Historisch Archief 1877-1940
No. 2496
ZATERDAG 11 APRIL 1925
Rjj^BJT^^ <^^ /^^^" W F^
Hlod voor
Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Pr(js per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 p. Regel - Disnositiekosten 20 Cent
REDACTIE EN ADMINISTRATIE: KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
HET VERDRAG TUSSCHEN NEDERLAND
EN BELGI
De Belgische minister van buitenlandsche zaken, Hymans, heeft
er klaarblijkelijk grooten prijs op gesteld, zijn naam te zetten onder
het verdrag met Nederland. Immers, de onderteekening is geschied
aan den vooravond van den dag, waarop het Belgische ministerie,
nog voordat de uitslag der verkiezingen bekend was, zijn ontslag
indiende.
Het is begrijpelijk, dat de heer Hymans zijn naam heeft willen
verbinden aan een tractaat, dat mede door zijne bemoeiingen tot
stand is gekomen en dat in de geschiedenis der betrekkingen
tusschen Nederland en Belgiëzulk een belangrijke plaats inneemt.
En wij, Nederlanders, kunnen ons er slechts over verheugen, dat
hij de onderteekening niet aan zijn opvolger heeft willen overlaten.
Voor ons ligt er juist een grootc voldoening in, dat onder het
tractaat, waardoor een nieuw en beter tijdperk in de betrekkingen
tusschen ons en onzen buurman wordt geopend, de naam is ge
plaatst van den Belgischen Staatsman, die nog niet zoovele jaren
geleden een regeling van de hangende kwesties voorstond, waaruit
een blijvende veete zou zijn geboren.
Het tractaat van 1925 maar dit behoeft de goedkeuring nog
van de volksvertegenwoordiging der beide landen ruimt niet
alle struikelblokken uit den weg. Men kan zich ook kwalijk denken,
hoe dit zou kunnen gebeuren zonder verandering der Staatkundige
grenzen, waarin Nederland niet wil treden en waarnaar Belgi
niet meer streeft. De moeilijkheden komen voort uit de geografi
sche omstandigheden: uit de ligging van België's voornaamste
haven aan een rivier, waarvan de monding op Nederlandsen ge
bied ligt en waarover Nederland, ook na het jongste tractaat, de
volle souvereiniteitsrechten behoudt; uit het feit, dat langs een
deel van België's Oostgrens een smalle, moeilijk te verdedigen,
strook Nederlandsen gebied ligt.
In vredestijd sluimert die laatste kwestie ; maar niet het
Scheldevraagstuk. Het was een rechtmatige grief van de Belgen, dat tot
dusverre zij de kosten moesten dragen van de werken, die op
Nederlandsch gebied werden uitgevoerd ten behoeve van de be
vaarbaarheid der rivier.
Aan dien toestand is bij het jongste verdrag een einde gemaakt.
De kosten van onderhoud,-betonning en verlichting van het vaar
water op eigen gebied zal elk van beide staten zelf dragen; maar
overigens komt de Schelde onder gezamenlijk beheer: geen
condominium zooals reeds gezegd werd, behoudt Nederland de
volle souvereiniteit over de rivier op Nederlandsch gebied ,
maar een Nederlandsen-Belgische commissie zal, voor zooveel de
belangen der scheepvaart betreft, over de Schelde het beheer
voeren en een verdeeling der kosten voorslaan van zulke werken,
die noodig mochten zijn om de bevaarbaarheid der rivier te ver
beteren en te doen beantwoorden aan toekomstige eischen van de
Scheepvaart. Hare besluiten zijn onderworpen aan de goedkeuring
van de beide regceringen; bij gemis aan overeenstemming zal
scheidsrechterlijke uitspraak worden ingeroepen.
Ten opzichte van de scheepvaart op het kanaal Gent
Terneuzcn geldt een soortgelijke regeling.
Aan een tweeden belangrijken wensch van Belgiëis tegemoet
gekomen doordat Nederland zijne medewerking heeft toeg-.v. gd
voor den aanleg van een kanaal van Antwerpen naar Ruhrort en
van een kanaal van Antwerpen naar den Moerdijk: voor een ver
binding dus van de Scheldehaven met het industriegebied aan
den Rijn, en voor een rcchtstreeksche verbinding met den
Rijnen-Maasmond.
Daar tegenover verkrijgt Nederland het recht tot verbetering
van de Zuid-Willemsvaart, tot verbreeding van het kanaal van
Luik naar Maastricht en den aanleg van een verbindingskanaal
van de Zuid-Willemsvaart met de Maas, ter hoogte van Maastricht.
Verder is een regeling getroffen met betrekking tot de
wateraftappingen uit de Maas en verschillende andere
waterstaatswerken, die Noord-Brabant voor overlast van water zullen be
schermen.
Het zou ons niet verwonderen, wanneer de inhoud van het nieu
we tractaat, zooals die in hoofdzaak door de beide regeeringen is
openbaargemaakt, hier te lande den indruk zou wekken, dat
Nederland een groote mate van toegevendheid heeft getoond tegen
over Belgische belangen. Vooral in Rotterdam zal men zich wel
bezorgd maken over de kanalen naar Ruhrort en den Moerdijk,
waardoor de concurrentie, die Antwerpen aan de Maasstad aan
doet, zooveel gevaarlijker zal worden.
Zonder onderschatting van de nadeelen, die hieruit voor Neder
land kunnen voortvloeien, dient men echter niet te vergeten, dat
uit een oogpunt van algemeene politiek er reden is zich te ver
heugen over het sluiten van het tractaat.
Men moet zich goed herinneren, wat Belgiëin 1919 en 1920 heeft
geëischt, en vergelijke dit dan met wat het thans heeft verkregen;
men vergete niet, dat onder het tractaat van 1925 ook de naam
Hymans staat.
Men moet er zich vooral ook rekenschap van geven, dat voort
aan, nu de tractaten van 1839, die bij de scheiding van Nederland
en Belgiëwerden gemaakt, zijn vervallen, de groote mogendheden
daaraan geen recht meer kunnen ontleenen, zicli met de Neder
landsen-Belgische betrekkingen te bemoeien.
De groote mogendheden hebben in 1815 de vereeniging van
Nederland en Belgiëtot stand gebracht. Daarom moest ook de
scheiding door hen worden goedgekeurd en konden de daarop
betrekking hebbende tractaten niet vervallen worden verklaard
zonder hunne medewerking. Duitschland (dat, voor zooverre de
tractaten van 1839 betreft, in de rechten en verplichtingen van
Pruisen was getreden) en Oostenrijk hebben resp. bij de vredes
verdragen van V'ersailles en St. Germain reeds toegestemd in de
opheffing der verdragen van 1839 en zich bij voorbaat verplicht
nieuwe overeenkomsten met de Belgische of de Nederl. regeering
te erkennen. Engeland en Frankrijk hebben in de vorige week
hunne goedkeuring aan liet Nederl.-Belgisch tractaat verleend ,al
moet de vorm, waarin dit zal gebeuren, nog nader worden vast
gesteld; of daarover ook onderhandelingen met Rusland zullen
worden gevoerd, en hoe, is ons onbekend.
Hierin ligt de bcteekenis van de nieuwe phase der
NederlandschBelgische betrekkingen, dat zij onttrokken zijn aan de bemoeiing
der groote mogendheden.
Zooals Nederland en Belgiëvoortaan alle kwesties, die de scheep
vaart op de Schelde betreffen, in gemeenschappelijk overleg zullen
uitmaken voor een internationale commissie zijn wij daarbij
gelukkig gespaard gebleven zoo zullen zij ook voortaan, zonder
inmenging van anderen, alle overige vraagstukken, die alleen
Nederland en Belgiëraken, gezamenlijk hebben op te lossen.
De Wielingen-kwestie blijft rusten; moge zij altijd blijven rusten
dan zullen wij geen Europeeschen oorlog meer beleven ! Alleen
in oorlogstijd toch kan /ij plotseling acuut worden: in vredestijd
baart zij geen zorg, vooral nu over het loodswezen bij het jongste
tractaat een regeling is gevonden.
Ook deze regeling zal, evenals andere bepalingen van het ver
drag, bij de belanghebbenden hier te lande tegenspraak ontmoeten.
Daarom zij er nog eens op gewezen, dat men zich niet blind
moet staren op wat in het tractaat uitdrukkelijk is gestipuleerd,
maar ook oog moet hebben voor de algemeene beteekenis ervan:
Nederland kan vrijer adem halen, nu het, in zijne betrekkingen
met België, los is geraakt uit den greep der groote mogendheden.
K t: K N K A M P