De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 28 maart pagina 19

28 maart 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

Mo. 2494 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 UHLETöN HET WASSENDE WATER door HERMAN DE MAN (Vervolg van No. 2493) Eén enkel leesboek stond verloren tusschen al die paperassen geprangd. Doorgaans waren dat schrifturen over oude al niet meer geldende waterschaps-privilegiën, verhalen van hangen dijkbreuk, of wel ingebonden plechtige statuten en handvestan van bel.ndende Waterschappen; enkele, met i taai watergeduld voorwaar, op geleerd perg^ment geschreven, in bruingeworden voor den Heertiraad onleesbaar teekenschrift. Ook was er een dun, in leer gevat boekske en dat handelde over het Hoogheemraadschap van den Krimpenerwaard. Hij las in dit historieverhaal vurig en met heete aandacht, hij vrat zich er bekant in, terwijl hij achteloos gezeten was met zijn lomp lichaam op 't kreukelende groene laken van de bestuurs tafel, De te duistere zaken sloeg hij schielijk over; kaarten die openslaan konden ging hij wijselijk voorbij. Want hij wou weten, krek weten en liefst van nmaal dat simpel boekske inzien, hoe zoo'rt machtig Groot-Waterschap bestierd werd. Eigenlijk, en dat was de diepere oorzaak van zijn weergalooze haast, in welk geval een Heemraad met goed fatsoen vóór moest stemmen en wan neer tegen. En niet te vergeten.... grondig wilde hij daar even vernemen, hoe hij zijn woorden zou moeten inkleeden, wie en wat hij als recht geaarde Heemraad had te ontzien en hoe een eigen voorslag benaamd en te schrift gesteld moest worden. Zou de Schout zijn schrijfsel van fouten zuiveren? Was dat al geen schand': een Heemraad die kromme woorden op papier zet? Hij vond op deze, toch wel zeer noodig op te lossen vragen, geen raad in dat boek uit de muurkast; t was daarvoor mogelijk niet dik en omstandig genoeg. Het Hoogheemraadschap had zijn begin, dat las hij wél, in een Handvest van Philips van Bourgondiëen Jacoba van Beijeren, dateerend uit 1430. En 't huidige Reglement stamde pas van 1858. Maar hoe en. waarin (buiten de uitgestrektheid dan) zulk een Hoog heemraadschap met hun Vereenigde Waterschap pen verschilde, wier hem uit die schielijke eerste lezing niet helder. Hij wier ook nog gestoord door den booi, die eens kijken kwam, of die nieuwe laatblijvende Heemraad de sleutels nog niet wou afgeven van de kasten van meneer den Secretaris. De naam Jacoba van Beijeren had wel een vertrouwden klank, mogelijk overgebleven uit de schooljaren. Was dat wispelturige vrommes niet ten derden male getrouwd geweest? Hij docht nog te weten, met den vader van onzen Landskoning, of met een Graaf ievers uit het eene of andere Huis. Hij wier zoodoende niet wijzer uit dat boek. Er was geen beginnen aan, met de verwerking van al die geleerdheid. Neen; er moest een boek hier in de kast staan, dienstig voor versch gekozen Heemraden, waarin voor aan 't begin met grootgedrukte letters te lezen, stond: hier een leerschool voor Waarslieden, Hoofdingeianden, Heemraden en Hoofdheemraden, Schouten, Watergraven en Dijkgraven en al wie dat worden willen, waarin getrouwelijk te lezen staat, alles en niks vergeten, hetgeen die mannen ? rechtevoort te verstaan hebben. Zulk soort boek zou lezers, zou macluig veel koopers vinden, dacht hij dien namiddag. Waarom wieren ze al niet rondgedeeld bij de jonge gasten, alvoor deze grond van heurlui's vaders verkregen, waar lasten van 't Waterschap op drukten? Ook een Ingeland diende zijn zaak te verstaan en niet alleen voor zooverre 't betrof goedkoopte van bemaling en (daaraan verbonden) de lasten per bunder gemeten. Maar ook dat omtrent Jacoba van Beijeren en meer van dat oude gesnuister; voorts die spannende en gruwelijke verhalen van hoog water en over stroomingen, dijkbreuk en van zulke bange tijen meer. Dan zou 't in de vergaderzalen wat aardiger worden en niet zoo mirakels vervelend, waar 't heden ten dage maar ging om dooie guldens. Hoe zouden, hier en in andere Waterschappen, de boeren achter het hoogstnoodige weten zijn gekomen? Uit de boeken, zpoals Willem? Of van 't danig afluisteren, jaar na jaar? Maar om zoolang te luisteren, minstens tot alle jaarbelangen een maal waren rond geweest, daarvoor wier hem als Heemraad ommers geen tijd gelaten. Daarom wou hij 't vandaag, maar dan toch als uiterste ten ende week, in zijn Heemraadszaken beslagen zijn. Met zijn lompe vingeren wrikte hij door die paperassen waar een akelige kruid lucht uit stuif de, maar hij gaf dat t.ude op, want waarlijk .... 't was zóó de manier niet. Aan zijn meêbestuurderen wou hij maar zoo min mogelijk vragen, want hij vreesde, dat ze ten ende over zooveel lompheid toch lachen zouden. Maar de Schout, dees eerwaardige ouwe witkop, die strijk en zet in zijn gekleeue trouwjas van zwaar laken naar 't Wawrschapshuis gereden kwam, hielp hem, zónder dat hij er om vragen moest. Brave kerel", zei de Schout, met dat bijltje heb ik meer gehakt. Niemand verwacht van jou, dat je door je benoeming alleen een voldragen Schouwvoerder zijn zal. Daar komt nog al wat voor kijken, eer je alle keuren en verordeningen kent, die tot waarschuwen of beboeten recht verleenen. En dan is er nog een Algemeen Regle ment, dat is zooveel als onze Grondwet. Binnen dat kader moeten al onze veigaderingsbesluitcn vallen, maar, moesten in den riumsten en engsten zin ook onze gedragingen ter Schouw zijn, op 't water zoowel als te mud. ,,Toch; een helder boermansverstand is doorgaans meer waard dan de algeheele keuren- en wettenkennis. Want, en vergeet dat nooit, alles wat in je oogen van rechtgeaard landverzorger ongeoor loofd is, dat is reeus vóór jou zoo bevonden. En dan is er in de meeste gevallen wel een verordening, om met boete te dreigen. En is er zoo'n verordening niet, nou dan zet je 'ngrooten bek op en dreigt.. .. even zoo hard. 't Gaat er niet om, onze Ingelanden op kosten te jagen, met boeten en anderen dwang; maar onze polders moeten waterkeerwaardig blijven en scnoongehouden worden; de duikers en slakken noeten open en dicht kunnen, n als er te veel water is moeten de molens en 't machien water draaien ! Verstaan ! De rest leer je door de practijk. Tob niet Beijen, je vader is kalmweg dienzelfden weg gegaan. Voor 't schrijf werk is de Secretaris-penningmeester; de andere Heemraden houden op de belastingen, de aanslagen en de verpachtingszaken toezicht en ik kijk alleenig of alles goed gaat; ik schrijf de vergaderingen uit, zie de staten in en sus e kwaaie geschillen; ik loop voor jelui naar de Gedeputeerden in Utrecht en den Haag als dat behoeft; ik teeken voor de bank en recht als er te rechten valt, zooals thans tegen de Kerk. Onthoud 't dus goed: liezen, biezen, slootruigt en drijfveen, moet tweemaal 's jaars geruimd zijn op poene van een grooten bek (en als ze 't niet leeren willen, een boete ten leste, te bepalen door ons Bestuur tezamen);dedijkhellingen mogen niet met groot vee afgegraasd worden; op dijken, kaaien, waterkeerende koppen, dammen en stop pingen mag geen boom gezet worden zonder goed gekeurde aanvraag; en bijzondere schouwen bij of na noodweer, droogte ot zwaren waterval laat je bekendmaken in de vier kooien met plakkaten op kurken en wijders aan drie willege boomen in de cotitreie, die daarvoor aanwezig zijn; de booi is er mee bekend. Wil je mér weten, dan kom je bij mij; m'n huis in de stad is je bekend." Dankie, meneer Montijn, dankie !" zegde hij opgelucht weerom. Toen hij, na die mannenpraat ten avond na den melken onder de lamp zat op Water-Snoodt, was hij zich bewust een. strijdbaar man te zijn, die geen kwaaie zaak meer in dat ambtelijke Schouwvoeren zag. Hij had thans moed. Recht zou hij doen, en oordeelen naar 't beste bevinden. Verzakers moesten zijn stram vermaan vernemen. Een nieuwe plicht maakte zijn polsen hard en kneep zijn vingers tot vuisten. Vliet en Dijkveld mocht nooit ot nooit onderloopen ofwel vervuilen; hè, waakzaam en eerlijk gestreng zou hij zijn. 