De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 18 april pagina 6

18 april 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2497 UIT DE NEDERLANDSCHE WIJSGEERIGE BEWEGING In het Tijdschrift voor Wijsbegeerte van Januari 1925 maakt Prof. Dr. O. A. van den Bergh van Eysinga van de gelegenheid, hem in verband met zijne bespreking van het boek van den heer J. Borger De Europeesche Christelijke wereld en haar verwording gezien in het licht van het zuiver begrip" gegeven, gebruik, om eenige opmerkingen te maken over den stand van het Hegelianisme ten onzent na Bolland's overlijden. Hij schrijft: Sedert Bolland's heengaan zijn nog maar enkele jaren verloopen en reeds is men onder Bollandleerlingen begonnen te spreken over een die meer dan Bolland" zoude zijn. Bij 's meesters leven vernam men van die zijde dergelijke stemmen nim mer of nooit. Maar het phaenomenale verschijnt meer plotseling en geheel onverwacht, gij weet den dag niet, noch de ure". Ik voor mij heb den meerdere van Bolland nog niet gevonden, al heb ik reeds bij diens leven de eenzijdigheid van zijn persoon en werk ingezien en hem dit inzicht ook niet verheeld. Aan de nagedachtenis van den ver eerden man doe ik niet te kort, als ik hem naar zijn bedoelingen alomvattend wijsgeer noem, maar een die in de praktijk het accent op het ratio nalistische oud-liberale vertoonde. Dit accent maakte hem te eenenmale ongeschikt om zich te verplaatsen in het cultuurleven van zijn eigen tijd. Over literatuur en socialisme, over Vredes- en Vrouwenbeweging heeft hij dan ook nog al eens ge schreven en gesproken op eene wijze, die terecht kritiek moest uitlokken. Revolutionair was hij in hit denken, reactionair wat zijn houding in het openbare leven betrof. Zoo moest hij vele jongeren afstooten. De besten onder hen hebben echter van zijne wijsheid willen leeren, eigen geestelijk bezit door hem verhelderd en verdiept en de eenzijdig heden van den meester overwonnen. Ik denk aan Mr. Clara Wïchtnann e.a. Het is van algemeene bekendheid, dat wijlen mijn broeder door Hegei's dialectische methode tot andere consequentien is gebracht dan Bolland, en Staargaard, die in zijn Logos zoo menige blad zijde uit mijns broeders werken citeert, heeft reeds daarmede bewezen, dat er bij Bolland een tekort is geweest. Borger staat dichter bij mijn broeder dan bij Bolland". (bldz. 78). Tot zoover de heer Van deii Bergh. Het is zeer ongevaarlijk insinuaties te laten drukken, wanneer men den naam van dengene tegen wien zij gericht zijn er niet bij vermeldt, en vooral is dit het geval als de insinuatie met de feiten niet strookt. Immers wie dan den schoen, die hem vanwege de onjuiste voorstelling der feiten, niet geheel past, desalniettemin aantrekt, die loopt de kans op een van twee wederwoorden: maar dan is die schoen niet voor U bestemd", of: dan zijn de feiten tcch wel juist geformuleerd". venwel, ik ta-k hem aan. Ongetwijfeld zijn met die men", die spreken over een die meer is dan Bolland", bedoeld : Prof. Wattjes, Ir. Wigersma en ik, terwijl die meerdere van Bolland" niemand anders kan zijn dan Hessing. Immers wie zou daarvoor anders in aanmer king kunnen komen? Met dat al hebben wij het echter niet op deze wijze gezegd. Wij verklaren slechts, dat Hessing, hetgeen hij op zijne cursussen bespreekt, zuiverder, geduldiger en uitvoeriger ontwikkelt dan Bolland het vaak deed; wij ver heugen ons daarin, en ik zeide, dat met Hessing de zuiver-redelijke begripsontwikkeling dus nog in stijgende lijn gaat, want de methode is het punt. En ik wil er thans aan toevoegen, dat ik Hessing dezen winter, nadat ik hem al eenige jaren bewonderd had om zijn Phaenomenologie-colleges (een onderwerp door Bolland onvoldoende behan deld), voor het eerst logica heb hooren doceeren, en dat ook deze colleges die van Bolland, alsmede hier en daar de geschriften van Hegel, in methodische zuiverheid en uitvoerigheid over treffen. Maar nu ben ik niet zoo dwaas om in theologiseerenden trant direct te zeggen: Hessing is dus meer dan Bolland" of Hegel. Dat mocht Johannes de Dooper van zijn Opvolger zeggen, maar het geeft geen pas dit van sterfelijke menschen te be weren. Men heeft dergelijke groote persoonlijkhe den niet tegen elkaar af te wegen ; ieder heeft in zijn totaliteit bijzonderheden, waarin hij den ander overtreft, waarbij echter de consequentien" van YANNEUESVARINA* GOUDZEGEL SOcts. per Pakje. Prof. v. d. Bergh v. E. naar het wezen van de zaak irrevelant zijn. Naar dat wezen is de eenige consequentie, die van belang is, de consequente begripsontwikkeling, waarnaast het dan nog de vraag is, of de wijsgeer, tredend uit de sfeer van zijn begripsontwikkeling in het dagelijkïch leven, voorstander heeft te zijn van vredes- en vrouwen beweging en communisme, of dat hij juist van wege zijn dieper inzicht, ondanks zijne betrekke lijke onverschilligheid voor den gang van de samen leving, niet veeleer, de eenzijdigheden van den zoogenaarnden vooruitgang inziende, te waar schuwen heeft, zooals Bolland terecht heeft ge daan, voor den waan, dat eenig maatschappelijk -isme" het ware zou zijn. Wat dan allicht bij het wanbegrip hem de betiteling van reactio nair" zal bezorgen, welke betiteling door het misverstand dan een teeken voor hem mag zijn dat hij goed gezien heeft. Maar genoeg hierover! Thans over de eigenlijke insinuatie. Deze ligt in de woorden: Bij 's meesters leven vernam men van die zijde dergelijke stemmen nimmer of nooit". Onze snoodheid is, dat we bij Bolland's leven zwe gen, maar toen hij dood was, toen durfden we ! De zaak is eenvoudig deze, dat Hessing eerst na Bolland's overlijden begonnen is colleges te geven, en we tijdens Bolland's leven dus geen enkele aan leiding konden hebben over Hessing's voor treffelijke wijze van begripsontwikkeling te schrijven. Er zijn er velen onder de leerlingen van Bolland, die gaarne zouden hebben gezien, dat Bolland's eigen woorden juist zouden zijn gebleken, name lijk, dat het met zijn dood uit" was. In oprechte en groote gehechtheid aan zijn persoon en leer, hadden zij dan de herinnering aan iets onnavolgbaars door hun verder leven medegedragen, iets dat alleen het kostelijke bezit was van hen, die den meester tot het einde hadden gehoord. Maar schendt men de piëteit zijner gevoelens voor den grooten mensen, die Bolland was, en dott men te kort aan de waardeering voor zijne geniale wij;geerige praestaties, - of is het integendeel niet juist verheugend, als men heeft te erkennen dat het met zijn dood niet uit" is, maar dat zijn leven en Werken niet slechts vooreen kort moment het begrip der waarheid hebben gebracht, doch dat hetgeen hij op nieuw gewekt heeft blijvende macht toont en werkelijk wordt voortgezet? Mij dunkt, als Bolland op Hessing's colleges zelf had kunnen toeluisteren, hij zou mei de hem eigen hartelijkheid hebben gezegd: Broeder in Hegel, ga zoo voort !" M. GORKI OVER LEONID ANDREJEW De bekende schrijver Maxim (iorki schrijft mi zijn herinneringen aan de overleden Russische schrijvers, met wie hij tijdens hun leven bevriend is geweest. Het eerste boek was gewijd aan Tolstoj. Nu verscheen het tweede deel van de herinneringen en die zijn gewijd aan Leonid Andrcjew,denschrij ver van De roode lach", De gedachte", De op standige dorpspriester" en vele andere werken, die in alle talen zijn vertaald en die overal veel be langstelling hebben gewekt. Het boek is geschreven met even veel talent als alle andere werken van orki, maar het vertoont ook zijn gebreken en het is persoonlijk. (iorki beschrijft L. Andrejew als een onevenwichtigen, praatzieken en bijna dommen man. Nu en dan schijnt hij te hebben gevi eld, dat hij overdreef en hij haastte zich er bij te voegen, dat Andrejew een buitengewoon begaafd man is ge weest,een der sieraden van de Russische literatuur, maar deze beweringen harmonieeren niet met het geen hij van den overledene vertelt. Andrejew wordt door Gorki beschreven als een man, die in veel opzichten op zijn helden geleek, op al die intellectueelen, die voortdurend over de beteekenis van de in de wereld heerscliende onrecht vaardigheid spraken, die voortdurend huilden en daarna ten slotte in het politiebureau belandden voor het niet-betalen van de gemaakte verteringen en voor slecht gedrag op straat. En zelfs in het politiebureau wisten deze menschen het klaar te spelen voor de slaperige inspecteurs van politie redevoeringen te houden over de gebreken van de tegenwoordige maatschappij. Zoo althans schildert (iorki de helden van Andrejew en zon, of ongeveer zoo, was volgens hem de schrijver zelf ook. Al doet hei beeld van (iorki sterk aan een caricatuur denken, het is een goede caricatuur en /ij bevat dus veel bestanddeelen, die juist zijn, alleen sterk overdreven. Deze opgezweepte stemming, deze uitingen van dronken extase, dit vruchteloo/.e vuur, de protesten, die geen uitwerking konden hebben omdat zij geuit werden op de meest onge schikte plaats, de uitdagingen aan (iod, het slinge ren van vervloekingen aan het adres van alles, al deze vreemde uitingen van een ziekelijken geest hebben hun stempel gedrukt op de Russische lite ratuur van het begin der XXe eeuw. L'.'onid Andrejew heeft in dien tijd de eerste plaats onder de Russische schrijvers ingenomen, hij werd dus het centrum van de Russische literatuur uit dien tijd. Andrejew leed aan gebrek aan maat. Zijn helden konden hun gedachten en gevoelens niet binnen zekere perken houden, zij bezaten niet de noodige kuischheid van gevoelens. AI deze onafgebroken redevoeringen over U,;d en Duivel, over goed en kwaad, over den dood, over liefde en lijden, al dat eeuwige ziekelijke zoeken in je eigen ziel werkt tegenwoordig onaangenaam op ons, wij kunnen niet meer begrijpen, hoe e vorige generatie ze voor uitingen van kunst kon aanzien. Het zou echter onjuist zijn Andrejew en zijn tijdgenooten als de uitvinders van de/e lamcntatics en als de eenigen, die er door gekweld werden te beschouwen. Het streven, voortdurend in zich zelf te zoeken, zich te analyseereii, de neiging steeds over de vraagstukken van leven en dood, over het doel van het leven en over zijn onvolkomenheid en onbegrijpelijke wreedheid te peinzen, is zuiver Russisch en van alle tijden. Er is echter een ver schil van wijze van reageeren op d e/.e gevoelens. Pocsjkien werd waarschijnlijk ook gekweld door deze gevoelens en gedachten, ook hij werd acl'tervolgd door het bewustzijn van het gebrekkige van onze maatschappij, maar hij sprak er nooit over, hij maakte zich met een glimlach van al de/e vraag stukken af, niet omdat hij ze va n geen belang achtte, maar omdat er iets in hem was, dat zich ver zette tegen het uitpluizen van de/e gevoelens in het publiek. Dostojewsky werd zeersterk gekweld door deze gedachten en hij gaf aan zijn emoties uiting door ze iu zijn romans 1e behandelen. Tolstoj, die meer aanleg voor meditatie had, sprak dikwijls en wijdloopig over deze vraagstukken, maar hij deed het eerlijk, /onder versierselen, oprecht. Andrejew leed aan gebrek aan zelfbeheersching. Hij was, volgens (iorki, steeds in staat ecu eiiulelooze redevoering te houden, vervuld van de meest opgezweepte uitingen van de/e gedachten. De inhoud van de/c redevoeringen doet denken aan Dostojewsky, maar alles is hier sterk opgeschroefd, rot het onyi-rdragelijk ziekelijke opgevoerd. .An drejew is volgens (iorki een /wakke, yrof beschil derde, aangelengde editie van Dostojewsky. (iorki zegt, dat hij den persoon van den overle den schrijver aan de vergetelheid wilde out rukken en het nageslacht tonnen, hoe de werkelijke Andrejew is ge\\eest. Hij heeft echter den over ledene een /eer slechten dienst bewezen en zijn vriendschappelijke" herinneringen, zooals (iorki zijn boek aanduidt, zijn de scherpste caricafutir geworden die ooit van Andrejew werd gemaakt. Intusschen, hoewel wij lang niet in alles de meening van (iorki over Andrejew deeleii, zijn boek is toch een onontbeerlijk hulpmiddel voor hen, die een grondige studie van den schepper van De gedach te" willen maken. VRAAGT ONZE Prisma Kijker Cristal Prisma 8 x vergrootend fl. 40.?. Speciale aanbieJing. Wordt onder garantie geleverd. ?J O S. H AR T O C, Hoofdsteeg 17, Nobelstraat 28, ROTTERDAM. UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl