Historisch Archief 1877-1940
No. 2494
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Op den Economischen Uitkijk
Wat
nog bereiken moeten.
Wie de algemeene beschouwingen over de
Staatsbegrooting in de Eerste Kamer heeft gevolgd
en in het bijzonder wat bij die beraadslagingen ge
zegd is door Minister Colijn omtrent hetgeen hij
reeds tot stand had gebracht en hetgeen hij hoopte
tot stand te brengen, die zal toch, dunkt mij,
den indruk niet kunnen weren, dat deze Minister
van Financiën, tot groote dingen geroepen, zeker
ook wel iets groots heeft bereikt, maar niet het
(weliswaar veelomvattende) werk in zijn vollen
omvang heeft aangevat en niet langs eene groote
lijn heeft gearbeid.
Wat hij bereikt heeft,is desluitende begrooting".
De gewone dienst zal sluiten. Dit is als uitkomst
van een daarop gericht streven niet weinig; het is
zelfs eene verrichting, die eerbied afdwingt, omdat
met haar moest samengaan het breken van veel
verzet, het overwinnen van velerlei bezwaren,
het overbruggen van diepe kloven. Wij beschikken
hier in Nederland nu niet over zoo heel veel man
nen, die de volvoering van deze taak op zich
zouden durven nemen, en over nog minder mannen,
die in die volvoering zouden zijn geslaagd. Colijn
is, wat dit betreft, de rechte man op het rechte
oogenblik gebleken; wij hadden behoefte aan het
optreden van eene krachtige figuur, die over vol
doende bekwaamheid en vooral over genoeg door
zettingsvermogen beschikte om het aanzienlijke,
dreigende tekort weg te werken".
Bij de waardeering van die verdienste moet men
zich herinneren, dat dit voor 1925 weg te werken
tekort niet minder was dan 130 millioen, althans
naar de aanvankelijke raming; later bleek dat het
cijfer op 133 millioen moest worden gesteld, maar
daarna zag men dat de inkomsten over 1925 mee
vielen, n.l. 19 millioen hoogcr konden worden
geschat, zoodat het eindcijfer 114 was! Maar ook
114 millioen is een bedrag, waartegen een Minister
van Hnanciën, geroepen om het te doen slinken
en verdwijnen, als tegen een berg zal opzien. En het
ligt voor de hand, dat hij niet ncn weg, maar ver
schillende wegen zal volgen, om zijn doei, indien
mogelijk, te bereiken. Splitsing was onontbeerlijk;
zij werd eerst aldus aangeduid. 90 millioen uit
bezuiniging en 40 uit nieuwe baten. De 90 werden
onderverdeeld: geringere uitgaven ten laste van
den staat, verlaging van ambtenarensalarissen,
verdwijning van het tekort op spoorwegen, poste
rijen enz.
In de praktijk en tijdens het wc ik is dit alles wel
eenigszins anders uitgevallen dan volgens den opzet
werd verwacht. Niet daarvan kan, m.i., dezen
bewindsman eene grief worden gemaakt. Op de
keuze der middelen, die hij aanwendde om zijn
doel te bereiken, was en is zeker kritiek volkomen
geoorloofd. Natuurlijk kan men zeggen: wie het
doel wil, moet de middelen willen" of wel: tegen
? een groot kwaad moeten groote middelen worden
aangewend". Maareen beroep op die machtspreuken
ontwapent de kritiek niet, want zoodanig beroep
ontzenuwt niet de bewering, dat eigenaardige
bezwaren, aan de gekozen middelen verbonden,
aan andere niet eigen zouden zijn geweest; wel
zouden ook die andere hup bedenkelijke zijden heb
ben gehad, maar deze wogen wellicht minder dan de
nadeelen, die men nu als onvermijdelijk zich heeft
moeten getroosten.
Het is niet noodig, in dit verband te herinneren
aan het verzet, dat in zoo breede kringen is ont
ketend tegen de verlagingen van de salarissen der
Rijksambtenaren; ook wie niet in allen deele met dat
verzet instemt, zal moeten toegeven dat de maat
regel op ruwen trant is genomen en dat bij de in
voering van dien maatregel met den eisch dei
,,Qifferentieenng" rekening nad moeten zijn ge
houden. De opmerking li<;t ook voor de hand, dat
Ivt sluitend maKen van een budget door ver
meerdering van '^ Rijks inkomsten langs den weg
van nieuwe of verzwaarde belastingen bijzonder
bedenkelijk is in een tijd van voortdurende ver
arming en slechts uiterst langzaam zich herstellen
de malaise, een tijft, waarin volkomen terecht
in zoo breede kringen reeds over onevenredig
zware lasten wordt geklaagd en waarin elke nieuwe
druk is eene nieuwe belemmering voor de
wederontplooiing van welvaart. Is ook het sluitend bud
get niet een door sommigen te willig gevolgde
gangmaker" geweest voor belastingen, waar
tegen men pverigens toch wel bedenkingen had?
Is b.v, niet hier en daar bezwaar tegen Colijn's
tarief wet ter zijde
geschoven met de
overweging, dat men
den man, die hit
budget fluitend zou
maken, dit midd'.-l
niet mocht onthou
den? .*,
In een politieke
rede, die de heer
Colijn, kort na de
algemeene
beraadslagingenindeEertle
Kamer, te
Hooftdorp heeft uitgespro
ken, zeide hij: ja,
de begrooting sluit,
maar op een veel te
hoog peil. De druk
der belastingen moet
omlaag. Moeilijke
jaren (hij raamde:
een tiental) liggen
nog voor ons. De
uitgaven zullen per
jaar met 25 millioen
stijgen. Alleen reeds
voor de sociale ver
zekering moet er 22.V
millioen meer in 1920
worden uitgegeven.
Ten aanzien van htt
nationale vermogen
moeten wij o. a. let
ten : op wat we zelf
noodig hebben en (/p
den eitch van kapi
taalvorming.
Wel niet onopzet
telijk heeft de minis
ter in deze politieke
rede dezen klank
laten hooren; hij
heeft er klaarblijke
lijk beteekenis aan
gehecht, ook zijn
eigen medestanders,
misschien geneigd
om zijn werk hoogte
verheffen, wel te
doordringen van de
betrekkelijke waar
de, die aan het door
hem tot stand ge
brachte mag worden
toegekend.
De betrekkelijke
waarde.... Men doet,
dunkt mij, niets te
kort aan de recht
matige schatting van
wat hij heeft weten
te bereiken, door
daarnaast, daartegenover de aandacht te vestigen op
wat hij niet bereikt heeft. Er is opdestaatsuitgaven
be zuinigd en et is in de salarissen der Rijksambte
naren het mes gezet, het een en het ander op vrij
ruwe wijze. Posten schrappen op de begrooting,
tractementen besnoeien, ja, dat is wel een der meest
voor de hand liggende middelen om het budget
sluitend te maken. Maar werk in de groote lijn is
dit niet. In de groote lijn ligt ander werk: reorga
nisatie, wat ook wel genoemd is constructieve
bezuiniging" in tegenstelling tot de nu gevolgde
destructieve. Reorganisatie, dat beduidt: opnieuw
organiseeren, nieuw inrichten, regelen, opbouw
van heel den staatsdienst, grondige herziening van
wetten en voorschriften, opdat wij evenveel of
wellicht meer nuttig effect verkrijgen voor mindere
kosten. Omwerking van het apparaat, afsnijden
van veel onnoodigs, eenvoudiger opzet van wat
langzamerhand te breed en te zwaar is gaan worden
zonder dat de vruchten in verhouding tot die uit
zetting vermeerderden. Een nieuwe constructie
van allerlei publieke diensten, waardoor met een
minder talrijk ambtenarencorps kon worden vol
staan. En dan eene differentieering" in de
salaris-regeling.
Aan den zwaren druk der belastingen zullen we
niet ontkomen, zoolang wij niet dien \v\g zijn
opgegaan en een flink eind daarop zijn gevorderd.
De beraadslagingen in de Eerste Kamer hebben
bevestigd, wat reeds bekend was: dat op dien weg
de eerste stappen nog te zetten zijn. In die richting
is nog zoo goed als niets bereikt'en aan dat werk
heeft minister Colijn nog slechts \voorden gewijd.
Gelijk hij ook slechts meer dan eens - slechts
woorden wijdde aan den dringenden eisch der
kapitaalvorming. Ook in die richting kunnen wij
niet vorderen, zoolang de hand van den fiscus zoo
zwaar blijft drukken op ons volk. En ook hier geldt
het, dat wij zonder constructieve bezuiniging"
er niet komen kunnen. Want eerst als door die
bezuiniging den fiscus minder zware eischen
worDIERSTUDIE: DUITSCHE HERDER
Teckening voor de Groer.e Amsterdammer" door H. Verstijnen
EEN CANDIDAAT?
den gesteld, zal hij op zijn beurt zijn eischen kun
nen matigen. Een sluitend budget.... zeker, dit
is bereikt. Maar wat wij nog bereiken moeten, is
veel meer, spant veel wijder, is van veel grooter
beteekenis en dan ook van veel gunstiger strekking.
Is er eenig uitzicht, dat wij het bereiken zullen?
Wanneer? De eerste stappen op dien weg zijn nog
te zetten en het is een lange, zware weg, dien men
ten einde toe zal moeten afleggen eer inderdaad de
ware constructieve" bezuiniging is verkregen.
Diepgaande kennis van heel het ingewikkeld rader
werk onzer (in den ruimsten zin bedoelde) pu
blieke diensten" moet hij bezitten, die dit groote
werk aanpakt. Dan zal hij /.ich te beraden hebben,
hoe alle door die diensten verrichte arbeid (voor
zoover hij bestendigd behoort te worden) dan wel
in te richten, te ordenen en te regelen is. Van
verschillende hoofdlijnen uitgaande, zal de her
vormer met de uiteenloopende eischen van dezen
en genen dienst rekening hebben te houden en zal
dan eerst, na moeizaam tobben, tot samenstelling
van een schema geraken. De uitwerking van zoo
danig schema tot in onderdeden zal den hervormer
nieuwe moeilijkheden opleveren. En dan volgt de
zware taak der practische uitvoering: het nieuw
ineengezette raderwerk moet in gang worden ge
bracht !
Ontstellend zwaar. Doch onverbiddelijk noodig
is dit alles. En dus is het xaak, niet langer er mee
te talmen.
S M I S S A F. R T
BOOKT