De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 11 april pagina 6

11 april 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2196 KRISTALKUNDE F. M. JAEGER. Inleiding tot de studie der Kristalkunde. Groningen?den Haag. J. B. Wolters. 1924. Prijs/22.50. In 's schrijvers studietijd was er in een studentenliedje, waarin de bijzondere aantrekkelijkheden van een gansche reeks van natuurwetenschappen bezongen werden, ten slotte ook sprake van zelfs de mineralogie". Aldus Prof. Jaeger in het voorbericht van het boven aangeduide boek. Deze weinig vleiende qualificatie van de Mineralogie en het is zeker, dat in dit oordeel mede de Kristalkunde omvat werd heeft den schrijver er niet van afgehouden, reeds vroeg een sterke voorliefde voor kristallografische problemen aan den dag te leggen, ja, men mag zeg gen, dat onder de weinigen, die in Nederland kristalkundige vraagstukken hebben onderzocht, Jae ger de meest vooraanstaande is. Hoewel hij van huis uit chemicus is, heeft reeds zijne dissertatie (Kristallografische en Moleculaire symmetrie van plaatsingsisomere benzolderivaten) een zeer sterk kristallografisch accent. In latere jaren heeft hij herhaaldelijk zuiver kristalkundige onderzoekingen gedaan, waarbij de veelheid der bestudeerde vraag stukken vrijwel het geheele gebied der Kn'stallografie besloeg, en ten laatste is Jaeger een der eersten in ons land geweest, die kristalonderzoek met behulp van Roentgenstralen verrichtte. Het staat dan ook wel vast, dat, indien iemand in ons land geschikt moest geacht worden, om een leer boek over Kristalkunde te schrijven, dit alleen maar Jaeger kon zijn. De vraag is echter gewettigd, of er in ons land wel een behoefte bestond aan een modern leerboek in de Kristalkunde. Het komt me voor, dat dit zeer zeker het geval is. Voor de zeker meer dan 300 studenten in de scheikunde aan onze universiteiten, voor wie de Kristallografie als een niet onbelang rijk bijvak moet worden beschouwd, is het van ge wicht, dat zij over een modern nederlandsch leer boek kunnen beschikken; voor de studenten in de natuurkunde is het belangrijk, dat zij den in houd der moderne kristallograf ie in n boek bijeen kunnen vinden; de toekomstige mijningenieurs en geologen zuilen het verschijnen van Jaegers boek met vreugde begroeten en ten laatste zullen de hoogleeraren aan onze universiteiten, die ge roepen zijn de Kristalkunde te doceeren, zich bij zonder verheugen, dat zij in een boek de aller nieuwste resultaten der Kristallografie op zoo aangename wijze bijeengebracht vinden. Het klinkt ongeloofelijk, dat degenen, die belast zijn met het Hooger Onderwijs in de Kristalkunde, blijde zou den zijn, voor hun onderwijs bij een chemicus te rade te kunnen gaan, maar toch geeft het den be staanden toestand volkomen juist weer, waarmede de schrijver trouwens gerekend heeft. Tengevolge van de hoogst achterlijke regeling van ons HoogerOnderwijs met betrekking tot de wetenschappen, die men als de Mineralogisch-Qeologische pleegt te bestempelen, doet zich aan alle universiteiten de toestand voor, dat een hoogleeraar vier volmaakt verschillende vakken moet doceeren, te weten de Kristallografie, de Mineralogie, de Geologie en de Palaeontologie. Van de acht hoogleeraren, die in de laatste veertig jaren met dit onderwijs belast zijn geweest, is er geen enkele, van wien gezegd zou kunnen worden, dat hij in de Kristallografie geheel doorkneed was, terwijl de helft nimmer een zelfstandig onderzoek over een zuiver kristallo grafisch onderwerp heeft verricht. Indien men echter al toegeeft, dat er in ons land een essentieele behoefte bestaat aan een goed leer boek der Kristallografie zou men toch de vraag kunnen opwerpen, of er geen buitenlandsch leer boek bestaat, dat voor hen, die in ons land de Kristalkunde willen bestudeeren,voldoende zou zijn, in welk geval men nog aan de wenschelijkheid van eene nieuwe Kristallografie" in de nederlandsche taal zou kunnen twijfelen. Deze vraag beantwoorden beteekent Jaeger's arbeid nog meer te apprecieeren. Ik geloof, dat men zeggen mag, dat noch in het duitsch, noch in het engelsch, noch in het fransen een boek bestaat, dat met deze Inleiding" zou kunnen wedijveren. Voorzoover ik overzien kan, is geen der buitenlandsche leerboeken zoo ruim en tevens zoo practisch van opzet en vooral niet zoo in alle opzichten tot op den huldigen dag bij gewerkt als Jaeger's Kristalkunde en het zal me dan ook absoluut niet verwonderen, als binnen niet langen tijd vertalingen van dit boek hunnen weg zullen vinden onder de studeerenden aan buitenlaidsche universiteiten, zooals dat wel meer met nederlandsche leerboeken het geval is geweest. Men denke maar aan Holleman's Scheikunde". Het is moeilijk, om voor een weekblad als De Amsterdammer" de voordeden van dit nieuwe leerboek uiteen te zetten. Zonder in details te tre den, die uit den aard der zaak de lezers niet zouden interesseeren, kan toch op het volgende gewezen worden. In onmiddellijker! samenhang met het feit, dat de schrijver eigenlijk meer dan de kristallografen van beroep" zoo allround" kris talkundige is, die zoowel de theorieën over kristal structuur als de meetkundige kristallografie, zoo wel de physische kristallografie in haren meest ruimen omvang als den samenhang ttisschen chemisme en kristalvormen overziet, staat de in alle ondcrdeelen gelijkmatige doorwerkthcid van het boek. In zes groote hoofdstukken valt het boek uit elkaar en men voelt, dat geen enkel hoofdstuk met minder toewijding is geschreven dan de andere. Reeds in het eerste hoofdstuk, dat als inleiding is bedoeld, wordt de lezer tot kristallografisch mo dern denken opgevoed, inzooverre als hij de kristallijne stof leert beschouwen als een geordend discontinuum, als te bestaan uit kleinste deeltjes, die een vaste, streng bepaalde plaats ten opzichte van elkander innemen. In het tweede en derde hoofd stuk, waarin de vorm der kristallen behandeld wordt, kan de schrijver dan al telkens verwijzen naar de algemeene begrippen, die hij den lezer in de inleiding gegeven heeft, zoodat deze leert in zien, dat er innig verband bestaat tusschen de wonderlijk regelmatige uitwendige begrenzing der kristallen en hunne eveneens regelmatige inwendige structuur. Het vierde hoofdstuk brengt de be schrijving van een aantal physische eigenschappen der kristallen, terwijl in het vijfde hoofdstuk de theoretisch zoo belangrijke structuurbepaling der kristallen met behulp van Roentgenstralen behan deld wordt. Hier wordt op ruime wijze het bewijs geleverd voor de voorstelling, die het geheele boek als roode draad doortrekt, dat n.l. de kristallen een vaste, theoretisch afleidbare, en, zooals hier blijkt, door het experiment bepaalbare structuur bezitten. Ten laatste brengt het zesde hoofdstuk een uitgebreide behandeling van den samenhang tusschen kristalvorm en chemismc van de gekris talliseerde stof. Er werd reeds op gewezen, dat dit boek zoo buitengewoon goed bijgehouden" is en ik zou dit met eenige voorbeelden willen illustreeren. In het hoofdstuk over structuurbcpaling met Roentgen stralen zijn onderzoekingen verwerkt, die pas in 1921 en 1922 verschenen zijn, terwijl de literatuur opgave op het einde van dit hoofdstuk zelfs publi caties uit 1924 omvat. En in het laatste hoofdstuk zijn bij de beschrijving van de zoo merkwaardige vloeibare kristallen" onderzoekingen van 1922 ten volle verwerkt, terwijl ook hier de literatuur opgave tot 1924 loopt. e logische opzet, de gelijkmatige doorwerkthcid en de schitterende bij-gewerktheid zijn drie hoogst prijzenswaardige eigenschappen van (aeger's boek. Als vierde eigenschap zal men hieraan over het algemeen de helderheid van zijn betoog kunnen toevoegen. Helderheid is een eigenschap, die men gaarne in elk leerboek vindt, maar in een leerboek over Kristalkunde, waar aan het voorstellingsver mogen van den student, die voortdurend in drie dimensies moet denken, groote eisenen gesteld worden, is helderheid een absoluut vereischte. Men moet haar echter bij Jaeger des te meer appreciecren, omdat zij helaas in een aantal buitenland sche leerboeken wel eens ontbreekt. Groote doelen van het boek leest men met het zuiverste genoegen en met niet al te groote vermoeienis en het is zeker, dat in dit opzicht het boek geschikt is, om de Kris talkunde eenige coupletten opwaarts te laten ver huizen in het liedje, dat in den aanhef van dit artikel bedoeld wordt. Is het geoorloofd, na zooveel appreciatie ook enkele woorden van minder volmaakte instemming te zeggen? In de eerste plaats komt het me.voor, dat de helderheid, die in groote deden van het boek zoo sympathiek is, niet tot in alle hoeken schijnt. Soms stelt de schrijver te groote eischen aan zijne lezers, zooals me gebleken is bij het ge bruik van het boek door mijne studenten, zooals het mij ook persoonlijk gebleken is bij het door lezen van het boek. Ik geef slechts een voorbeeld: het komt me voor, dat de minste studenten, ook als ze aandachtig lezen, de optische eigenschappen der mesomorfe fasen" zullen begrijpen, zooals die op p. 405 beschreven zijn. Waar er moeilijkheden voor studenten in het boek schuilen, zijn deze echter niet het gevolg van onhelderheid, maar van het feit, dat de schrijver teveel tusschen-stadia in zijn betoog overslaat en het daardoor, naar het mij voor komt, den lezer onnoodig moeilijk maakt. In een nieuwe uitgave die spoedig noodig moge blijken zal hij dit gemakkelijk kunnen verhelpen, al zal daardoor het boek weer ietwat dikker moeten wor den. Mocht de schrijver er dan niet voor terug schrikken, om ook de beschrijving van de gewoonste kristallografische instrumenten in het boek op te nemen, zoo zoude ik dat eveneens als een voor deel beschouwen, omdat daardoor zeker de bniikCorina Bonbons een delicatesse Bijzonder fijne smaaK baarheid van het boek voor studenten nog zou toenemen. Ook daardoor zal het boek dikker wor den, waarbij gehoopt mag worden, dat het daar door niet in prijs zal stijgen. En dit brengt mij op het laatste bezwaar tegen het boek: dejbuitengewoon hooge prijs. Is het van den uitgever wel ver standig geweest, om den prijs zoo hoog te stellen? Ware het boek goedkooper, zoo zou ieder student, die belang stelt in de Kristallografie, dit mooie werk zeker gaarne in zijne bibliotheek behouden; i ui echter vrees ik, dat menigeen, die het misschien in den tijd, waarin hij het als voorbereiding voor een examen noodig heeft, gekocht heeft, het later zal verkwanselen, omdat bij den hoogen prijs van het boek voor een arm student" toch altijd een klein fortuintje vastzit aan den verkoop. En de uitgever zal dan natuurlijk minder nieuwe exem plaren kunnen plaatsen. Tot slot wil ik echter nogmaals den algemeenen indruk naar voren brengen, dat we ons n.l. als Nederlanders kunnen verheugen, dat onze steeds groeiende serie van natuurwetenschappelijke uni versitaire leerboeken door Jaeger's werk een aan vulling heeft verkregen, die men niet hoog genoeg apprecieeren kan. Utrecht, 2(ïMaait 1925. L. R r i T i: N CYKIKI. BUYSSI;, Tantes. Gent en Biissum, 7.. j. Van FAsselberghe in R'tnb.-'ut, en C. A. J. van Dishoick. Een vertelling van drie bejaarde, vogvlversclirikker-achtige juffrouwen, die door Uun geld een deftig burgergezin bdiccrs.cl~.en, waar drie meisjes fn opgegroeid zijn, die door de bigot-eonveiitioneiie sf.'er van haar omgeving al aardig op wig /.ijn, net zulke p,.tstukken te worden ais de tantes". Een van de meisjts tracht zich los te worstelen, maar de liefdesaft'aire, waarin zij zich begC'ft, brengt haar hoofd zoo op hol, dat /.ij in een krank zinnigengesticht tericlit komt, eer haar minnaar de voorgenomen schaking heeft weten door te zetten. Eerst dan heeft een van de beide andere zusters den moed, tegen den fanatieken dwang van de tantes in opstand te komen ; het geeft een dramatisch slot aan het verhaal. Cyriel Buysse, die lang geleden naturalist was, rchrijft nu al verscheidene jaren van deze vreed zame, gemoedelijke Vlaanitciie vertellingen, waarin sterke effecten, als ze niet vermeden kunnen wor den, behandeld worden met zekere schetsmatige oppervlakkigheid, alsof de auteur aan zulke dingen zijn krachten liever niet meer waagt. Tech heeft dit vertel-werk waarde; hit is altijd zeer leesbaar; het is vaak geestig en gevoelig. Die qualiteiten heeft dit boek ook. Een aardig gegeven is onge twijfeld het stellen van deze drie, a! ouder wordende burgernuisjes, tegenover de drie tantes, die, zonder het zelf te weten, door haar bekrompen bemoei zucht bereiken, dat haar nichtjes net zulke verdor de schepsels worden als zij zelf zijn. De uitwerking is ook wel zoo, dat men, geboeid, tot liet einde door leest, al gaat hit hier en daar wat gauw in zijn werk, en al zijn de bedilzieke tantes wei erge caricatnreu - met nog al veel oud-modvlschi- elic.h krengerigheid in haar optreden voor een boek van overigens ernstige opvatting. H. M i n i) i: N D o R p OLOO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl