Historisch Archief 1877-1940
No. 2495
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
DIERSTUDIE: WILDE KAT
Teekening voor\,de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen.
EEN BLOEIEND NEDERLANSCH
ZOUTBEDRIJF
De beteekenis der exploitatie van Nederland's
bodemschatten sterk toenemend.
Het is nog niet zoovele decenniën geleden, dat
men bij de bronnen van bestaan van ons land na
genoeg uitsluitend dacht aan handel, scheepvaart
en landbouw. Geleidelijk aan is dit anders geworden
en thans heeft reeds een zoodanige verschuiving
plaats gehad, dat, blijkens de resultaten der volks
telling van 1920, van de 2.189.000 bij industrie,
landbouw, handel en verkeer betrokken personen,
toen niet minder dan 1.029.000 voor rekening der
industrie kwam. Hieronder zijn dan ook de per
sonen begrepen, welke bij de mijn- en
ontginningsbedrijven werkzaam zijn.
Geleidelijk aan paren zich dan ook nijvere mijn
en ontginningsstreken aan de industriëele gebieden
van Twente, Brabant, Zaan en Maas. Onze steen
koolproductie, nog niet zoo lang geleden vrijwel
als quantiténégligeable beschouwd, geeft van
lieverlede een respectabel cijfer te zien en thans
wordt ook de zoutwinning uit den bodem hier te
lande meer en meer van beteekenis. Ten overvloede
zij er nog aan herinnerd, dat in de nabijheid van
Winterswijk petroleum is aangetroffen, terwijl nu
weder nieuwe steenkool- en zoutlagen in den
Achterhoek zijn gevonden.
Natuurlijk hebben de gedurende de oorlogs
jaren opgedane ervaringen er sterk toe bijgedragen
de activiteit ten opzichte van het opsporen van
nieuwe bodemschatten te verhoogen. Toen toch is
wel zeer duidelijk aan het licht getreden, in hoe
sterke mate Nederland, wat voorziening van mine
rale stoffen betreft, van het buitenland afhankelijk
is en vandaar dat men het groote belang ervan
inzag, ijverig te speuren naar commercieel te
exploiteeren bodemschatten. Voor een deel heeft
het aan succes in die richting niet ontbroken.
Een gevolg hiervan is de oprichting der
N.V. Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie in
1918, met officiëelen zetel te Rotterdam,
maar welker centrale administratie te Boekelo
is gevestigd. Deze handelsonderneming ontving
van de Kroon concessie voor ontginning van de te
Buurse in Overijssel op slechts 300 M. diepte ont
dekte zoutlagen. Het kapitaal werd bepaald op
/ 3.000.000, waarvan aanvankelijk / 1.500.000
uitgegeven (met inbegrip van / 150.000 aandeelen,
die het Rijk voor zijn medewerking ontving), ter
wijl in 1919 nogmaals / 500.000 werden uitgegeven,
waardoor het geplaatste en volgestorte gedeelte
van het kapitaal op ? 2.000.000 werd gebracht.
Het Rijk deelt met zijn aandeel in het kapitaal
voor een achtste deel in hetgeen op de aandeelen
tusschen 4 % en 10 % wordt uitgekeerd en voor de
helft in hetgeen daarop boven 10 % dividend wordt
tot uitdeeling gebracht. Bovendien is aan het Rijk
het recht toegekend om op of na 2 Januari 1934
alle aandeelen tot de pariwaarde te naasten, even
wel onder bijbetaling van het evenredig deel van
het uitbreidingsfonds, van de helft van het reserve
fonds en van een premie van 25-maal de gemiddel
de overwinst, over de laatste vijf jaren op een
aandeel uitgekeerd. Indien de naasting na 1934
geschiedt, wordt de vermenigvuldiger van de pre
mie met 2 verlaagd voor elke volle drie jaar.
Gezien de gunstige resultaten, door de onderneming
tot dusverre bereikt, bestaat er dus alle kans, dat
het Rijk mettertijd van deze bevoegdheid gebruik
maakt en tot naasting op de gemelde voorwaarden
overgaat.
Wat den aard der exploitatie betreft, zoo kan
daaromtrent worden opgemerkt, dat uit door den
dienst der Rijksopsporing van delfstoffen gedane
onderzoekingen reeds was gebleken, dat het zout
op het concessie-terrein voor een deel in
opgelosten toestand verkeert, zoodat ontginning door
middel van mijnbouw, op een wijze, zooals die in
Zuid-Limburg voor de ontginning van
steenkolenvelden wordt toegepast, hier niet mogelijk was.
Dientengevolge besloot men de ontginning door
middel van het z.g. Salinen-bedrijf te doen plaats
Vraagt steeds
VAN OUDS HET BESTE MERK
HET MODERNE JONGE MEISJE
hebben. Dit geschiedt door het zout in opgelosten
toestand uit te pompen en het vervolgens te win
nen door indamping. Een groot voordeel van dit
systeem is, dat in tegenstelling met ontginning
door middel van mijnbouw, spoedig de beschikking
over het product kan worden verkregen.
Reeds in Augustus 1919 werd het eerste zout
gewonnen, terwijl de aflevering van geraffineerd
zout in September d.a.v. plaats vond. De productie
bedroeg in 1919, toen slechts vier maanden gewerkt
werd, 5.2 millioen K-G. om echter in 1920 reeds te
stijgen tot 24.8 millioen K-G. Daarna is de pro
ductie, met een onderbreking voor het jaar 1923,
geregeld toegenomen, zoodat deze iri het afgeloopen
jaar tot ruim 32 millioen K.G. was gestegen. In de
afgezette hoeveelheden geraffineerd zout is slechts
een klein quantum van nog geen 1000 ton afval
zout begrepen, het z.g. industrie-zout, hetwelk
wordt geleverd aan textiel-bedrijven, ijs- en
zoutzuurfabrieken, leerlooierijen, spoor- en tramwegen
enz., terwijl het geraffineerde zout wordt geleverd
aan de verschillende zoutziederijen hier te lande,
met welke door de vennootschap contracten voor
de geheele afname zijn gesloten en waarvan meerde
re bij de vennootschap zijn geinteresseerd.
Nu moet men niet denken, dat de productie der
Kon. Ned. Zoutindustrie maar in de verte voldoen
de is om in de behoeften der binnenlandsche con
sumptie te voorzien. Het binnenlandse)! verbruik
beweegt zich ongeveer tusschen 110.000 en 130.000
ton per jaar en bij een productie van ca. 32.000
ton der Kon. Ned. Zoutindustrie is deze nog slechts
voor ongeveer een vierde deel in staat in de binnen
landsche behoefte te voorzien. Intusschen is de
invloed der nieuwe industrie toch reeds duidelijk
merkbaar in de handelsbeweging, daar het
invoersaldo van zout, hetwelk in 1918 nog ruim 132.000
ton had beloopen, in 1921 reeds was gedaald tot
ruim 82.000 ton. Aldus draagt deze nieuwe indu
strie, zij het dan ook op bescheiden wijze, er het
hare toe bij gunstigen invloed op onze betalings
balans uit te oefenen.
Wat de financiëele uitkomsten betreft, zoo zij
dienaangaande vermeld, dat over het afgeloopen
jaar 1924 een dividend van 11 % kon worden uit
gekeerd, zijnde de hoogste uitkeering, die tot dus
verre door de vennootschap kon plaats hebben.
De netto-winst beliep / 451.000, waarmede zij be
neden de uitkomsten van de boekjaren 1922 en
1920 bleef. Men heeft het echter niet in
de^afschrijvingen gezocht om een flink^dividend^uit
BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN
Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam
te koeren, aangezien voor dat doel niet minder dan
circa / 126.000 werd aangewend, maar door minder
te doteeren aan het uitbreidingsfonds n.l. ?20.000
tegen / 75.000 in 1922 en / 250.000 in 1920 heeft
men toch nog een zoodanige verdeelbare winst
overgehouden, dat behalve het dividend van 11 %
aan aandeelhouders nog ? 40.357 aan het Rijk kon
worden uitgekeerd. Aldus ontving het Rijk op zijn
aandeel in het kapitaal een rendement van 26.9 %
tegen ruim 7% over 1923, zoodat het niet onte
vreden behoeft te zijn over het aandeel, dat het in
1918 in de totstandkoming dezer nationale in
dustrie heeft genomen.
PAUL S A B E i.
AANPLAKBILJET
Voor de tentoonstelling van bloemstukken in
het Hrans-Hals-Muscum te Haarlem, werd door
Wagenmaker (leerling van de School voor Bouw
kunde enz.) een aanplakbiljet ontworpen, gedrukt
bij de firma Enschedé. In zwart en nu-d op witten
grond is het kleur-effect en uok het evenwicht in de
kleur, heel beschaafd en vast, doch ook daar, waar
het affiche-karakter kan worden toegekend, bleef
en voorstelling en belettering te onduidelijk. Zelfs
ingewijden in het weidsch gebied der bizarre
letterteekens zullen met aandacht het ontwerp moeten
ontcijferen en waarlijk,er zijn al cross-word-puzzlcs
genoeg !
O T T o VAN TUSSENBROEK
Hotel DUIN EN DAAL
CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER
VASTE WASCHTAFELS