Historisch Archief 1877-1940
No. 2497
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l?
(Naar een teekening van H. J. Havcnnan)
DR. A. BREDIUS
Dr. Abraham Bredius, de nestor onzer kunst
historici, wordt den 18en April zeventig jaar. De
persoon en arbeid van den jubilaris zijn onzen
lezers te wel bekend, dan dat wij daarover lang
behoeven uit te wijden. Bredius' beteekenis is in
de eerste plaats deze, dat hij de studie der geschie
denis onzer 17e eeuwsche schilderkunst in nieuwe
banen heeft geleid omdat zijn bijzondere gaven
hem in staat stelden tot nauwgezet archief-onder
zoek en stijlcritische bestudeering der kunstwer
ken-zelve, zoodat hij, ijverig en geestdriftig beide,
een ontzaglijk materiaal van nieuwe vondsten
kon bijeenbrengen, dat hij in Obreen's Archief,
in het door hem geredigeerde Oud Holland,"
en eindelijk in de zeven deelen tellende uitgave
der Künstler-Inventare" publiceerde. Tal van
archief-vondsten betreffende onze groote meesters
zijn aldus aan Bredius te danken.
Gelijken tred met dezen arbeid hield die van
zijn ontdekkingen op het gebied der
kunstwerkenzelve. Zeer zeldzaam zijn degenen, die zooveel
smaak en kijk, en tevens zooveel flair" hebben
als Bredius. Niet alleen de kunstwetenschap,
ook de musea en daardoor het kunstgenietend
publiek, hebben hierdoor veel aan Bredius te
danken. Immers hij kon op deze wijze vele musea
hier te lande met kunstwerken verrijken. Niet
alleen het door hem gedurende 20 jaren (1889
1909) bestuurde Mauritshuis verrijkte hij door
bijzonder gelukkige aankoopen (den Memlinc
en Rembrandts Broeder o.a.) alsmede door er
de beste stukken uit zijn eigen collectie ten
toonte stellen (de Rembrandts o.a.), maar ook voor tal
van andere musea hier te lande wist hij op zijn vele
reizen schilderijen van beteekenis te verwerven.
Ook heeft hij aan meer dan n museum kunst
werken geschonken.
Maar Bredius' belangstelling beperkte zich niet
tot onze oude schilderkunst. Hij heeft aldoor op
de bres gestaan voor het behoud van onze oude
monumenten en vooral in de jaren, waarin nog
niet, gelijk thans, een geregelde Staatsbemoeüng
bestond en het initiatief moest uitgaan van be
langstellenden, die daarvoor vaak diep in de zak
ken hadden te tasten, was hij, met zeer weinige
anderen, degene, die ontzaglijk veel óók voor onze
oude monumenten heeft gedaan.
Bredius begon als onderdirecteur van het
Nederlandsch Museum te Amsterdam. Toen het Rijks
museum gereed was, maakte hij den catalogus der
schilderijen-verzameling (1885), die tot 1901 de
eenige catalogus van het Rijksmuseum is geweest
en die niet is overtroffen.
In 1889 werd Bredius directeur van het Mau
ritshuis, waar hij een werkzaamheid ontplooide
die een ieder nog versch in het geheugen ligt.
In 1909 nam hij zijn ontslag, teneinde zich geheel
aan zijn studiën te kunnen wijden. Hij werd toen
tot Adviseur bij de instelling benoemd, en vroeg
als zoodanig ontslag in 1921, waarna hij zich
metterwoon in Monaco ging vestigen. Wie echter
zou meenen, dat hij daar van de wereld afgesloten
leeft, vergist zich deerlijk. Immers, niet alleen
is hij nog steeds de geestdriftige onderzoeker en
schrijver, maar ook het groote internationale
publiek der kunstverzamelaars, geleerden en
handelaars laat hem er niet met rust. De alom
be. kende belanglooze gulheid waarmede hij naar beste
weten zijn op veelomvattende kennis berustende
adviezen geeft aan een ieder die hem iets brengt
dat de moeite van 't bekijken waard is, maken
dat Bredius mig steeds een dei meest gezochte
geleerden is wanneer hel gekit om op het moeilijk
speciaal-gcbied dei kunsthistorische stijlcriliek
de waarheid ie benaderen.
Dr. Bredius zal zijn verjaardag in het buiten
land vieren, maar het zal hem dien dag niet ont
breken aan belangstelling van de zijde dergenen,
die weten te waardeeren het vele dat bovenal onze
musea en de Nederlandsehe kunsthistorische we
tenschap aan hem danken.
W. MARTIN
GREPEN
ONZE SCHILDERS
kcninx i'"»/ ,,ile Urnen? 'Aninteulninincr:
dntir I'. P. Korter
Zoekt vóór alles.
Enjde zieke wilde maar niet genezen, en op
eiken keer ten goede volgde weer een neerplof,
dat het hopeloos was. Maar aan deelneming ont
brak het ons niet, noch aan goeden raad. De een
wist een extra-knappen specialist, de ander een
onfeilbaren professor, en schuchter werden ook na
men gemompeld van somiiambules en magnetiseurs.
Tot ik op een dag, bij kennissen, de vriendelijke
oude dame ontmoette die mij vroeg, zoo onder
een toastje bij een kopje thee:
,,En hebt U het al eens met Christian Science
geprobeerd?
Nu moet ik al heel diep in de put zijn, als een
extreme wijsheid of een extreme zotheid er mij
niet meer uithalen kan, al zeg ik dan Flaubert
niet na, dat een turpitude" mij net zoo liet' is
als een ,,bon mot." Mijn welgemeende
raadgeefster zag wel dat haar woorden iets in mij
gaande maakten, en op den tast interpreteerend,
hernam ze met de hoogmoedige nederigheid, de
geloovigen van alle kleuren eigen:
,,0, maar u gelooft natuurlijk niet in Christian
Science, n bent zoo'n echt verstandsmensen."
Ik verzekerde haar dat ik juist als zoogenaamd
verstandsmensen" wel in Christian Science ge
loofde. Namelijk in de bergenverzettende kracht
van het geloof. In de oordeelbepalende kracht
van de innerlijke overtuiging. In de oogrichtende
werking van de preconceived idea." Hoe anders
komt het dat na het verschijnen van De
Betooverde Wereld," in het eind van de zeventiende
eeuw, de kronieken al schaarscher gewagen van
met de komst van kometen samenvallende ram
pen? Geenszins toch onmiddellijk door dat boek,
neen, dat boek zelf was symptoom van het afne
men der vrees voor kometen , maar omdat de
menschen niet meer zagen, wat ze niet meer ge
loofden. Ik geloof wat ik zie ", beweren ze
parmantig. Och lieve zielen , jullie ziet wat je
gelooft ! Of was elk Middeleeuwer leugenaar of
hallucinant? Niet meer dan wij, voor zoover we
het niet zijn, niet minder dan wij, voor zoover we
het ook zijn.
Dus u gelooft wel in Christian Science?"
Onomstootelijk, mevrouw ! Onomstootelijk ge
loof ik in de bergenverzettende en de
ziektengenezende kracht des geloofs. Maar in het bestaan
van dat geloof, daarin geloof ik niet. Wel dus in
Christian Science," niet in Christenen
Hoe kunt u het zeggen ! En die honderden
dan, die "
Die het met Christian Science probeeren....
Als de dokter faalt, als de professor faalt. Ze hebben
zich nooit in wat Christian Science" wezenlijk
beduidt, verdiept. Hun belangstelling is ontwaakt
met hun belang, met hun vrees, met hun hoop en
hun wanhoop , en met belang, vrees, hoop,
wanhoop zal hun belangstelling verdwijnen. Alles
wat ze doen is wenschen, is hopen, en ze beelden
zich in dat ze gelooven. Maar omdat ze niet we
zenlijk gelooven, daarom helpt het dan ook niet,
daarom brengt het zoo weinig blijvende gene
zing, afdoende baat "
En terwijl de oude dame, nu gansch en al de
kluts kwijt, zich tot de gastvrouw keerde om een
kopje thee, dacht ik aan Kjerkegaards bijtende
satire: Wat de dominee zocht." Kent gij het ver
haal, lezer?
De dominee zocht om te beginnen een ambt.
En toen hij een ambt had, zocht de dominee een
vrouw. En toen hij een vrouw had, zocht de
dominee een huis. En toen hij een huis had, zocht
de dominee een meid. En toen hij ambt en vrouw
en huis en meid had, hield de dominee zijn
intreepreek. En hij koos tot tekst:
.,Zoekt voor alles het Koninkrijk der Hemelen
en al het ovfrige zal n toegeworpen worden." En
hield zichzelf voor een geloovig man.
En ik dacht ook aan dien ouden kennis van mij,
die zoo sukkelde met zijn maag. Zijn dokter zei:
het kon niet anders dan een maagzweer zijn en eert
operatie de eenige baat, maar de man rilde bij de
gedachte aan opereeren alleen en nam een
anderen dokter. O, hij was pas recht wat men een
verstandsmensen" noemt, Theosophie,
anthroW. B. THOLEN
posofie, spiritisme, occultisme vatte hij met
roerenden eenvoud tezamen onder den verzamel
naam mesjoggaas." Hij leefde voor zijn zaken,
voor zijn succes, voor zijn genot, dat hem helaas
alles door die maagkwaal werd verbitterd. Tot
een vriend hem het adres gaf van een genezer
door het gebed." Hij vertelde het mij, hoogst
verlucht.
Maar geloof je daar dan in?"
Hij geloofde erin ! Bij hoog en laag heeft hij het
mij bezworen. Hij geloofde erin, want hij wou
immers zoo graag van die maagkwaal af. Maar hij
is van zijn maagkwaal'niet afgekomen. En te
denken, dat hij zeker zou zijn genezen, als hij in
derdaad had kunnen gelooven. Maar omdat hij
dat ne niet zocht, werd hem het overige ook
niet toegeworpen. Zijn liefste hoop ware ver
vuld had hij maar kunnen gelooven zonder
hoop !....
En nu zie ik dagelijks datzelfde, overal om
mij heen. Want wat is er voor onderscheid tusschen
Christian Science en Coué? In den grond niet het
geringste. Is de geesteshouding, waarin men niet
wil slapen, maar zich verheeld! dat men zal slapen
en dit ecarteeren van den wil is inderdaad
de groote gedachte van Couéeen andere dan
die des geloofs, dat immers ook niet afdwingt (wil),
maar zich simpelweg overgeeft?
Ettelijken nu heb ik reeds ontmoet, die het,
om met die vriendelijke oude dame te spreken,
probeeren met Coué", maar schier geen enkele
onder die allen, die zich, belangeloos, in de ge
dachte van Couéooit had verdiept. Hierin als
daarin: de belangstelling valt volkomen saam met
het belang, komt en gaat, ontwaakt en slaapt in
met het belang. En daarom helpt het zoo weinig.
Het zit niet in Tous les jours, sur tous les pointsje
vais de mieux a mieux," of in ,,Qa passé, c,a passé,
ca passé" en een touw met knoopen bij
wijze van rozenkrans, het zit in het levende in
zicht, het wezenlijke begrip, dat voor den mensen
van tegenwoordig, tegenover de dingen van tegen
woordig, het oude geloof vervangt.
Er is een wreede, ironische rechtvaardigheid
in, dat wie als kunstenaar werkt voor het succes,
jaagt naar den roem, nooit de volheid van succes
en roem zal smaken, maar wie werkt zonder
gedachte aan succes en roem, enkel uit vurige
liefde en brandenden drang, hij vindt, wat hij
niet zocht, succes en roem, op een dag voor het rapen
aan zijn voeten. En zoo ook in deze dingen, in
het probleem van de genezing door het geloof,
altijd diezelfde, die peilloos diepe waarheid:
Zoekt vóór alles het Koninkrijk der Hemelen,
en al het overige :«/ n toegeworpen worden". Met,
tot een Tantalus-kwelling, een hoonenden nadruk
op het tweede gedeelte !
C A R u Y v ,\ N R i' L; c 11 K N
COOKT