's Anderen daags zond hij hun ouwen daggelder al uit,om afvloeisels langs hun lage weien aan te plempen. En als het tij zou worden voor 't zware en ondankbare werk van ruigt- en liezenruimen 1) dan zou de Heemraad zélf in zijn eigen wateren vóórgaan. _ DE_BESTE VARINAS Overal verknjgbaar a[_*£]'.' p.half ons pakje Na de opbeurende woorden van meneer Montijn kreeg hij er waarlijk zijn draai in, en als een kleine jongen, die uitziet naar een gering nieuw levens feit, wachtte hij den dag waarop hij met meneer Ellink Recser, den steènovenbaas en heereboer, die vanwege zijn groot landbezit onder Dijkveld mede Heemraad was, en al wel sinds jaren, uit Schouwvoeren zou gaan. Hij :fietste op een góeien ? dag naar den steenoven onder Montfoort, sprak een Dinsdag af voor dien Schouw, bekwani van den Schout ecu blanco keurbrief en vulde dien beveiïg-in. De booi droeg 't bevel naar den secre taris, en -dal was zoo maar geen gering man, maar diéwas ook Burgemeester van Oüwater. Thans moest die Burgemeester 't bevel uitvoeren van een boer uit Hoenkoop, en dat ging patent en gesmeerd. Wat wier iiij daarvan innerlijk: blij. Zijn eigen tochten, de Schiesloot links, de lanzing langs zijn grond, de achtcrwetering aan: den Tiende-weg en 't stuk Vliet dat voor zijn woning en de dwarse kampen lag en bij in onderhoud had, waren al schoon en geruimd, toen de booi de Schouwbrieven in de kooien en op de drie willege boomen kwam slaan. ' : Hij zegde dien avond bar opgeruimd tegen moeders: 'k gaan wat rondfietsen, 'k bin'veur den donker nog weerom !" En ze begreep, dat hij al de Schouwbrieven thans langs ging, het groote keind. Maar toen na 't kaaswringen het mclkgerief weer geboend stond en de'stoepmeid ook al wegfietste voor de leering, en 't zoo danig stil wier op Water-Snoodt, sloeg ze heur sjaal om en liep, kuierend en welgedaan, als doelloos hun lange sticht af, op 't voormalig Schoolhuis toe. Daar was een kooi. Ze docht, toen ze voor het ijzeren raster stond: Gieljan zal hier al wel langs geweest zijn, om den ouden naam weer eehs op de pampieren te zien. Aardig was dat.... wér' een Beijen. Hoevele jaren lagen daar wel tusschen? Ze rekende dat na en liep onderwijl weer terug, naar de hoeve. Een goeden late,! zomeravond beleefde ze. Geburen van langs den dijk noodden haar in, en omdat ze maar zoo zelden kwam liet ze zich verbidden. Ze dronk veel koffie, aleer ze mijmerig weer over den hoevesticht voortschoof. En toen juist dien avond, na zoo'n kort loopje van nog geen uur, voelde ze dat danig oud heur beenen raakten, ,,'k Wor'sleetsch," mom pelde ze, traag voortgaand: al een keind dat Heemraad is en een ouwe jongen 'an de Lek, en een ander gunter in Willeskop, en een piepjong pasgetrouwd kuiken weer wijer mijn dagen benne' gewist...." En Gieljan kwam heur achterop gereden, op zijn nieuwe fiets. Dat roste maar langs de dijken rechtevoort, mooie paarden kwamen er niet meer aan te pas. Hij stapte bij heur af. Bin je wezen buurten moeders?" ,,'k Bin bij Marregie Schep gewist. Waarom vraag ie me dat?" Nievers om. Je gaat teugcnswoordig niet dukkels den dijk op." Neeë, niet dukkels. Moeder wordt oud, jong. 'k Voel mijn beenen." Bin je dan nog wijer gewist?" Och.... een bietje. Maar Giel, dink ie morgen 'an den dag om den keuensnijer? Je bint nou toch op die fiets; je rijdt dalijk nog maar even den bezem naar den dijk 2)." (Wordt vervolgd) I) het met een ruimer (ijzeren werktuig) scho omaken der 'looten en tuchten 2) bezem in ten bo ,m, te(ken dat de varkens snijder aan moet komin. VANJCHAICKj . MEUBELTRANSPORT MT ! BERGPLAATSEN v. INBOEDELS BINNEN-EN BUITEN t ANDSCH j TRANSPORTEN j l OVERBRENGEN i v.MEUBIlAIR OOK PER AUTO TAPISSIEQE BOOTHSTRAAT, UTRECHT TEL 163

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl