De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 28 maart pagina 17

28 maart 1925 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2494 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 Deze Raad telt ettelijke groote redenaars doch slechts twee allergrootste: Solkesz en Doornbusch. Zij slaan iedereen en alles en indien er nog in Amsterdam een ondernemend dagblad is, dat het dan een tweekamp tusschen deze kampioenen uitschrijve. Een stotter-wedstrijd b.v. in vijftien ronden. Hier zijn twee verschillende stijlen van spreken. Solkesz, de oprichter van de straks in neutrale eer en deugd bloeiende sociëteit Groot Amsterdam", waar zijn mede-oprichter Weiss voortaan zijn avon den en, tot het sluitingsuur, zijn nachten zal door brengen, is de beoefenaar van den indirecten stijl. Hij gaat nooit onmiddellijk tot de kern van zijn onderwerp over, doch snuffelt er om heen, loopt er langs, verdwaalt in de ruimte en keert gewoon lijk niet terug en zijn gebeeldhouwde zinnen mogen dikwerf duister van inhoud zijn, als toonbeelden van politieke onlogica zullen zij voortleven. Van geheel ander kaliber is de stijl van zijn mede dinger. Niets van het geciseleerde, evenwichtige, f ijnbeschaafde, lichtvoetige van den Groot-Amster dammer. Doornbusch is een wilde van het woord. Zij blijven halverwege zijn keel steken. Dan werkt hij ze met moeite los en aan flarden komen zij ter wereld. Terwijl Solkesz' redevoeringen gearran-, geerd en goed onderhouden zijn als het plantsoen op het Rembrandtplein, zijn de speeches van Doornbusch oerwouden gelijk, waardoorheen de spreker zich een weg slaat, dikwijls met vijf zinnen tegelijk, bij wijze van lianen, om zijn nek en het zoo benauwd krijgend dat men vreest dat hij zich verdoen zal. Spreekt het niet vanzelf dat deze beide kampioenen eikaars oratorische successen benijden? En zoo geschiedde het Woensdag dat Solkesz, als de Godin der Afgunst, naar Doornbusch zat te turen toen deze een cursus in koloniale uitbuiting gaf en al de oude, door de S.D.A.P. indertijd reeds tot op de draad afgesleten, uit drukkingen en argumenten ophaalde, die elkeen vinden kan in de eere brochures van Riënzi" van Kol. Hij verveelde den Raad duchtig en niet het minst de sociaal-democraten, die klanken uit een ver verleden hoorden, welke hen aan hun onstuimige jeugd deden terug denken. De burge meester liet hem begaan als dit maar eenigszins kon en toen hij hem eindelijk tot de orde riep wist de dankbare communist niets anders te doen dan nog weer eens te gaan hoesten en kuchen en schraDe heer Spier pen en, tusschen twee schrapen, uit te roepen: In een zee van vuur en bloed en tranen en jeneverflesschen zijn de koloniën gegapt". Toen schorste de Voorzitter den Raad voor tien minuten om den redenaar tot zich zelf te laten komen en ietwat gekalmeerd maakte Doornbusch, na deze pauze, een einde aan zijn speech, hartelijk door Solkesz benijd om dat succes. Doch deze laat dit niet op zich zitten. Dank zij de onderwijs-pacificatie is er nog nooit zoo over het onderwijs gevochten als tegenwoordig en het verwonderde daarom niemand dat de antirevolutionnairen, bij monde van den heer Spier, aanmerking maakten op de bedragen, die de ge meente den bizonderen scholen zal te vergoeden hebben. Den waren vrede zullen wij natuurlijk niet kennen voor en aleer er zoo gepacificeerd is dat in de laatste openbare school de laatste open bare onderwijzer zich uit wanhoop, dat het laatste openbare kind hem is afgetroggeld, heeft opgehan gen. Dan zal het vrede zijn. Gelukkig is de zaak in den Raad zoo doodgepraat dat zelfs Alexander Lisser er niets meer over te zeggen wist. Morsdooder kan het dus niet. Voor men aan het rapport Overst en aan e in terpellatie Drabbe begon, ging de Raad over in een langdurig comitt-generaal, waarin de vraag bchanaela werd of de gemeente in liooger beroep hij oe Kroon 011 gaar tegen het verni'-tigende rneelbesluit van Gedeputeerde Staten. De vijftig jarige de Miranda hij vierde deze week dit halve eeuwfeest en ziet er nog uit als dertig, ondanks al zijn gemeentelijke huishcudelijke zorgen is in c.eze geschiedenis Klein-Duimpje, dat nu den reus MEEREN-SCHOEISEL BERNARD ELI AS. 51 LEIDSCHESTROAT A'DAM zijn zevenmijlslaarzen tracht i-it te trekken om 'ich op weg te begeven naar de Kroon, de laatste toevlucht van eiken rechtgeaarden republikein. Ebert voorzag in zijn sociaal-democratischen droom Wilhelm Junior weer op den troon waarom zou dus het roode bestuur van Amsterdam zich niet wenden tot de Kroon als de reddende engel van het geliefde sociaal-democratische beginsel der gemeentelijke huishouding? De heer Overst, van de firma Puls, was in de zitting aanwezig en trok zenuwachtig met zijn ooren. Zijn aangelaat is gesneden in den vorm, die den kop van Jan Musch zoo teekenachtig maakt, / maar ik vrees dat hij diens tragische en komische kracht mist om zich het rapport van de raads commissie van het lijf te houden. De Machtige staart van tijd tot tijd met droef oog in zijn rich ting, want zoo is, sinds de uitvinding van hel Marxisme, nog nooit een door de wol geverfd aan hanger dier leer gezet op het meubelstuk dat van Vlijmen eenigszins natuurgetrouw geteekend heeft. Wie zijn neus schendt schendt zijn aangelaat en de neus van de heer Overst, van de firma Puls, biedt veel plaats voor schendingen. . . . B A K B A K S S A AüfiüST

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl