De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 4 april pagina 1

4 april 1925 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

No. 2495 ZATERDAG 4 APRIL 1925 Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Pr«s per jaargang f 10.-_bj -'oorgtbetaHnfr Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 r. Regel - Dispositiekosten 20 Cent REDACTIE EN ADMINISTRATIE s KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM BEVOLKINGSTOENEMING EN EMIGRATIE TE VEEL MENSCHEN IN HOLLAND? HET WACHTEN OP DEN ZUIDERZEEPOLDER In 1904 keerde de gemeente Amsterdam per 1000 inwoners via het Burgerlijk Armbestuur ?277 uit, in 1919 ?2833, in 1923 ?5626 ! Zegt dit iets tot ons? Is het niet overal zoo? Verarming ! De jongste publicatie van het Amsterdamsche Bureau van Statistiek geeft een indruk van een iets gunstiger welvaartstoestand, tenminste in onze hoofdstad. Zoowel het aantal bedeelden als het bedrag der bedeelingen slonk. Toch is 3.5 millioen voor bedeelingen nog een respec tabel bedrag. Per 1000 inwoners keerde het Armbestuur toch nog ? 4848 uit ! Wanneer onlangs een Duitsch professor vol gens alle regelen der Gründlichkeit", beredeneert dat Duitschland 5 millioen menschen te vee' heeft, dan staat dat als een paal boven water. Wat zou nu deze geleerde van ons Holland zeggen? Heeft ons land in de jaren 1909?1920 een be volkingstoeneming gehad van ruim 16procent,dan beteekent dit ook niet anders dan dat wanneer geen nieuwe bestaansbronnen zijn aangeboord, deze 16p Ct.de spoeling dunner maken. Zou dit zoo voortgaan, dan zou over ruim 40 jaar onze bevol king verdubbeld zijn. Deze waarschijnlijkheid is trouwens door vooraanstaande geleerden erkend. De oorlog die kapitaalvernietigend heeft gewerkt ook in ons land,en dus bestaansbronnen vernielde, heeft hier weliswaar en gelukkig geen menschenlevens vernietigd, maar juist daardoor de wanverhoudingen tusschen kapitaal en arbeids krachten verergerd. De na-oorlogsche malaise heeft vele bestaansbronnen als het ware verstopt en de emigratie gedurende een achttal jaren stil gezet, alles tezamen een gansch complex van oorzaken die teweeg brengen, dat al wil men niet graag van overbevolking spreken er in enkele kringen van onze bevolking een sterke drang bestaat om nieuwe mogelijkheden hetzij binnenlands, hetzij buitenlands te openen. Geen dag gaat er voorbij, dat wij niet mededeelingen lezen over emigratie naar Canada, naar Noord-Frankrijk en over werkgelegenheid in België,, ja zelfs in den Elzas. Of men nu emigreert of men krijgt elders werkgelegen heid zonder definitief te verhuizen, dat blijft in hoofdzaak voor onzen economischen toestand gelijk. De voortdurende werkeloosheid, die aan bijna alle oude cultuurlanden behalve aan het bevolkingsarme Fransche ri>k en aan het industrieele Belgiëthans knagende kwaal, welke aan de openbare kassen jaarlijks milliocnen ont trekt, en welker leed desondanks weinig wordt verzacht, geeft zoowel aan de werkelooze massa zelf als aan de publieke lichamen een krachtigen prikkel om tot emigratie of tot zoeken van ar beidsgelegenheid buitenslands over te gaan, en deze te bevorderen. Die prikkel wordt te sterker naar mate ook in ander opzicht de economische toestanden hier te lande niet beter worden. Al thans dit geldt in de landbomvstreken. lederen objectieven beoordeelaar moet het reeds lang duidelijk zijn dat de toestanden, vooral onder de bevolking der landarbeiders, langzamerhand onhoudbaar zijn geworden. Hoezeer tientallen jaren lang een afvloeiing van de landelijke bevol king naar de groote steden plaats vond, die ook in ons land de steden tot abnormale proporties deed uitgroeien, hoezeer de ontginning verder is voortgeschreden en daarnevens industrieën in de landbouwstreken nieuwe werkgelegenheid hebben geschapen, is er toch nog overbevolking en dien tengevolge chronische werkeloosheid. Het wordt inderdaad tijd, dat men dit in alle kringen gaat inzien, en dat alle energie wordt aangewend om hieraan te ontkomen, want anders kan het niet uitblijven of naast verarming van de bevolking zal ook de middenstand en de handel daarvan den terugslag blijvend ondervinden, en de gemeenschapskas voortdurend tot het doen van groote uitgaven genoopt zijn. Ook in andere kringen dan onder de in loondienst arbeidende landelijke bevolking komt het gebrek aan bestaansbronnen tot uiting. De pachtprijzen in den landbouw zijn in de laatste jaren gestegen tot een zeer hoog peil. De deskundigen zijn het er over eens, dat deze, ver geleken met de bedrijfsinkomsten, in het alge meen te hoog zijn; volgens een officieele mededeeling stegen de koop- en huurprijzen nog in 1922 met 10 pCt. terwijl volgens mededeeling van den Directeur van de Coöperatieve Landbouw boekhouding in Friesland de inkomsten der pachters sterk zijn gedaald, ja, velen hunner met verlies hebben gewerkt. Daaraan heeft men de bekende zooveel aanstoot gevende gevallen te danken dat de rijke boer" of de groote pachter" geen cent in de inkomstenbelasting betaalt, en de arbeiders met hun inkomen van ? 600 a ? 700 somtijds wel. Het aanbod van grond in ons land is te gering, naar mate er vraag is; ook is de grond als voorwerp van kapitaalbelegging in de laatste jaren bijzonder in de gunst geweest, en dit veroorzaakt zeer hooge huur-en koopprijzen. De Staatscommissie voorliet Prachtvraagstuk, die in 1919 werd ingesteld en deels in 1920 deels in 1923 rapport uitbracht, heeft tevergeefs naar deugdelijke middelen ge zocht om aan dezen toestand een eind te maken. Tegenover den aandrang, vooral van radicale zijde uitgeoefend om de vaststelling der pachtprij zen aan de betrokken partijen te onttrekken en aan pachtccmmissies op te dragen, aan welken aandrang zij geen gevolg gaf, staat de wel door haar uitgesproken wensen om door pachtcommissies alle geschillen te laten beslissen en ook den pachter bij het einde der pacht het recht te geven op schadevergoeding wegens door hem aangebrach te verbeteringen. Wanneer men op dien Weg verder gaat, zal men wel in vele opzichten aan bestaande misstanden een einde maken, maar aan de wanverhoudingen tusschen vraag en aanbod kan ook de Staatscommissie niets veranderen. Zooals het voor ikn boerenarbeider moeilijk ij a! zijn zoons aan het werk te krijgen, zoo nuk staat de landbouwer zelf voor de groote moeilijk heid om zijn zoons aan een loorend bedrijf te helpen. Tot zekere hoogte is dit mogelijk, doordat door ontginning, inpoldering, etc. nieuwe bedrijven kunnen ontstaan, en door versnip pering van bedrijven. Deze versnippering kan echter niet te ver worden doorgevoerd of men komt in botsing met de normale eisenen die men aan de grootte van een landbouwbedrijf moet stellen. Statistisch is het nu onlangs aan den dag getreden dat van 1910 tot 1921 het aantal bedrijven alleen op zeeklei en in w^idestreken is toegenomen met 5820, dus ruim 500 per jaar. Dit kan niet tot in het oneindige doorgaan en bevordert het s*reven der landbouwers om in andere landen poolshoogte te nemen en in Frankrijk en vooral in Canada, zoo mogelijk zich daar een bedrijf te verschaffen. Men begrijpt nu, van welk onnoemelijk groot belang het voor onze gansche landbouwende bevolking zou zijn, wanneer de mogelijkheid werd geopend om hier te lande over nieuwe gronden de beschikking te krijgen. Dit is in leidende economische kringen begrepen en tot uiting gekomen in een verslag van de Commissie, die tot taak had om te onder zoeken welke baten te verwachten zijn van de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee. Deze bracht daarover in 1924 verslag uit en uitdrukkelijk wordt ons daarin verzekerd, dat de Nederlandsche Landbouw voor zijn gezonde ontwikkeling en voor het behoud van zijn econo mische kracht dringend behoefte heeft aan de door droogmaking der Zuiderzee te verkrijgen landaanwinst. Blijkens een officieel bericht zal de Regeering thans het spoedige maken van een proefpolder overwegen. Voorwaar, hier opent zich een Wijd verschiet. Enkele cijfers zullen dit duidelijk maken. In totaal zal door de inpoldering van de Zuiderzee 200.000 H.A. land worden gewonnen. Vergeleken met de thans bestaande oppervlakte bouw- en grasland zou dit een vermeerdering van K) pCt. zijn. Op deze 200.000 H.A. zal naar deskundigen verwachten gelegenheid bestaan om er 6000 landbouwbedrijven te stichten. Daar dit geleidelijk zou moeten gaan, neemt men een jaarlijksche uitgifte van 10.000 H.A. d.i. voor 300 bedrijven per jaar. De commissie dringt er in haar rapport ten zeerste op aan om de Zuiderzeewerken krachtig voort te zetten, opdat zoo spoedig moge lijk tot uitgifte van land kan worden overgegaan. Denkbaar is het om met de uitgifte over 7 jaar te beginnen. In landbouwkundigen kring zal men nu goed doen krachtige actie te voeren tot bespoe diging iler inpoldering, want ontegenzeggelijk ligt hierin een groot belang voor den geheelen landbouw. Dat ook andere bevolkingsgroepen daarvan profijt zullen ondervinden, is tevens te verwachten. O.ik al staat buiten twijfel, dat het uiterst raad/aam is om in de eerste plaats werk gelegenheid voor on/e werkelooze arbeiders bui tenslands te zoeken en vele factoren er toe moeten leiden, tevens de emigratie van ervaren arbei ders en van jonge landbouwers, /.ij het niet dan met groote omzichtigheid, te bevorderen, dan staat daar toch gelukkig de mogelijkheid tegenover, dat binnen afzienbaren tijd op eigen Hollandschen als van ontls aan de zee ontworstelden bodem, een nieuw bevolkingscnntingent een bestaansbron zal vinden. M r. K \\ -M i: N R : L i: E L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl