Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2495
T]/DGENGDf EN!
,li«< j /, r -i .-.i,.»- i v/, l .1 , J
FRANCE-EP1LOOG
II.
Het was mijn vriend Marcel Schwob, altoos be
reid zijn vrienden een dienst te bewijzen, en geluk
kig wanneer hij het kon doen, die mij bij France
heeft gebracht. Door zijn bemiddeling had de toen
reeds beroemde criticus van Le Temps, die als
opvolger van JUles Claretie daar zijn wekelijksche
artikelen gaf over het geestelijk en literarisch leven
in Frankrijk, er zich toe laten vinden om een voor
rede te schrijven voor mijn Un Hollandais d Paris,
en het was niet anders dan een plicht voor mij
plicht waaraan ik met genoegen voldeed, om
hem bij een persoonlijk bezoek mijn dank uit te
spreken.
Schwob was mijn metgezel bij het onderhoud;
wij waren in die dagen veelal te zamen; hij had
toen, Mei 1892, nog niet zijn vooral door France
bewonderde Mimes geschreven, maar een opmerk
zaam man wist toch al wat er in den jeugdigen
verteller stak. Voor zijn artikels over het gelijk
tijdige leven in.parijs had Fjance dikwijls den raad
gevraagd van mijn goeden vriend; immers, die
kende alle hoekjes en gaatjes van de Parijsche
wereld) alsof hij er geheel toe behoorde; maar
eigenlijk stond hij er buiten, hij had een ruimer
kring.
Ik memoreer dit alles, om duidelijk te maken
dat mijn bezoek in de rue Chalgrin bij France, niet
maar een plechtige visite was, neen het was een
gezellig onderhoud dat uitliep op een informeel
déjeuner, niets ongewoons in die dagen, noch
Jater.
'n Zondagmorgen was het; ik geloof toen ook al
?een soort ontvangdag voor France, want in het
begin werd ons samenzijn gestoord door de komst
van een reporter die de stof kwam zoeken van een
artikel over literarische kringen en die inlichtingen
kwam vragen over de verhouding van den criticus
tot zijn huisdieren. Natuurlijk had hij eerst verlof
gevraagd voor zijn interview, want France gaf
eerst een klein ondeugend essai ten beste over
honden en katten, maar voerde dan zijn bezoeker
naar het raam van de studeerkamer en wees hem
op het kleine lapje tuin achter het huis. Daar kro
pen een paar schildpadden over den grond.
Die dieren waren zijn lievelingen geworden,
luidde zijn ontboezeming, de gewone wereld kende
hun deugden niet, des te meer waren zii hem aan
't hart gegroeid, zij hadden immers het onschat
bare voorrecht geen, of ten minste bijna geen her
sens te bezitten.
Geen hersens ! schrikte de reporter. Acht u
dat een voordeel?
Natuurlijk, was het antwoord, een voordeel
voor dieren en niet minder voor menschen. Wat
geven ons die onnoozele hersens? Heeft niet al de
groote Goethe dien ik hier waarlijk wel als
intellectueele autoriteit mag oproepen, ons uitdrukke
lijk geleerd, dat alle denken voor het denken eigen
lijk niets geeft. De molen draait rond zonder iets
te malen.
Maar waarvoor dienen dan de hersenen?
vroeg de reporter dien het angstig om het hart
werd en die zich tegenover zijn blad had te ver
antwoorden.
De hersenen, ging France deltig voort te
betoogen, strekken, volgens de onderzoekingen
enkel om een richting aan te geven en richting te
doen houden; maar hoe, wanneer ze reeds van den
beginne af op het verkeerde spoor wijzen? Zij
brengen ons tot het gevaarlijkste wat er voor den
mensch bestaat, tot den twijfel, ik bedoel den
algemeenefl twijfel, of er wel ergens zekerheid is te
vinden. Ik zal niet beweren, dat ik zelf nooit dien
kant heb opgekeken, maar ik heb mij wel gehoed
er ooit mijn voet in te zetten. Ik heb een formeelen
schrik voor die beide woorden: ik twijfel". Zij
veroordeelen alle gedachten ja, alle dingen tot een
ontzagwekkende onvruchtbaarheid. Wie twijfelt
doet beter zijn mond te houden, want wat men ook
zegt, spreken is iets bevestigen 1). Geloof me, de
wereld komt niet ver met haar hersens, zij is op
de vreeselijkste dwaalwegen gebracht, altoos door
denkend op den goeden weg te zijn. Ze heeft het
moeten betalen met bloed en schande. Raak niet
aan mijn schildpadjes !"
De reporter vulde ijverig zijn blcck-notes, dank
te voor den leerzamen ochtend en verdween. Een
glimp van een lach gleed over France's uitgestreken
gezicht, toen de bezoeker de deur van de kamer
achter zich sloot.
Wij beiden deden ons best even ernstig te kijken
als de gastheer had bedoeld te wezen.
?
Nu fluks aan 't werk !" zei France, dat wij
nog wat tijd overhouden om te verbabbelen, want
dat is t>'(-h eigenlijk het geluk van het leven".
Hij gaf mij ter lezing, onderwijl, zijn
kerstveitelling voor '91, het zoo beroemd geworden verhaal
der ontmoeting in Campaniëvan Pontius Pilatus
met een ouden Romeinschen vriend, die van hem
bijzonderheden 'over Jezus wil vernemen, het ein
digt, zoo als men weet, met de woorden van Pilatus
die vergeefs zijn geheugen tracht te scherpen.
Jésus, non, je ne me rappelle pas".
France had het uit het oorspronkelijke dagblad
gesneden papier op groote folio -vellen laten
overplakken om voor zich het effect te kunnen
beoordeelen dat het verhaal in den breederen vorm van
het boek zou maken. Ook dit wekte de herinnering
aan Goethe bij mij op, die in later dagen steeds met
zijn handschrift manoeuvreerde om er voor zich
zelf het juiste oog op te krijgen.
Hat werk waartoe hij Marcel Schwob opriep,
bestond in de zorg voor de reclame van zijn vier
deelen La Vie littéraire, de oogst van zijn, wie
weet onder hoeveel persoonlijke tegenstribbelingen,
voortgezette inspanning ten behoeve van de kro
niek in Le Temps. Jules Lemaitre had zijn
Impressions de thedtre bijeengebracht, thans leverde hij
zijn bijdrage aan de als improvisatie direct tot het
publiek gesproken beoordeeling, die een van de
karakteristieken blijft der letterkunde van de
19e eeuw.
Zoo snel en handig werden door de beiden de
specimens uitgezocht en uit de boekdeelen uitge
knipt, dat er waarlijk geen tijd door te loor ging
hoe lang zou er bij ons over zoo'n kleine bloem
lezing ter propaganda in de pers zijn gezeurd !
Met een zucht van verlichting keek France op,
ons van zijn hoogte aanziend met de voldoening
dat hij nu zijn Zondagsrust kon aanvangen en kon
gaan droomen over nieuw werk.
Ik had hem zoo graag over zichzelf hooren spre
ken en gewild dat wij een klein voorgevoel kregen
van wat er bij hem school onder het vertoon van
ironische kennis en sceptische nonchalance. Daar
om begon ik te vertellen van mijn bezoek aan
Brunetière in zijn citadel van de Revue des deux
mondes.
Brunetière had zich toen schamper uitgelaten
over Baudelaire, dien ik van al heel vroeg af had
bewonderd en was blijven bewonderen. De
Fransche criticus der beide werelden sprak met zekere
minachting over de pogingen der jongere generatie
om belangstelling voor den dichter op te wekken
door de bijzonderheden van zijn leven uit zijn dag
boek op te halen.
Ik had van het dagboek, in Brussel gehouden,
een diepen indruk gekregen en probeerde een ver
dediging, maar Brunetière viel mij dadelijk in de
rede en vroeg me op den man af: Och kom,
zoudt ge er dan belang in stellen, wanneer ik u
over mijn amours ging spreken".
Hij zag er niet naar uit, Brunetière, alsof hij
meesleepende avonturen had beleefd bij zijn reizen
op la carte du Tendre, maar ik antwoordde toch
dadelijk: Oui, c.a m'intéresserait vivement". En
hij negeerde mijn bescheid, ging op een geheel ver
schillend onderwerp over, zooals trouwens erg
natuurlijk was. Ik dacht er ook niet aan, het
spreekt van zelf, eenige intimiteiten aan France
te ontlokken door zoo met de deur in 't huis te
vallen, maar ik had het wel van belang gevonden
in 't algemeen zijn opinie te vernemen over den
invloed dien geloof en liefde op de schepping van
het kunstwerk hebben. Ik waagde daarom een
opmerking over Molière van wien men kan raden
hoe na de vrouw en het drama, tusschen man en
vrouw gespeeld, hem aan 't hart ging.
Maar France schoof zulk een intermezzo van
zich af, hij dacht aan zijn bevrijding en de plannen
waartoe hem zijn vrijheid de gelegenheid gat'.
O Jeanne d'Arc ! zeide hij, zal ik dan einde
lijk mijn hartewensch mogen vervullen, en mijn
uren kunnen gaan wijden aan het meisje van
Domrémy ? Ik heb altoos het besef gehad dat. zij op
mij wachtte om haar geschiedenis natuurlijk, zon
der opsmuk van wonderen, werkelijk menschelijk
verteld te zien.
Ik zag haar als meisje op het veld, ver
volgde France, peinzend over de verhalen die in
de streek onder het volk als overleveringen voort
leefden van oen heiligen Remigius wien een duif
het fleschje met de zalf bracht waarmee de
Koninklijke waardigheid werd ingezegend. Ik
zag haar de mysteriespelen bijwonen, waarin de
oude geschiedenis telkens weer levend werd ge
maakt voor de menschen van haar tijd.
Wij zeggen wel dat wij niet buiten ons .-elf kun
nen treden en overal onze persoonlijkheid
meesleepen, maar niet minder secuur is het waar dat
wij desalniettemin een groote behoefte hebben ons
in anderen in te denken. Het is een raadsel en een
E. J. VAN SCHAICK
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25"" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
TELE FOON 125
prikkel die aan onze persoonlijkheid Worden op
gegeven. ,.rr
Ik heb me tot twee perioden getrokken ge
voeld, tot den tijd van dat- wonderrrfeisje dat ik
niet als een wonder wilde erkennen, en tot de eerste
jaren van onze groote revolutie. Daar heb ik mij
niet altijd in dezelfde personen ingeleefd, ik ben
variabel geweest en misschien is het in den grond
der zaak vooral mijn nieuwsgierigheid geweest,
die mij heeft geleid om de brochures die ik vond
te doorsnuffelen en de prentjes te bestudeeren.
Geen groote tijd dien ik in mijn jeugd heb
doorleefd, het was de afloop van een tijd met groote
herinneringen, die in de werkelijkheid reeds dood
waren. Er waren nog groote machines van. verzen
die voor poëzie moesten doorgaan, en waarvan
wij o zoo genoeg hadden, met hun overdrijvingen
en hun engelen en duivelenmechaniek; daar was
een Judas Iskarioth met zijn ellenlange wanhoop
na het verraad, die zich ophangt aan de tak van
een boom, maar het was op een uitgezochte plaats,
dans un lieu tres distingué, een heel bijzondere
boom; zijn wortels dompelden tot in de hel, het
was de verboden boom-van het Paradijs. ?. .
Wel, vroeg mij mijn vriend' Marcel, tó&i wij
te zamen de rue Chalgrin verlieten, hoe vondt ge
France?
Het was nog voor den dood van Renan en dien
van Leconte de Lisle, die aan France pas de ge
legenheid gaven, zijn talenten te ontplooien, dat
de vraag tot mij werd gericht. .Mijn antwoord was
vrij nuchter.
Ik ben er niet met overdreven gedachten
heengegaan en keer zonder lust tot overdrijving
te gevoelen van zijn huis terug. Het genie heb ik
nog niet in hem ontdekt, wel het talent. Ik schort
mijn opinie op. 't Is net alsof hij nog iets heeft
te /eggen, laat ons daarop wachten.
W. G. C. B Y v A N c K
1) Vgl. de inleiding tot het 3e deel van France's
Vie littéraire die ongeveer van dezen tijd
is, p.x: ,,j'ai eu peur de poser Ie pied sur cette
base qui engloutil tout ce qu'on y met." Zie
ook het eind van Les opinions tic M. Jeromc
Coignaril, dat van iets later dateert p. 288:
,,Les vérités découvertes par l' intelligence
demeurent stériles. Le coeur est seul capable de féconder
ses rèves."
LI2JTCOL3ST
de meest volmaakte wagen.
AUTO-CENTRALE - HAARLEM
NIEUWE UITGAVEN
Inleiding tot de leer der private huishouding.
Derde deel: Actueele onderwerpen, door Dr.
C. Huysman, oud-leeraar in de staats- en
handeltwetenschapper. en accountant. N. V. Uit
gevers maatschappij voorheen G. Delwel te
Wassenaar.
De schrijver behandelt een aantal onderwerpen
(Expansie; De onderneming en de
conjunctuurpolitiek; Samenwerking en samensmelting van
ondernemingen; De onderneming en het sociale
principe; De onderneming en de wetgeving; De
strijd tegen het huidige ondernemingswezei.),
die "thans, na den Europee:chen oorlog, in huoge
mate actueel zijn.
Koninklijke Meubellianspoil-Maalschappjj
DE GRUYTER &Co.
OEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
Bergplaatsen voor Inboedels