De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 april pagina 3

18 april 1925 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2497 DE ROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE WETHOUDERSVERKIEZING Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakcnsick >EN WORDT AAN MIJ IN 'T GliMEEL NIET GEDACHT OORLOGSELLENDE EN DE ONTWAPENING In den strijd u ver nationale ontwapening dient scherp onderscheid te norden gemaakt tusschen afschuw van den oorlog, niet de daaraan verbonden ellende, en afkeer van bewapening, met de financieele en persoonlijke lasten, die zij oplegt. In den laatstcn tijd toch hebben de ontwapenaars met voorliefde gebruik gemaakt van sterk ge kleurde voorstellingen der oorlogsellende, om den reeds van nature bestaanden afkeer tegen de financieele en persoonlijke lasten der bewapening te vergrooten, Het is duidelijk, dat de oorkigselleiide alleen dan een argument voor ontwapening zou kunnen zijn, indien onze ontwapening er toe kon bijdragen om die ellende buiten ons gebied te honden. Juist het tegengestelde is echter het geval. Dit is niet slechts de meening van de tegen standers van eenzijdige ontwapening, maar Wordt door de ontwapenaars zelven toegegeven, ja met nadruk op den voorgrond gesteld, zij het.... in een nieuw hoofdstuk hunner betoogen. De mogelijkheid van een nieuwen West-Europeeschen oorlog wordt door de ontwapenaars erkend. Prof. v. Embden bijv. verklaarde op 20 Februari j.l., dienaangaande: Mijn uitgangspunt is, evenals verleden jaar, dat gerekend moet worden niet de mogelijkheid van een nieuwen wereldoorlog. Het ware onvcrstandig dit gevaar, dat ik ook stellig zie, te gaan verkleinen. Men kan zelfs beweren, dat het den laatsten tijd grooter is geworden, lettende o.a. op den politieken toestand in Duitschland." Deze uitlating wijst op vooruitgang. Eenigen tijd te voren, til. op 23 April 1924, verklaarde dezelfde professor een nieuwen West-Europeeschen oorlog voor niet zeer waar schijnlijk" en cijferde hij het gevaar van een nieuwe conflagratie alleen niet weg, omdat hij zich ten deze op het moeilijkste standpunt wilde plaatsen. Niettemin is dat standpunt in ander opzicht in deze enkele maanden nog belangrijk moeilijker geworden. Op 23 April 1924 heette het nl., dat onze veilig heid in de toekomst aan drie ankers zou liggen. nl. het strategisch belang, het economisch belang en het moreele belang der groote mogend heden om de neutraliteit derkieinere te eerbiedigen. Een wijs staatsbeleid moest toen allereerst trachten onze moreele beveil iging te versterken. Onze ministers moesten met allen nadruk wijzen op den rechtsplicht der andere Staten om onze neutraliteit te eerbiedigen, welke rechtsplicht uitdrukkelijk heette neergeschreven te zijn in het Handvest van den Volkenbond. Elk van de genoemde drie factoren zou ons ook in de toe komst de grootste kansen verschaffen, dat men onze neutraliteit eerbiedigt. Zoo heette het in '24. Het is gelukkig voor onze ministers, dat zij naar deze professorale raadgevingen maar niet geluisterd hebben. Aan welken hoon van dezelfde zijde zij zich daardoor zouden hebben blootgesteld, blijkt uit de laatste redevoering van den heer v. E. op 2(3 Februari j.l. Volgens het Handvest van den Volkenbond hebben wij, heet het thans, slechts in drie onbe langrijke gevallen kans op neutraliteit, waarvan wij met de eerste territoriaal niets te maken hebben, teiwijlde kans op de beide andere uiter mate klein of nul is. In alle andere, met name dus in de schielijk zich verscherpende conflicten, die het gevaarlijkst zijn, maar practisch ook indien bijv. Duitschland welberaamd een aanval zou ondernemen, hebben de leden van den Volkenbond hun recht op neutraliteit uitdrukkelijk prijsgegeven." In de oorlogsgevallen, die zich practisch slechts kunnen voordoen, zijn wij naar geldend volkenbondsrecht, niet alleen gehouden deel te nemen aan den economisehen boycot jegens den Staat overtreder, maar ook om ons gebied open te stellen voor de krijgsmachten zijner bestrijders, hun alle faciliteiten te verleenen, hun wellicht bij te staan met onze militaire macht. Aldus de professor van '25, die met bijtend sarcasme allen te lijf ging, die met den professor van '24 over handhaving onzer neutraliteit hadden durven reppen, en hij riep uit: Wat praat de regeering dan over handhaving der neutraliteit! Wij leven thans Weldra (i jaar onder het Handvest van den Volkenbond. Zou het geen tijd worden dat de Regeering van Nederiand's rechtspositie eens eenige studie gaat maken?" Er bestaat blijkens het voorafgaande meer aanleiding dat de professor voortaan maand bulletins uitgeeft nopens den voortgang van zijn eigen studie ?--- want in de maanden, die tusschen de beide professorale redevoeringen liggen is de professor en zijn partij zelf op dit punt volkomen van inzicht veranderd. Wanneer hij dan ook in 1925 het schermen met ons recht op neutraliteit, dat wij voor alle gevallen, die praktisch denkbaar zijn, reeds hebben prijs gegeven" waarlijk verbijsterend" acht, is zulk een hooge toon uit den mond van iemand, die in 1924 de Regeering w'ilde dwingen eerbiediging dier neutraliteit voor alle gevallen te verzekeren, nog veel verbijsterender. Niet minder positief uit zich Mr. Marchant in zijn brochure: Regeering en Volk, waar hij meedeelt: In de toekomst mag Nederland anderen danden aanvallerniet weren. Het zou dus,zoo Duitseh land aanviel, onmiddellijk zijn havens bezet zien door de Engelschen. Het zou de legers van de geallieerden en hun vliegtuigen onmiddellijk op en boven zijn gebied zien en naar zijn beste vermogen met hen medewerken. Het zou practisch de grooten in zijn eigen land moeten laten den baas spelen naar hartelust en hierbij steunen." De wisseling van standpunt tegenover de neutra liteit is slechts een der vele, die de V.D.B, tegen over de landsverdediging vertoonde. Daar /.ij van recenten datum is en zoo duidelijk in 's iands vergaderzaal gedemonstreerd werd, is zij vooreerst bijzonder geschikt om aan te toonen, hoe weinig deze ontwapenaars geroepen zijn voor een leidende rol op dit belangrijke terrein. Maar ook is het van gewicht op dit veranderde standpunt zelf de aandacht te vestigen, wijl daaruit de waardeloosheid blijkt van alle argu menten voor onze ontwapening, die ontleend zijn aan de oorlogsellende. Vast staat thans voor deze ontwapenaars, dat het gevaar vooreen West-Europeeschen oorlog geenszins is buitengesloten. Het wordt integendeel stellig gezien" en is den laatsten tijd zelfs grooter geworden ! Vast staat mede, dat Nederland, zelfs wanneer het zich geheel naar hun verlangens gedraagt, niet buiten dien oorlog zal blijven. Integendeel: Mr. Marchant vordert nadrukkelijk dat wij onze grenzen open stellen voor de krijgsmachten, die tegen den oorlogsmisdadiger optreden. Dit offeren van onze neutraliteit is thans plot seling een ontzaglijk voordeel voor de grooten" geworden, terwijl eenige maanden te voren juist omgekeerd de grooten zooveel belang bij onze neutraliteit heetten te hebben, dat daarmee alleen onze veiligheid reeds verzekerd was. Op dezen verrassenden strategische!! omzwaai der ontwa penaars hopen wij nog eens terug te komen. Hier zij alleen geconstateerd, dat in den gedachtengang van deze ontwapenaars een eventtieele, gansch niet onwaarschijnlijke, West-Europeesciie oorlog zeker nuk op ons gebied :ul gevoerd worden. De bewapenaars daarentegen willen althans een poging doen om dezen buiten ons gebied te houden. De verandering van standpunt derontwapenaar-, tegenover de neutraliteit heeft alzoo merkwaardi gerwijze de rollen tier partijen in het gassen-debat juist omgekeerd. l let ongeluk voor professor \an Embden is geweest dat hij den strijd met het gasseii-elenient tegen de bewapenaars begonnen is, voor hij in zijn studiën over het volkenbondsrecht het hoofdstuk neutraliteit" bereikt had en voor hij tot ruimer strategisch inzicht kwam. Daardoor kon hij in '24meenen,dat de Regeering eerbiediging onzer neutraliteit kon afdwingen op grond van het Handvest: kon hij beweren dat onze toekomstige veiligheid verzekerd was, omdat onze neutraliteit in drieé'rlei opzicht in het \oordcel dergrootcn was. Toen kon hij opliet' maken en jammeren over de ellende van den oorlog in het algemeen en over de stikgasscn in het bijzonder. Men had toen slechts naar zijn raad te luisteren en het gevaar was practisch bezworen. Doch, eilaey, sedert heeft hij ontdekt dat dit alles anders is en. . . . nu klopt het niet meer. Nu weet hij beter. Nu weet hij dat onze ont wapening den oorlog niet buiten ons gebied zal houden,' integendeel de openstelling van dat gebied ons offer zal zijn ! \u weet hij, dat o n/.c neutraliteit niet gewaarborgd kan worden door de belangen der grooten, want, Mr. Marchant zei het, juist de openstelling van ons gebied is voor de grooten een oiitzaggelijk voordeel" en. de heer van E. constateerde het zelf, het is strategisch volkomen onwaarschijnlijk dat Engeland en Frank rijk na /.ouden laten ons belangrijk gebied te be schermen." Nu weet hij dat liet gevaar voor een West-Europecs-cheti oorlog niet uitgesloten, maar grooter is geworden. Nu Weet hij dus dat bij dien oorlog in volle maat over ons zal worden uitgestort alle ellende, die hij zich beijverde in de felste kleuren te schil deren ! En hij vordert nkttemiu dat wij weerloos en onbeschermd onze hui /deur open zetten! Dan zal hij ook noodwendig de heele giftgassenhistorie e.a. Weer moeten inslikken (wel moge het hem bekomen ') en zullen wij wellicht een herhaling van het Dierentuin-debat kiijgen. waarin de professor tegen overdrijving der gevaren moet waarschuwen en dies. . . . uitgefluten wordt. Want wisselvallig is het lol van volksleiders en dematiogeii. l C K l) l i: N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl