit zijn met de
venvarrende en misleidende suggestie, alsof het Joodsche
nationalisme gevaarlijk zoude zijn voor de
positie der Joden", en de belijders ervan minder
goede, warme, Nederlanders dan de
assimilatorisch-gezinde Joden ! Kom, laat ons toch van
Nederland zelf leeren, en bij geen naburen te
gast gaan waar het geldt, ons de ware
vrijheidsbegrippen eigen te maken ! Heeft Nederland dan
ooit meer van de Joden geëischt, dan men in
waarheid en trouw van vrije menschen eisenen
mag? Heeft Nederland soms gewacht met hun
hunne vrijheid te geven, hen tot alle ambten in
den Staat te roepen, tot zij zich zelf in den
doop verloochend, en hun bloed in het gemengde
huwelijk verzaakt hadden?
Laten wij dan op Nederlandsche wijze onze
krachten aan Nederland geven, elk naar eigen aard'.
J. O R N S T E I N HOOFIËN
GREPEN
MADAME JANUS
Zelden heb ik zoo'n amusante, verrassende
sensatie gehad....
In het laatste nummer van Les Ocuvres
Libres" las ik de Souvenirs de Littérature"
van AndréMaurel, den Lucien Valette van de
Figaro". Met een zekere gretigheid. Ik rn;ig
namelijk, op dezen mijn lateren ledtiid, zoo
gaarne vernemen van wat er voorviel in i'e
dagen, toen de buitenwereld begon voor m i i epen
te gaan. Als was het gisteren gebeurd, zoo heugt
het mij nog:
Haastig als altijd, dorstig als immer, kom ik
thuis uit de morgenschool. En terwijl ik kijk naar
den waterstraal, die mijn drinkglas vult, hoor ik
mijn moeder zeggen ,,De President van Frankrijk
is vermoord, Sadi Carnot is vermoord." Het was de
eerste politieke, publieke moord, waarvan ik hoorde
en Carnot was de eerste President van de Fran
se hèRepubliek", wiens naam ik van tijd tot tijd
in de krant zag staan. Op dien leeftijd worden en
blijven zulke namen geweldige vastheden, die
mér dan menschelijke wezens, mér dan gemeen
zame gestalten schijnen te benoemen. Meer dan
menscheliike wezens, meer dan gemeenzame
gestalten waren immers ook de Hooge Officieren"
en Voorname Staatslieden", die mijn Vader mij
wees op het geweldig oorlogsschip, toen ,,LX'
Keizer" voer door het Kanaal naar de stad.
Zóó was Sadi Carnot De President van de
Franjche Republiek", Velen zijn na hem gekomen,
maar geen heeft hem, voor mij, geëvenaard: die
anderen waren heeren die succes hadden gehad
in de politiek, meer niet, ze behoorden niet tot die
orde van geweldige vastheden, zooals De Keizer"
en De President, Sadi Carnot".
Uit die dagen nu vertelt AndréMaurel en daar
om sloeg ik, na Romains' Le Mariage t'e Le
Trouhadec", dat mij trouwens niet meeviel,
de andere verhalen voorloopig over om mij in die
gedenkschriften te verdiepen, te lezen over Sadi
Carnot, den President.... en dan over Dreyfus,
wiens leven ik leefde, wiens lijden ik leed, in die
latere bewogen jaren, van wien ik droomde.
dat ik hem op zijn eiland zou mogen voor altijd
gezelschap gaan houden en troosten !
Matig was, na dat met Calmette's dood eindigen
de relaas, de belangstelling waarmee ik Le Salon
de Mme Arman de Cailiavet" begon te lezen. Matig
en plichtmatig. Elle jouissait du calme, de la
placiditéde qui se dominc entièrement. Seule son
intelligence la guidait en toute chose." Zoo vertelde
Maurel, en met gepasten eerbied nam ik er kennis
van. De superieure vrouw ! Elle jugeait et
prouvait en hoinme, absolument. Elle possédait en art
un gout parfait. Elle sacrifiait tont ace gout, a
ce besoin, mêtne ses aises. Elle aimait lanettet
en tout, qui tait'dans sons esprit clairvoyant et
sagace"
BHtferfly
Bonbons
Overheerlijke
pikarxte ^
smaak
Met elke mededeeling steeg mijn respect en ....
gaat het 11 óók zoo, lezer, dat ge u van personen
in boeken een levende en levendige voorstelling
vormt ? Voor mijn oogen rees een
Minervagestalte, een Sappho, een Madame De Stael,
minder levendig dan de laatste misschien, maar
statiger, maar voornamer, en nog wel zoo in
telligent.... Anatolc France tait l'ami Ie plus
illustrc de Madame Arman."
Het verwondert mij niet. Ik lees het met gepaste
belangstelling. La hiciditéintelligente de Madame
Arman avait vu ce qui manquait de perséverance
a cette abeille butinante."....
O Goden, ik begin nattigheid te voelen"!
Maar het kan immers niet.... het ware on
mogelijk.... dit is een Minerva, een Sappho,
een De Stael.... en die andere.... neen, uit
gesloten.... en ik lees verder. Aussi avait-elle
aménagé, au second tage de son hotel, im cabinet
de travail...."
Geen twijfel meer mogelijk, ze is het.
En nu gebeurt het, nu komt die dol-amusante,
verrassende sensatie, nu heb ik haar vóór mij,
Madame Janus" met haar twee gestalten,
haar twee zielen, haar twee aangezichten. Ze is het,
ze is niemand anders dan de Madame van ,,Le
tour de Tours", van ,,1'Eventail de peau", van
Jour de Congé". Ze is de Madame, over wie de
jeugdige Brousson meer aardig dan eerbiedig,
meer pikant dan discreet allerhande klapt in
Anaiole France en pantoiillcs". Ze is niet Minerva,
maar Xantippe, ei n Xantippe <;p hoi ge bakjes,
die sonnent comme a la parade" wanneer ze
woedend, jaloench, réfugiéj (.lans Ie silence Ie
plus hargneux" door de hitte mee naar den
pnntenkoopman stapt, liever dan haar illegitiemen
Socrates n uurtje, n teugje vrijheid te laten.
Ze' is geenszins Minerva, maar hoogstens een
jaloersche Juno, daar in Tours, waar ze haar
Jupiter geen herdersuurtje met een even schoon
als faciel créature de Dien" vergunt. Ze is
iieerschzuchtig en hebzuchtig en ijdel en mondain, ze is
een crampon", ze afficheert haar illusuen vriend
bij haar benijdende vriendinnen en laat hem
kunstjes-vertoonen in haar salon, En geen spoor
in al die tallooze souvenirs, verhalen, aneedc-ten,
van de andere, de voorname, hautaine,
rngenaakbare Madame Arman van Lucien Yalute ,.qui se
sentait tres forUnu-nt au-dessus des sentiments
vulgaires", en geen spoor van een ..courtoisie uu
pen hautaine", van een supénorite a tnute
convention".
Wie is de ware ? Wie zal bewaard blijven voor
het nageslacht onder ten eeuwigen dage onver
anderlijke trekken, in een klassieke onwrikbare
gestalte, wie zal naast den grooten man verstolkn
tot een historische figuur, als Goetlie's Cliarlotte
en Dante's Beatrice en Fetrarca's Laura en Michel
Angelo's Vittoria en Beethoven's Lorcheii ?
De meer snedige dan geestige en heel wat meer
gewiekste dan intelligente, de hooggehakte,
raeltongige, redderige Madame" of het hoog ideaal
van den heer AndréMaurel ? Vermakelijke
vraag. . . . maarniet zonder pijnlijkheid . . . . Want,
wat voor soort dames waren eigenlijk in haar
dagen die Charlette en Beatrice en Laura en
Vittoria en Lorchen . .. . ?
C
A R K Y V A N
OLOO
P 0.2 5
&N