Historisch Archief 1877-1940
No. 2494
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
Deze Raad telt ettelijke groote redenaars doch
slechts twee allergrootste: Solkesz en
Doornbusch. Zij slaan iedereen en alles en indien er nog
in Amsterdam een ondernemend dagblad is, dat
het dan een tweekamp tusschen deze kampioenen
uitschrijve. Een stotter-wedstrijd b.v. in vijftien
ronden.
Hier zijn twee verschillende stijlen van spreken.
Solkesz, de oprichter van de straks in neutrale eer
en deugd bloeiende sociëteit Groot Amsterdam",
waar zijn mede-oprichter Weiss voortaan zijn avon
den en, tot het sluitingsuur, zijn nachten zal door
brengen, is de beoefenaar van den indirecten stijl.
Hij gaat nooit onmiddellijk tot de kern van zijn
onderwerp over, doch snuffelt er om heen, loopt
er langs, verdwaalt in de ruimte en keert gewoon
lijk niet terug en zijn gebeeldhouwde zinnen mogen
dikwerf duister van inhoud zijn, als toonbeelden
van politieke onlogica zullen zij voortleven.
Van geheel ander kaliber is de stijl van zijn mede
dinger. Niets van het geciseleerde, evenwichtige,
f ijnbeschaafde, lichtvoetige van den Groot-Amster
dammer. Doornbusch is een wilde van het woord.
Zij blijven halverwege zijn keel steken. Dan werkt
hij ze met moeite los en aan flarden komen zij ter
wereld. Terwijl Solkesz' redevoeringen gearran-,
geerd en goed onderhouden zijn als het plantsoen
op het Rembrandtplein, zijn de speeches van
Doornbusch oerwouden gelijk, waardoorheen de
spreker zich een weg slaat, dikwijls met vijf zinnen
tegelijk, bij wijze van lianen, om zijn nek en het
zoo benauwd krijgend dat men vreest dat hij zich
verdoen zal. Spreekt het niet vanzelf dat deze
beide kampioenen eikaars oratorische successen
benijden? En zoo geschiedde het Woensdag dat
Solkesz, als de Godin der Afgunst, naar
Doornbusch zat te turen toen deze een cursus in koloniale
uitbuiting gaf en al de oude, door de S.D.A.P.
indertijd reeds tot op de draad afgesleten, uit
drukkingen en argumenten ophaalde, die elkeen
vinden kan in de eere brochures van Riënzi"
van Kol. Hij verveelde den Raad duchtig en niet
het minst de sociaal-democraten, die klanken uit
een ver verleden hoorden, welke hen aan hun
onstuimige jeugd deden terug denken. De burge
meester liet hem begaan als dit maar eenigszins
kon en toen hij hem eindelijk tot de orde riep wist
de dankbare communist niets anders te doen dan
nog weer eens te gaan hoesten en kuchen en
schraDe heer Spier
pen en, tusschen twee schrapen, uit te roepen:
In een zee van vuur en bloed en tranen en
jeneverflesschen zijn de koloniën gegapt".
Toen schorste de Voorzitter den Raad voor tien
minuten om den redenaar tot zich zelf te laten
komen en ietwat gekalmeerd maakte Doornbusch,
na deze pauze, een einde aan zijn speech, hartelijk
door Solkesz benijd om dat succes. Doch deze laat
dit niet op zich zitten.
Dank zij de onderwijs-pacificatie is er nog nooit
zoo over het onderwijs gevochten als tegenwoordig
en het verwonderde daarom niemand dat de
antirevolutionnairen, bij monde van den heer Spier,
aanmerking maakten op de bedragen, die de ge
meente den bizonderen scholen zal te vergoeden
hebben. Den waren vrede zullen wij natuurlijk
niet kennen voor en aleer er zoo gepacificeerd is
dat in de laatste openbare school de laatste open
bare onderwijzer zich uit wanhoop, dat het laatste
openbare kind hem is afgetroggeld, heeft opgehan
gen. Dan zal het vrede zijn. Gelukkig is de zaak
in den Raad zoo doodgepraat dat zelfs Alexander
Lisser er niets meer over te zeggen wist.
Morsdooder kan het dus niet.
Voor men aan het rapport Overst en aan e in
terpellatie Drabbe begon, ging de Raad over in
een langdurig comitt-generaal, waarin de vraag
bchanaela werd of de gemeente in liooger beroep
hij oe Kroon 011 gaar tegen het verni'-tigende
rneelbesluit van Gedeputeerde Staten. De vijftig
jarige de Miranda hij vierde deze week dit halve
eeuwfeest en ziet er nog uit als dertig, ondanks al
zijn gemeentelijke huishcudelijke zorgen is in
c.eze geschiedenis Klein-Duimpje, dat nu den reus
MEEREN-SCHOEISEL
BERNARD ELI AS.
51 LEIDSCHESTROAT A'DAM
zijn zevenmijlslaarzen tracht i-it te trekken om
'ich op weg te begeven naar de Kroon, de laatste
toevlucht van eiken rechtgeaarden republikein.
Ebert voorzag in zijn sociaal-democratischen droom
Wilhelm Junior weer op den troon waarom zou
dus het roode bestuur van Amsterdam zich niet
wenden tot de Kroon als de reddende engel van
het geliefde sociaal-democratische beginsel der
gemeentelijke huishouding?
De heer Overst, van de firma Puls, was in de
zitting aanwezig en trok zenuwachtig met zijn
ooren. Zijn aangelaat is gesneden in den vorm, die
den kop van Jan Musch zoo teekenachtig maakt,
/
maar ik vrees dat hij diens tragische en komische
kracht mist om zich het rapport van de raads
commissie van het lijf te houden. De Machtige
staart van tijd tot tijd met droef oog in zijn rich
ting, want zoo is, sinds de uitvinding van hel
Marxisme, nog nooit een door de wol geverfd aan
hanger dier leer gezet op het meubelstuk dat van
Vlijmen eenigszins natuurgetrouw geteekend heeft.
Wie zijn neus schendt schendt zijn aangelaat
en de neus van de heer Overst, van de firma Puls,
biedt veel plaats voor schendingen. . . .
B A K B A K S S A
AüfiüST