De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 28 maart pagina 15

28 maart 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2494 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Op den Economischen Uitkijk Wat nog bereiken moeten. Wie de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting in de Eerste Kamer heeft gevolgd en in het bijzonder wat bij die beraadslagingen ge zegd is door Minister Colijn omtrent hetgeen hij reeds tot stand had gebracht en hetgeen hij hoopte tot stand te brengen, die zal toch, dunkt mij, den indruk niet kunnen weren, dat deze Minister van Financiën, tot groote dingen geroepen, zeker ook wel iets groots heeft bereikt, maar niet het (weliswaar veelomvattende) werk in zijn vollen omvang heeft aangevat en niet langs eene groote lijn heeft gearbeid. Wat hij bereikt heeft,is desluitende begrooting". De gewone dienst zal sluiten. Dit is als uitkomst van een daarop gericht streven niet weinig; het is zelfs eene verrichting, die eerbied afdwingt, omdat met haar moest samengaan het breken van veel verzet, het overwinnen van velerlei bezwaren, het overbruggen van diepe kloven. Wij beschikken hier in Nederland nu niet over zoo heel veel man nen, die de volvoering van deze taak op zich zouden durven nemen, en over nog minder mannen, die in die volvoering zouden zijn geslaagd. Colijn is, wat dit betreft, de rechte man op het rechte oogenblik gebleken; wij hadden behoefte aan het optreden van eene krachtige figuur, die over vol doende bekwaamheid en vooral over genoeg door zettingsvermogen beschikte om het aanzienlijke, dreigende tekort weg te werken". Bij de waardeering van die verdienste moet men zich herinneren, dat dit voor 1925 weg te werken tekort niet minder was dan 130 millioen, althans naar de aanvankelijke raming; later bleek dat het cijfer op 133 millioen moest worden gesteld, maar daarna zag men dat de inkomsten over 1925 mee vielen, n.l. 19 millioen hoogcr konden worden geschat, zoodat het eindcijfer 114 was! Maar ook 114 millioen is een bedrag, waartegen een Minister van Hnanciën, geroepen om het te doen slinken en verdwijnen, als tegen een berg zal opzien. En het ligt voor de hand, dat hij niet ncn weg, maar ver schillende wegen zal volgen, om zijn doei, indien mogelijk, te bereiken. Splitsing was onontbeerlijk; zij werd eerst aldus aangeduid. 90 millioen uit bezuiniging en 40 uit nieuwe baten. De 90 werden onderverdeeld: geringere uitgaven ten laste van den staat, verlaging van ambtenarensalarissen, verdwijning van het tekort op spoorwegen, poste rijen enz. In de praktijk en tijdens het wc ik is dit alles wel eenigszins anders uitgevallen dan volgens den opzet werd verwacht. Niet daarvan kan, m.i., dezen bewindsman eene grief worden gemaakt. Op de keuze der middelen, die hij aanwendde om zijn doel te bereiken, was en is zeker kritiek volkomen geoorloofd. Natuurlijk kan men zeggen: wie het doel wil, moet de middelen willen" of wel: tegen ? een groot kwaad moeten groote middelen worden aangewend". Maareen beroep op die machtspreuken ontwapent de kritiek niet, want zoodanig beroep ontzenuwt niet de bewering, dat eigenaardige bezwaren, aan de gekozen middelen verbonden, aan andere niet eigen zouden zijn geweest; wel zouden ook die andere hup bedenkelijke zijden heb ben gehad, maar deze wogen wellicht minder dan de nadeelen, die men nu als onvermijdelijk zich heeft moeten getroosten. Het is niet noodig, in dit verband te herinneren aan het verzet, dat in zoo breede kringen is ont ketend tegen de verlagingen van de salarissen der Rijksambtenaren; ook wie niet in allen deele met dat verzet instemt, zal moeten toegeven dat de maat regel op ruwen trant is genomen en dat bij de in voering van dien maatregel met den eisch dei ,,Qifferentieenng" rekening nad moeten zijn ge houden. De opmerking li<;t ook voor de hand, dat Ivt sluitend maKen van een budget door ver meerdering van '^ Rijks inkomsten langs den weg van nieuwe of verzwaarde belastingen bijzonder bedenkelijk is in een tijd van voortdurende ver arming en slechts uiterst langzaam zich herstellen de malaise, een tijft, waarin volkomen terecht in zoo breede kringen reeds over onevenredig zware lasten wordt geklaagd en waarin elke nieuwe druk is eene nieuwe belemmering voor de wederontplooiing van welvaart. Is ook het sluitend bud get niet een door sommigen te willig gevolgde gangmaker" geweest voor belastingen, waar tegen men pverigens toch wel bedenkingen had? Is b.v, niet hier en daar bezwaar tegen Colijn's tarief wet ter zijde geschoven met de overweging, dat men den man, die hit budget fluitend zou maken, dit midd'.-l niet mocht onthou den? .*, In een politieke rede, die de heer Colijn, kort na de algemeene beraadslagingenindeEertle Kamer, te Hooftdorp heeft uitgespro ken, zeide hij: ja, de begrooting sluit, maar op een veel te hoog peil. De druk der belastingen moet omlaag. Moeilijke jaren (hij raamde: een tiental) liggen nog voor ons. De uitgaven zullen per jaar met 25 millioen stijgen. Alleen reeds voor de sociale ver zekering moet er 22.V millioen meer in 1920 worden uitgegeven. Ten aanzien van htt nationale vermogen moeten wij o. a. let ten : op wat we zelf noodig hebben en (/p den eitch van kapi taalvorming. Wel niet onopzet telijk heeft de minis ter in deze politieke rede dezen klank laten hooren; hij heeft er klaarblijke lijk beteekenis aan gehecht, ook zijn eigen medestanders, misschien geneigd om zijn werk hoogte verheffen, wel te doordringen van de betrekkelijke waar de, die aan het door hem tot stand ge brachte mag worden toegekend. De betrekkelijke waarde.... Men doet, dunkt mij, niets te kort aan de recht matige schatting van wat hij heeft weten te bereiken, door daarnaast, daartegenover de aandacht te vestigen op wat hij niet bereikt heeft. Er is opdestaatsuitgaven be zuinigd en et is in de salarissen der Rijksambte naren het mes gezet, het een en het ander op vrij ruwe wijze. Posten schrappen op de begrooting, tractementen besnoeien, ja, dat is wel een der meest voor de hand liggende middelen om het budget sluitend te maken. Maar werk in de groote lijn is dit niet. In de groote lijn ligt ander werk: reorga nisatie, wat ook wel genoemd is constructieve bezuiniging" in tegenstelling tot de nu gevolgde destructieve. Reorganisatie, dat beduidt: opnieuw organiseeren, nieuw inrichten, regelen, opbouw van heel den staatsdienst, grondige herziening van wetten en voorschriften, opdat wij evenveel of wellicht meer nuttig effect verkrijgen voor mindere kosten. Omwerking van het apparaat, afsnijden van veel onnoodigs, eenvoudiger opzet van wat langzamerhand te breed en te zwaar is gaan worden zonder dat de vruchten in verhouding tot die uit zetting vermeerderden. Een nieuwe constructie van allerlei publieke diensten, waardoor met een minder talrijk ambtenarencorps kon worden vol staan. En dan eene differentieering" in de salaris-regeling. Aan den zwaren druk der belastingen zullen we niet ontkomen, zoolang wij niet dien \v\g zijn opgegaan en een flink eind daarop zijn gevorderd. De beraadslagingen in de Eerste Kamer hebben bevestigd, wat reeds bekend was: dat op dien weg de eerste stappen nog te zetten zijn. In die richting is nog zoo goed als niets bereikt'en aan dat werk heeft minister Colijn nog slechts \voorden gewijd. Gelijk hij ook slechts meer dan eens - slechts woorden wijdde aan den dringenden eisch der kapitaalvorming. Ook in die richting kunnen wij niet vorderen, zoolang de hand van den fiscus zoo zwaar blijft drukken op ons volk. En ook hier geldt het, dat wij zonder constructieve bezuiniging" er niet komen kunnen. Want eerst als door die bezuiniging den fiscus minder zware eischen worDIERSTUDIE: DUITSCHE HERDER Teckening voor de Groer.e Amsterdammer" door H. Verstijnen EEN CANDIDAAT? den gesteld, zal hij op zijn beurt zijn eischen kun nen matigen. Een sluitend budget.... zeker, dit is bereikt. Maar wat wij nog bereiken moeten, is veel meer, spant veel wijder, is van veel grooter beteekenis en dan ook van veel gunstiger strekking. Is er eenig uitzicht, dat wij het bereiken zullen? Wanneer? De eerste stappen op dien weg zijn nog te zetten en het is een lange, zware weg, dien men ten einde toe zal moeten afleggen eer inderdaad de ware constructieve" bezuiniging is verkregen. Diepgaande kennis van heel het ingewikkeld rader werk onzer (in den ruimsten zin bedoelde) pu blieke diensten" moet hij bezitten, die dit groote werk aanpakt. Dan zal hij /.ich te beraden hebben, hoe alle door die diensten verrichte arbeid (voor zoover hij bestendigd behoort te worden) dan wel in te richten, te ordenen en te regelen is. Van verschillende hoofdlijnen uitgaande, zal de her vormer met de uiteenloopende eischen van dezen en genen dienst rekening hebben te houden en zal dan eerst, na moeizaam tobben, tot samenstelling van een schema geraken. De uitwerking van zoo danig schema tot in onderdeden zal den hervormer nieuwe moeilijkheden opleveren. En dan volgt de zware taak der practische uitvoering: het nieuw ineengezette raderwerk moet in gang worden ge bracht ! Ontstellend zwaar. Doch onverbiddelijk noodig is dit alles. En dus is het xaak, niet langer er mee te talmen. S M I S S A F. R T BOOKT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl