De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 28 maart pagina 13

28 maart 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2494 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 JOHAN WESSELINK, Jan Windevaart. Amster dam, z.j. Van Holkema en Warendorf. In dezen roman geeft Johan Wesselink het eigen aardige verhaal van een mensch, die zich boven alles verwant voelt aan de natuur; iemand, die vaart op den wind" daarom heet hij Jan Win devaart ; een zwerver die het-nergens kan uit houden, en die dan ook een huis op wielen prefe reert boven een dat altijd stil staat. De auteur heeft al eerder zoo'n mensch geteekend; n.l. in het eenige jaren geleden van zijn hand verschenen boek De zomertocht van den reus". Dat was een mooi stuk proza; een sterk en levend boek; een boek waarin men voelde, hoe de dichterziel, die uit dat werk sprak, meedeinde op het rhythme van de verschijnselen in de natuur. Ook in dit nieuwe boek zijn goede bladzijden; fragmenten, die het zwerf-zieke leven van den natuurmensch" goed weergeven. Maar nu die Zomertocht van den reus er is, Weten we toch, dat de schrijver het beter kan, of het althans beter gekund heeft. Dit boek is te veel een herhaling van het vorige, en de taal is hier slapper, het rhythme vager. Het heele werk doet zoetelijker aan. Ik heb De Zomertocht van den reus" nog eens uit de kast gehaald, om te zien of het misschien aan mij lag. Ik heb opnieuw van het boek genoten, en naast dien geweldigen reus is Jan Windevaart toch werkelijk een bleeke, anaemische verschijning. Misschien is zoo'n vergelijking niet heelemaal billijk. De rechtvaardiging ligt natuurlijk hierin, dat beide boeken van denzelfden schrijver zijn. De schrijver heeft het recht, om gegevens te ontleenen aan een vroeger boek, zonder dat men hem van plagiaat mag beschuldigen, maar als de lezer de overeenkomst ontdekt, dringt een vergelijking zich toch ook vanzelf aan hem op. Maar nog eens,-en nu zonder vergelijking, ook Jan Windevaart" heeft qualiteiten. HERMAN MIDDENDORP SCHILDERKUNST-KRONIEK HOLLANDSCHE KUNSTENAARSKRING, AMSTERDAM. Het is niet te ontkennen, dat deze tentoon stelling een minder krachtigen indruk geeft, dan we van de tentoonstellingen van den Kunstenaars kring zijn gewend. Dat kan ieder genootschap overkomen, waarom den Kunstenaarskring niet? Niet alleen zijn er een aantal kleine nieuweren, maar een aantal der sterksten onthield zich, zooals o.a. Matthieu Wiegman, terwijl ook Wolter wel door zijn tentoonstelling bij Buffa, hier is afwezig. Maar zelfs bij de aanwezigen is minder kracht te erkennen bij soms meer verteedering. Hiertoe zou ik ten eerste Jan Sluyters willen re kenen. De studie van den Neger alleen is zwaar en forsch, en een werk dat zijn bekoring heeft door zijn kracht, maar de doode Christus met zijn Moe der zou ik willen rangschikken onder het tweede soort; de kleur is daar ijler en eer verteederd, zooals het kinderportret en het bloemstuk dat eveneens zijn. Colnot is in een periode, waar minder rijkdom van kleur is dan ik van hem gewoon ben, en een landschap zooals dat van de sloot, dwars door het landschap, is een niet-sterk impressio nisme, met een te zware factuur. Een schilder als Colnot (mij schijnt dit ten minste toe) kan den opjagenden prikkel van de stad niet ontberen; niet ieder talent verdraagt de eenzaamheid van het land. Niet iedereen verdraagt voorts de be klemmende kracht van een theorie. Dat is duidelijk aan Van der Leck's inzending. De voetballers kunnen doen glimlachen; de andere abstracties (ik twijfel niet aan den eerlijken toeleg van den kunstenaar!) zijn iets, waarvan Van der Leek moet terugkomen; zelfs het begrip van het ornamentale vind ik daar niet. Van Blaaderen is als altijd beschaafd maar niet vol, niet volop (het beste leek mij het dorp, No. 6) Van Bendien vermeld ik de gelaatsuitdrukking en de litho van de gracht met boomen; in beide is iets bizars bereikt. Hynckes stillevens trekken de aandacht. Ze zijn opmerkelijk door een felle praecisiteit, maar ik kan ze niet overschatten; de geestelijke diepten hier zijn niet groot. Leyden is het beste in den kop van Christus en in den kop van een madonna beeldje; in de andere is hij verhalend in de kleur, maar is die kleur niet hecht genoeg. Van Maks zijn de Breitnerachtige werken te veel minder dan de werken van Breitner om ze te kunnen loven; ik verkies bij verre zijn Fratellini, omdat daar de kleur niet het steeds onzuivere geel is, dat hij te veel laat zien als den eind-indruk van een schilderij. Van Martinez is het portret en sjn stilleven het klaarst; Harmen Meurs' is niet zuiver, noch is voldoende sterk Otto vau Rees. Schumacher is sober en verfijnd in het protret van een Moeder, vol en toch teeder in zijn landschap uit Corsica; deze schilder-teekenaar vertoont geen inzinking maar voorten opgang. Van Charley Toorop verkies ik, om de expressie, den kop van het meisje vóór het raam. ? t*'!» il HU* Zeven beeldhouwers zijn min of meer getypeerd door wat ze inzonden. De belangrijkste is John Raedecker. Hij is, ik moet het toch herhalen, een beeldhouwer van on gewone innerlijke subtiliteit en fijnheid; zijn Vrouwetors is met den kop, groot door de haren en rond, een bij blijvend iets. Goed is Laarens van Kuik's hermaphrodiet. Het is een blok steen met enkele groeven erin voor oogen, mond en neus, maar het blok kreeg uitdrukking in zijn barren eenvoud. Van Hassoldt vermeld ik, om de expressie, een kop uit pokhout; van A. Raedecker een jongenskop in zandsteen; van Remiens een hert in ebbenhout, een Manenschaap in brons, van Theo van Reyn hebben de maskers een uitdrukking, die overdadiger is dan innerlijk werd verantwoord, of anders gezegd: de uitdrukking is niet een noodzaak van innerlijke roering. Zijl zond een relief portret in, dat hem noch vol doende typeert, noch sterk is. ' III Deze tentoonstelling moet gevolgd worden door een weer sterkere. Op een tentoon stelling van den Hollandschen Kunstenaarskring zou de vol gende keer een scherpgekozen groep van Permeke (die een overzicht geeft van dezen schilder) een nuttig, noodig, verblijdend iets kunnen zijn, met, daar-naast, andere Vlamingen, van wie de ge middelde Hollander wel eens wat ter beschouwing mag krijgen. De Kunstenaarskring zou dan zijn goed werk voort zetten. P L A S S C H,A E R T Leekenspiegel H. V. te E. Een directeur eener districts-arbeidsbeurs wien ik advies vroeg in zake een loongeschil, antwoordde mij dat ik de bedoelde aangelegerheid moest voorleggen aan een ,,bureau voor arbeidsrecht". Kunt u mij omtrent \too'n bureau nader inlichten? Een bureau voor arbeids recht" is ons niet bekend. Wel wordt te Amsterdam soms het Bureau voor rechts kundige hulp aan on- en minvermogenden" met dien naam aangeduid. Aan dit Bureau zijn verschillende advocaten-adviseurs en een procureur verbonden. Denaam zegt voldoende voor wie deze instelling bedoeld isONZE KOLONIËN: Z.W. CELEBES T°ekining voor ,,d^ Groene Amsterdammer" door J. G. Sinia BOEQINEESCHE WONING Reeds eerder bij een vorige bespreking van het Boegineesche huis merkten wij op, dat houten woningen in de Boegineesche landen tot de zeldzaamheden behooren en men deze ook als regel alleen daar aantreft d.i. tamelijk hoog in het gebergte waar nog bosschen voor zwaar hout te vinden zijn en het vervoer van het te gebruiken hout niet op te vele bezwaren stuit. Geweldig zwaar en oogenschijnlijk heel wat steviger dan de bamboehuizen in het lagere land, zijn deze houten woningen wel, doch, wat men in verband met het zooveel betere materiaal, dat voor den bouw gebezigd wordt, zou verwachten, een betere beschutting tegen het klimaat, dat hier vaak koud en vochtig is, moet men ook hier niet zoeken. Het zijn over het algemeen tochtige, sombere holen, waarin door veel te kleine vensteropeningen, het zoo hoog noodige zonlicht slechts spaarzaam naar binnen treedt, terwijl daarentegen de tallooze reten en spleten welke de wanden vertoonen, den guren winden van alle kanten vrijen toegang verleenen. Een typische hoewel minder aangename gewaarwording is het wel, wanneer men in zulk een woning verblijvend, soms plotseling in den nevel zit een wolk heeft dan voor een oogenblik zijn intrede gedaan in het huis en men kan zich indenken hoe het de menschen, die gedoemd zijn hier hun vaste woonplaats te hebben, te moede moet zijn, wanneer dagen en nachten lang zware, met regen bevrachte wolken bezit genomen hebben van het gebergte. Hoewel men zegt wel eens, dat gewoonte een tweede natuur is en dikker gekleed dan in de lagere streken zijn de menschen hier dan ook niet, maar dat een sterftestatistiek hier bijzonder hooge getallen zou aangeven is iets, wat wel als bijna zeker kan worden aangenomen. Ons plaatje nu vertoont een gedeelte van den voorgevel van zulk een houten woning en geeft tevens eenigen kijk op de wijze, waarop men bij het bouwen te werk gaat. Spijkers behooren hier nog tot het onbekend materiaal en alles is of zoo gemaakt, dat het ongeveer zoo erg nauw neemt men het niet in elkaar past, of het wordt door middel van rottanverbindingen zooals men o.a. kan opmerken bij de uit twee deelen samengestelde deur of met houten pinnen meerdere stevigte verleend. De deelen, waaruit de omwanding wordt samengesteld, zijn vaak wel ongeveer l M. breed en l d.M. dik en worden verkregen door splijting van boomstammen, om daarna met een soort dissel verder bijgewerkt te worden. Als dakbedekking wordt bij voorkeur idjoek" gebruikt, de zwarte harige vezelstof, waarmede de stammen der arenpalmen bekleed zijn. De versiering van deze woning is zeer sober en beperkt zich tot de trap, de opstaande stijlen van den ingang en een paneeltje op de teekening niet zichtbaar boven dezen laatste. Een eigenaardigheid van deze woning vormt zeker ook de deur, daar men hier zoowel de scharnieren, waarop deze draait, als het huis, waarin zich de houten grendel beweegt, heeft verkregen door wegkappen van al het overtollige hout. Een wel vrij omslachtige en tijdroovende methode van werken dus. J. G. S i N i A PADOX HOUTBOUW Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten L«vering in korten tijd. Fabrieken Warmond Hotel DUIN EN DAAL BLSLEN CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER VASTE WASCHTAFELS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl