De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 11 april pagina 19

11 april 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2496 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 DIERSTUDIE: TIJGER Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen. Op den Economischeti Uitkijk Terugblik. Op de Beknopte sociaal-economische kroniek", Welke elk kwartaal vanwege het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt uitgegeven, vestigde ik reeds vroeger hier de aandacht mijner lezers. Onlangs is de kroniek over het 4e kwartaal van 1924 verschenen en wij kunnen dus daaruit gegevens putten omtrent den gang van zaken in het verloopen jaar. Dat doende, noem ik die bron niet alleen, omdat dit te doen rwodii^ is want het over nemen van mededeelingen en cijfers uit deze publicatie is niet anders dan met duidelijke bronvermelding toegestaan maar ook omdat het behoorlijk is, niet met andermans wijsheid te pronken en bovendien, omdat ik altijd dankbaar gestemd ben tegenover dit voortvarend en actief bureau, dat, hoezeer gesmaldeeld en gekortwiekt in zijn budget, voortgaat ons en voor hoe kleine geldelijke offers onzerzijds regelmatig op allerlei sociaal en economisch gebied in binnen- en buiten land allerlei wetenswaardige en betrouwbare zakelijke mededeelingen te doen. Zoo ook nu weer. Voordat over den toestand der bedrijven en den stand der arbeidsmarkt in het laatste kwartaal van 1024 verschillende bijzonderheden worden weergegeven, zien wij in eene korte samenvatting de conjunctuur aldus geschetst: langzame vooruitgang van het her stel; toestand over het geheel bepaald beter dan verleden jaar, maar nog in veel gevallen moeilijk", een karakteristiek, die door ai wat daarop volgt volkomen wordt bevestigd. In het 4de kwartaal vorderde alweer, in het algemeen, het herstel proces, zij het dan ook slechts zeer langzaam; het 4e kwartaal was in zeer veel gevallen min of meer belangrijk beter" dan dat van 1923, een heugelijk verschijnsel, omdat die betering niet alleen aan grootere binnenlandsche vraag, doch ook aan toenemenden export te danken was. Niet verrassend is het, waar te nemen dat deze betering vrijwel parallel ging met de vordering der paci ficatie van Europa en de daarmee nauw samen hangende wederopleving van Duitschland. Biedt dus over het geheel 1924 een gunstiger beeld dan 1923, niet voorbijgezien mag worden, dat toch ook 1924 vele verwachtingen onvervuld liet en dat nog op velerlei ondernemingen te veel (uiteenloopende) moeilijkheden bleven drukken om in het algemeen reeds van het einde der malaise te spreken. De afzet van vrij vele fabrieken is nog niet bevredigend, orders, die een voldoende winstmarge opleveren, zijn nog te schaarsch en vooreen aantal ondernemingen is de concurrentie strijd met het buitenland nog zwaar, niet zoozeer meer tegenover Duitschland, welks vroeger hin derlijke mededinging verzwakt is, als wel tegen over België. Onze exportnijverheid ondervindt den remmenden invloed van protectionistische maatregelen in andere landen. Dat niettemin over 't geheel het peil, waarop onze nijverheid staat, aanmerkelijk steeg, bewijzen de gunstiger cijfers omtrent arbeidsbemiddeling en werkloosheid. Was eind Januari 1924 het aantal ingeschreven werkzoekenden nog boven dat van dien datum in '23, de toestand verbeterde in den loop des jaars; het aantal werkzoekenden nam in vergelij king met 1923 belangrijk af. Opmerkelijk blijft, dat in bedrijfsgroepen met overschot van arbeidskrachten een tekort is aan geschoold personeel en dat van vrouwen en jeug dige arbeiders het aanbod vaak onvoldoende is. Wat handel en verkeer betreft, wanneer men de Nederlandsche handelsbeweging (zonder gouden en zilveren munt en muntmateriaal) over 1923 en over 1924 nagaat, dan bevindt men dat het invoersaldo van 706 millioen gulden in het eerste jaar is gezakt op iets minder dan 702.9 in het volgende ; die daling is betrekkelijk gering, maar dit neemt niet weg, dat in de verhouding tusschen in- en uitvoer (naar de waarde) eene niet onbelangrijke verbetering is gekomen: het percentage immers der waarde van den invoer gedekt door uitvoer was in 1923: 64.8üen in 1924 70.20. Toeneming van onzen internationalen handel in 1924 blijkt ook, wanneer men de alleen op de fabrikaten betrek king hebbende cijfers naast elkaar stelt. Deze fabrikaten worden in de statistiek onderscheiden in voedingsmiddelen en dranken" en andere fabrikaten". In de eerste dezer beide rubrieken ziet men het uitvoercijfer tusschen 1923 en 1924 stijgen met meer dan 100 millioen gulden (327.9 en 430.8); het uitvoercijfer der andere fabrikaten" verheft zich van 490.3 op 533.3 en de totalen van beide groepen dus van 818.2 op 970.1. De overeen komstige invoercijfers zijn voor beide groepen onderscheidenlijk over beide jaren 877.9 en 988.0. Het is wel van belang hierbij aan te teekenen, dat, terwijl Duitschland in 1923 slechts 14pCt. van onzen uitvoer betrok (187 millioen gulden), dit percentage in 1924 verdubbelde, dus was 28pCt. (waarde: 470 millioen). Indien wij het nog niet wisten, zouden wij hieruit zien, wat dit achter land" voor ons als afzetgebied beteekent en hoe zeer onze handelsbelangen rechtstreeks zijn be trokken bij welvaart, orde, rust en economisch herstel in dat Rijk ! Ook de cijfers omtrent het totale havenverkeer in Amsterdam, Rotterdam en Vlaardingen spreken van verbetering in de internationale verhoudingen en bevestigen de bijzondere beteekenis van onze handelsbetrekkingen met Duitschland, want die verbetering kwam aan Rotterdam en Vlaardingen in ruimer mate ten goede dan aan Amsterdam. In onze hoofdstad beliep de hoeveelheid geloste en geladen goederen in 1923: 5.1 millioen ton en in 1924: 0.4, wat op zichzelf zeker geen onbelang rijke vooruitgang was, maar voor Rotterdam waren de overeenkomstige cijfers: 23.7 en 42.9, voor Vlaardingen: 1.7 en 3.9. Het was vooral de graanaanvoer, die met name in de laatste maanden van 1924 groot e levendigheid bracht aan de Maas, maar, gelijk bekend, is hierin sedert dien weder eene kentering ingetreden, nadat de Amerikaansche voorraden door den grooten uitvoer sterk waren geslonken, de graanprijzen sterk stegen en de vraag geringer werd. Wat de hovenvermelde verlevendiging van het Amsterdamsche havenverkeer aangaat, deze was vooral te danken aan vermeerdering in aantal en tounenninnt van Rijnschepen, maar de zeescheepvaart (het lijnbedrijf") was ten opzichte van het aantal inge komen schepen minder bevredigend. Overigens: er is nog steeds een teveel aan tnnnag'e; de verlevendiging leidde er toe, dat vele opgelegde schepen in de vaart kwamen; geen wonder dus dat de vrachtprijzen gedrukt bleven. Laat mij, alvorens deze aflevering met vele belangwe kkende cijfers en gegevens (waaruit ik slechts enkele grepen deed) te sluiten, nog iets noemen, dat waarlijk teekenend is. Bij openbare uitgiften van provinciën en gemeenten vond in 1924 een veel grooter bedrag aan obligaties plaatsing dan iu 1923, mul. 93 millioen tegenover 54. Maardeopenbare uitgifte van obligaties ten laste van industrieele ondernemingen vertoont heel andere cijfers: in 1923 was het bedrag 1.4 millioen en in 1924: / 230,0110. -! Over 1920 en 1921 werd 51.3 en 52.8 geplaatst. Dat waren de boom"-jaren ! Thans zijn de openbare lichamen, provincies en gemeenten, aan de markt ! 't Kan verkeeren, zei Breêro. Ziedaar dan een en ander geput uit die rijke bron, welke ons geregeld door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt ontsloten. De mededee lingen in afleveringen als nu weer deze, zijn be langwekkend niet alleen om de daarin vervatte cijfers, maar ook om de aan die cijfers vastge knoopte beschouwingen, waarin een toelichting daarop en eene verklaring daarvan vvordt gegeven. lin bovendien verstrekt zoo'n aflevering ons samenvattende overzichten van allerlei wat omtrent arbeidsbemiddeling, werkloosheid, werk stakingen, vakbeweging, sociale wetgeving en sociale verzekering, volkshuisvesting, bedrijfs organisatie, coöperatie enz. in het afgeloopen kwartaal te vertellen valt. Moet ik mijn indruk weergeven van de hier boven door mij aangehaalde cijfers en feiten, dan zou ik willen zeggen: licht en schaduw, gelijk ook wel niet anders te verwachten was, maar allengs meer licht en minder schaduw, eene worsteling ais 't ware van de in ons volk, in ons bedrijfs leven woelende en werkende krachten om er weer boven op te komen", eene worsteling, waarbij men vooruitgang kan vaststellen, doch tevens telkens ziet, dat die vooruitgang zich nog maar heel geleidelijk en langzaam kan voltrekken en dus slechts weinig vordert. Dat er vooruitgang en vordering is, daarin mogen we ons echter ver heugen, hopende daarbij, dat de stijgende lijn voortdurend tot opvvaartsclle beweging wat sneller voortzette. Maar zal die hoop niet tot teleurstelling leiden, dan moeten wij ons wel ervan rekenschap blijven geven, dat een vlugger tempo van economisch herstel in Nederland onmogelijk is, zoolang de vele en velerlei tegenwerkende factoren hun renimenden invloed blijven uitoefenen. Factoren die ten deuk' hun oorsprong vinden in wat ik nu maar zal aan duiden als de algemeeiH' wereldconjunctuur en waarop wij hier geenerlei invloed vermogen uit te oefenen. Maar factoren ook, Welke wij hier wel beheerschen kunnen; ik denk daarbij aan eene krachtige, zich van haar doel bewuste regeeringspolitiek, die op bevordering van welvaart is gericht, eene politiek, die - - naar het oude Woord van Beets in doen door laten" niet weinig zou weten te bereiken, die erop uit zou zijn belemmerin gen op te heffen, lasten te verlichten, den onder nemingsgeest aan te wakkeren, het particulier initi atief te bevorderen en de zelfwerkzaamheid" der maatschappelijke organen tot honger activiteit te prikkelen S \\ i h s \ i: K 'i J. S, MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAQ DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl