Historisch Archief 1877-1940
'12
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2495
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door George van Raemdonck
Dramatische Kroniek
HET ROTTERDAMSCH?HOFSTADTOONEEL.
Moederlegende, door Dr. Hellmuth Unger.
Naar aanleiding van de voordracht van dit
jonge Duitsche tooneelwerk door Henri Dekking
hebben wij in de Amsterdammer" van l Nov.
j.l. reeds den inhoud gegeven, met een enkele
kantteekening op het eerste gehoor. De lezer zal
zich wellicht het legendarisch gegeven herinneren:
Een moeder, die voor haar stervend kind de
barmhartigheid van den dood in persoon gaat
afsmeeken aan het uiteinde der wereld, door haar
onwankelbaar geloof in de almacht der moeder
liefde over ijsschollen en bergen gedragen wordt,
en inderdaad den Dood tot n dag uitstel ver
murwt. In haar vertwijfeling heeft zij aan den
ingang van het doodenrijk, waar de levens
kaarsen der menschen in lange rijen staan, het
kwijnend kaarsvlammetje van haar kind verruild
voor de gezonde kaars van een jongen landlooper.
Doch hier geraakt de liefde in het hoogste con
flict met de zedelijke wet. Voor een moord
deinst de moeder terug. Een waarlijk modern
auteur, minder moralist dan Unger, zou het waar
schijnlijk hebben aangedurfd het oer-instinct der
moederliefde zelfs voor dien allerhoogsten prijs:
den last van het schuldig geweten, onvervaard
te stellen, en het werk zou daarmede ten opzichte
der rücksichtslose liefde consequenter en boeien
der zijn geweest. Thans begint te halverwegen
feitelijk een ander stuk, waarin de moederliefde
het aflegt tegen het christelijk gebod en den
ethischen eisch, en de oplossing is een transactie.
De Dood schenkt dus deze Moeder nen dag
uitstel, opdat zij in de wereld kan gaan zoeken
naar een mensch die haar vrijwillig het liefste
wat hij bezit" wil afstaan, ten einde met dat offer
de schrijver maakt hier gebruik van het
zoenoffer in zijn primitiefsten vorm het leven
van haar kind te redden. Geen sterveling blijkt
bereid. Doch wanneer de moeder, na een etmaal,
op klokslag terugkeert met ledige handen, staat
daar nog altijd de jonge zwerver. Hij acht zijn
leven voor niemand dan zichzelf van belang,
het is al wat hij bezit, en uit deernis met de wan
hopige moeder biedt hij haar thans vrijwillig wat
zij hem had willen ontstelen. Doch de lange
lijdensweg van dien dag heeft de vrouw gelouterd,
zij wijst het aanbod af. Zelve wil zij thans het
dierbaarste wat zij heeft ten offer brengen, en
dit dierbaarste mag niet haar eigen leven zijn
de Dood laat zich niet misleiden het is onher
roepelijk het leven van haar schoot.... Doch
ziedaar: de volstrekte overgave dwong ten langen
leste het wonder van den hemel af, de goddelijke
genade De stem van den aartsengel klinkt
uit den hooge, het kind is gered !"
Ook hier dus in dit modern mysterie-spel,
houdt de schrijver zich aan het oude begrip der
zelfverloochening, welke, na wreede beproeving,
de hemelsche goedkeuring in tastbaar bewijs er
langt. De moeder, die haar kind aan God afstaat
wordt beloond", gelijk Abraham toen hij het mes
boven Isaac hief: zij mag het kind behouden. De
Moederlegende" is derhalve overwegend een vrome
belijdenis, een moraliteit, en het kan wel zijn
dat het door den titel komt, welke allen nadruk
op het moederschap in zijn aardsche verschijning
legt, dat wij aan het einde het gevoel hebben of
er, bij knappe berekening, toch een en ander niet
in den haak is Willen schieten.
Niettemin komt ons het, op een sprookje
van Andersen geënt, verhaal van dit
tooneelspel, dat behoort tot wat men in onzen tijd
gemeenschapskunst" wil noemen, afgescheiden
van de artistieke uitwerking, belangwekkend
voor. Levendig en in snel tempo voorgedragen,
wekten deze tafereelen de verwachting dat
het eenvoudig, voor een ieder bevattelijk en
zinrijk gebeuren op het tooneel een, zooal niet
sterk dramatisch, dan toch schoon en beduidend
theatraal effect zou verkrijgen, waarbij de vlakke
taal, waarin het werk geschreven is, een secondaire
functie zou uitoefenen. Deze verwachting is niet
in vervulling gegaan. Ondanks de groote zorg
door regisseur en decorateur eraan besteed en
niettegenstaande mevrouw Tartaud aan de hoofd
rol een waarlijk legendarisch relief wist te geven,
stelde deze opvoering hen in het gelijk, die de
stem des Dichters op het tooneel beslissend achten.
Dr. Hellmuth Unger was toen hij zich deze
dichterlijke stof toeëigende, geen geïnspireerd
dichter, en alle gaven en bekwaamheden, die hij
voor de ontegenzeggelijke breede conceptie van
dit spel bezat, hebben ons niet doen vergeten,
dat hij zonder vleugels uit vliegen is gegaan.
Het is een voorbeeld uit vele van den
tegenwoordigen tijd, waarin het ideaal: een tooneelstuk
voor de menschheid" te schrijven, tot een zelf
overschatting leidt, waartoe iemand, die het maar
eens simpel voor zichzelf probeert, minder licht
kan geraken. Deze dramaturgen doen niet anders
dan verhalen van algemeene strekking opzoeken
of verzinnen Bijbel en Legendenboek bieden
uitteraard de meest gewilde stof en deze met
veel symbolieken omhaal arrangeeren voor het
tooneel. Dr. Unger's arbeid boezemt ons belang
in omdat hier, in het geval Moederlegende",
de stof bij uitzondering toereikend was om den
avond te vullen. Men vergelijke bijv. de schrale
gegevens van een Henri Ghéon, of het
middenluik" van Teirlinck's triptieken, waar het vernuft
van den begaafden schrijver buiten de kern der
legende om, telkens nieuwe conflicten en perso
nages bij moet brengen om op zijn inhoud" te
komen. De moeder vervolgt haar lijdensweg een
voudig van statie tot statie, bij elk rustpunt
doet zich het dramatisch conflict natuurlijk voor,
er is een doelzekere stijging, een krachtig hoogte
punt en een lieflijke ontknooping.... En ondanks
dit alles blijft het als schouwspel beneden de
verwachting, omdat er de dichterlijke bezieling van
den geroepene" aan ontbreekt.
Vermoedelijk zou de regie, die ook in de fantas
tisch Noorsche" kleedij, naar de onwezenlijke
sfeer van het sprookje" heeft gestreefd, aan dit
werk een frisscheren kant hebben afgevangen,
indien zij de felle contrastwerking zooals we
die ook in de marquante kleuren op Noorsche
schilderijen waarnemen had aangedurfd.
De opzet, de jonge zwerver uit het land van
Peer Gynt, die met de dienstmeisjes gekscheert,
staat in een lentelichten toon. Het mag verant
woord heeten de voorkamer van dit huis, waar
achter een kind op sterven ligt, in grauwe
doodskleur te stoffeeren en dit gesprek der jeugd
sterk te dempen, ik kan het me ook anders voor
stellen: het bloeiende leven, dat zich uitvieren
moet, ondanks de gedachte aan den dood.
De bovennatuurlijke tocht der Moeder wortelt
in een eenvoudige realiteit, die m.i. realiteit moet
blijven. Ook bij Shakespeare zien we het
methaphische onmiddellijk aan de aardsche gebeurte
nissen ontspringen, het een stelt zich naast het
ander, naïef weg, en niemand, diezich verwondert.
Stemmingskunst" is dit sprookje van de Moeder
die tot den Dood ging, niet. Het scheppen van
een droomatmospheer is van der Lugt's sterkste
gave als regisseur, wij hadden herhaaldelijk gelegen
heid daarop te wijzen (?De man, die klappen krijgt"
Het leven, dat ik u gaf", Uitvaart", Eenzaam",
enz.) hier echter rolt zich een desnoods minder
suggestieve, maar levenskrachtigere beeldenreeks
af. Het zorgelijk trachten naar stemming"
en schakeering" drukte, en het werk kon zich
op dit interessant" levensplan niet handhaven.
Bij deze opvatting voelden wij de tekortkomingen
meer dan noodig zou zijn, zoowel de oppervlak
kigheid van den met leven en dood spelenden
tekst, als de inconsequenties in de mise-en-scène.
Om n voorbeeld te noemen: wanneer de
moeder de kaarsen heeft verruild moeten we dan
niet, met het krimpen van het kleine kaarsje,
den jongen zwerver allengs zien verkwijnen,
van wiens bedreigd leven dit zwakke vlammetje
thans het symbool is ? Bij een minder verfijnde
regie zouden we het onbekommerd hebben aan
vaard dat de jongen er tot zijn laatsten ademtocht
zoo gezond als een visch bij stond ? 't is alevel
een sprookje maar hier vroeg de gespitste
verbeelding naar verhouding al inniger voldoe
ning. Als stemmingskünst op zichzelf was het Huis
van den Dood, waarin Jules Verstraete machtig
heerschte, met het wemelen der menschelijke
schimmen en schaduwen rond den grauwen troon,
indrukwekkend en beklemmend. Het voorportaal
van dit luguber verblijf, waar een auteur
heeft het maar voor het zeggen ! op steenen
galerijen ontelbare kaarsen te branden staan",
kwam mij minder geslaagd voor. Bij het
aanschrijden der doode gasten maakte de ingang
van het grafgewelf, met aan weerszijden een aldus
geïllumineerde vestiaire, een wat kinderachtig
effect. Hier zou met een architectonisch opgevat
decor waartegen wij om het veelvuldig gebruik
van trappen en gordijnen, die de verbeelding te
weinig prikkelen, wel eens bezwaar gevoelen
ongetwijfeld een grootscher indruk te verkrijgen
zijn geweest. Frans van der Kooy,die als
schilderdecorateur o.a. het vriendelijk Kerstspel van
Timmermans zoo bekoorlijk in de sneeuw wist
te zetten, wekte voor de Moederlegende" aan
den eenen kant te veel illusie, terwijl hij aan
den andere te weinig tot de synthese kwam.
Decoratief aardig was het tooneel in de haven
stad", waar de Moeder haar vergeefsch beroep
op de menschheid komt doen en zelfs de drie
veteranen uit 't Proveniershuis (Willem
Htiysmans, Louis Vervoorn en Henri Morriën) niet
bereid vindt hun treurig hachje te offeren voor
het behoud van een jong menschenleven. En het
lentc-vizioen van den epiloog voldeed, na de
drukkende doodstafereelen, thans beter dan in
de voordracht. Maar de rhetoriek en de beleerende
poëzie-ontboezemingen van den schrijver ont
nemen ook daar veel aan de bekoring, die er voor
ons gevoel gelegen is inden terugkeer der beproefde
moeder in haar ongeschonden" gezin.
Mevrouw Tartaud weet in een rol als deze
bewonderenswaardig de groote lijn vast te houden,
haar klassieke aanleg verloochent zich ook in
zulk een pseudo-meesterwerk niet en tot pathetiek
waartoe de rol alle aanleiding bood verviel
zij maar een enkele maal.
Weinig fantasie had Theo Frenkel de figuur van
Niels", den zwerver, bijgebracht. Gebonden
aan een bepaalde regie-opvatting was het voor
hem ook wel moeilijk den vroolijken Troubadour
tot een eigen leven te wekken. Aan de twee, als
bagijntjes gekleede dienstmeisjes was al vast geen
eer te behalen ! Goed voldeed Vervoorn als de
Wachter" in het Laatste Huis", en in dit best
geslaagd tooneel droegen ook de grijze gestalten",
elk met haar aardsche klachten en herinneringen,
veel bij tot de door Jules Verstraete voortreffelijk
beheerschte stemming van duistere omdcling,
verlossing en vergetelheid.
TOP N A E K r