De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 25 april pagina 15

25 april 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2498 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Muziek in de Hoofdstad Mozart's Requiem Tot de romantische geschiedenissen uit het leven van componisten behoort ook de geschiede nis van Mozart's Requiem. Kort vóór Mozart's dood bereikte hem'1: het aanbod een Requiem te componeeren in opdracht van graaf Walsegg, die hem deze opdracht deed geworden door een bode in een grijzen mantel". De geheimzinnigheid waarmede een en ander gepaard ging de overlevering, die van decor" houdt, legt graag den nadruk op al de details bracht Mozart tot nadenken over zijn eigen ster ven, dat hij ongetwijfeld voorvoeld heeft, terwijl hij aan dit Requiem begon, doch wat op zich zelf niet zoo onbegrijpelijk is, wanneer men bedenkt dat Mozart zich reeds langen tijd ziek gevoelde en de verzwakking van zijn physieke krachten wel bemerkte al bleef zijn geest werkzamer dan ooit. In een dergelijken staat kan alles somber stemmen. Mozart was bijgeloovig (alle groote mannen zijn bijgeloovig; zei Napoleon niet van zichzelf: je suis autant fataliste que les Turcs"?) Hij zag, naar zijn uitlating, voortdurend die onbekende" voor zich, die hem aanmaant onafgebroken aan het Requiem door te werken. En aan zijn vrouw bekent hij: Alles is thans gedaan voor mij, ik voel het maar al te duidelijk, dat ik niet lang meer te leven heb. Dit Requiem schrijf ik voor mij zelf, het zal mijn laatste werk en tegelijk mijn eigen uitvaartslied zijn". Mozart opperde de veronder stelling, dat iemand hem vergiftigd had. Hij stierf echter aan hersenvliesontsteking. Het Requiem bleef onvoltooid, maar op verzoek van Mozart's weduwe, die de bestelling uitgevoerd wilde hebben een finantiëele noodzaak heeft Mozart's leerling Süssmayr het onvoltooide naar de ge vonden schetsen verder afgewerkt. Het is echter nooit geheel uitgemaakt wat van Süssmayr was en wat van Mozart. Süssmayr eischt o.a. het volledige auteurschap op van het Agntis Dei", waarvan Marx terecht zegt dat wanneer Mozart dit stuk werkelijk niet geschre ven heeft, hij die het componeerde een andere Mozart moet zijn geweest". Ongetwijfeld heeft Süssmayr schetsen gebruikt, die trouwens van alle onvoltooide gedeelten bestonden. Niettemin blijft hem de lof dat hij de reconstructie en af werking met zeer kundige hand in Mozart's geest heeft tot stand gebracht. Geheel voltooid nagela ten heeft Mozart alleen het Requiem", Kyrie", het Domine Jesu Christe" en het Hostias". De uitvoering, die Toonkunst" onder Bruno Walter's leiding van het Requiem gaf mag in vele opzichten subliem genoemd worden. Men kon zich er over verwonderen, dat het enthousiasme van den kant van het publiek niet zoo groot bleek als verwacht mocht worden en men zou denken, dat ditmaal een minder vertoon van virtuositeit in het plaatsen van klank-effecten met de sternmiddelen, waaraan Mengelberg ons gewend heeft, de prachtige werkingen van licht en donker, als het wisselen der gemoedsstemmingen, deed voorbij zien, die Walter niettemin bereikte. Een krachtige geluidsplastiek, een teeder morendo in het pianissimo, een sterke muzikale accentueering, waartoe het orkest vooral steun had te verleenen en niet te vergeten het meesterlijk ingezongen solokwartet (samengesteld uit de sopraan Lotte Leonaid, de alt Theodora Versteegh, den tenor Oeorg Walter en den Berlijnschen bas Sch tzendorff), dat, geheel gehoorzamend aan Walter's aanwijzingen, een prachtig evenwichtig ensemble gezang gaf, zooals men bij zulk een viertal onder ling verschillende artiesten maar zelden hoort. Het Recordare" en het Benedictus" waren in dat opzicht hoogte-punten. Beetlioven-cydus Het Concertgebouw eindigt, zooals thans ieder jaar, zijn seizoen met een Beethoven-cyclus. Max Fiedler is ditmaal de dirigent er van. Uit gevoerd worden alle symphonieën, het viool concert en het 5de pianoconcert. Er wordt in de laatste jaren ten onzent zeer veel Beethoven gespeeld. Wijst dit op een grootere behoefte aan een Beethoven-cultus? Meer nog dan vroeger? Een der verschijnselen in ons officié'ele muziek leven is dit vele uitvoeren van muziek van Beet hoven zeker. Men kan echter tevens constateeren, dat er veel met Beethoven gewerkt" wordt wanneer men au bout de son latin" is. Onver standig is dit zeker niet. De muziek van Beethoven bezit een bijzondere kracht om tot de massa te spreken, zelfs den gemiddelden muzikalen mensch van onze dagen weet zij te treffen en zij kan dus meer speciaal worden aangewezen voor de muziek der volks-concerten, hooge" muziek van algemeen verstaanbare kwaliteiten en dus van muzikaalopvoedkundige waarde. Men noemt haar de muziek, die den chaotischen mensch van onzen tijd weer stil" kan maken, waarschijnlijk doordat de toehoorder instinctief in deze muziek ervaart Teekening voor de Groene Amsterdammer'' door B. van Vlijmen MUZIEK STRIJKINSTRUMENTEN SNAREN H D A U D Achter St. Pieter 4 ? IX H RIK utrecht PIANO'S VERHUREN Til. 443 ? VLEUGELS p.W^ t/Mf9 / SENT M'AHESA de Baltische danseres, die een tournee dc.or ons land maakt hoe Beethoven juist zijn eigen menschelijken chaos in de souvereine gebondenheid van zijn kunst heeft kunnen oplossen. ledere generatie had haar eigen Beethoven-waardeering. De onze zoekt niet meer een inonumenralen gestandbeelden Beethoven, maar den man, die den storm der harts tochten tot sublieme fresco's wist te herscheppen en die den held" wist voor te stellen als een danser. Beethoven-concerten missen hun aantrekkings kracht niet. Zij zijn steeds goed bezet. Wij hebben de laatste jaren tallooze groote aan Beethoven gewijde concerten reeksen gehad, Beethovenavonden, Beethoven-middagen, Beethoven-cyclus sen, en geen abonnementsseizoen van het Concert gebouw gaat er voorbij dat de Eroïca, de 7de symphonie, de 5de symphonie niet verscheidene ma len gespeeld worden. Wij kennen thans geheel van elkaar verschillende opvattingen van deze zoo bekende muziek en wanneer zij ons door superieure dirigenten worden kenbaar gemaakt zullen zij ons, zoo wij ze al niet steeds kunnen deelen, toch steeds interesseeren. Want alleen de muziek-philisters zullen kunnen volhouden, dat er een Beethoventraditie bestaat voor het uitvoeren dier muziek. Toch zijn er altijd zekere voorwaarden waaraan een opvatting moet voldoen en dat is, dat zij ten minste in zichzelf logisch is, en verantwoord. Willekeur, die ons als zoodanig dadelijk treft, omdat zij in geen enkel verband staat tot een innerlijke logica, die haar toch de wetten blijft voorschrijven, welke dan niet die der traditioneele vertolking hoeven te zijn, maar toch berusten op een harmonie van universeele orde, waaraan ook de geschapen meesterwerken hebben moeten gehoorzamen , veroordeelt zich zelve. Als willekeur wordt veel in de directie van Max Fiedler gevoeld, wanneer hij Beethoven dirigeert. Het mag overwogen zijn wat hij doet, zijn ver tragingen, zijn versnellingen staan in geen juiste verhouding tot elkaar wanneer men ze in het kader van het geheele werk hoort. Het rhythme is ook een zeer zwak punt bij Fiedler. Het is stroef en een vormig. Ook Fiedler's neiging tot lyrisch-pathetische weekheid maakt hem voor Beethovendirigent minder geschikt. Ik heb hem in sympho nieën van Brahms altijd beter op zijn plaats ge vonden. CONSTANT VAN W E s s E M DE BLOEIPERIODE DER NEDERLANDSCHE MUZIEK Den meesten, die eenig belang stellen in de Nederlandsche cultuurgeschiedenis, zal het bekend zijn, dat er een tijd is geweest, waarin de Nederiandsche toonkunst aan de spits stond. Het was n de 15e en de 16e eeuw, dat de Nederlandsche componisten zulk een vermaardheid verwierven, dat men gerust van een Nederlandsche school kan spreken, zooals men tegenwoordig het bestaan van een Fransche school erkent. Zonder in tech nische bijzonderheden te behoeven te vervallen, is het gewenscht nader te verklaren, waarin nu wel de verdiensten dier Nederlanders hebben bestaan. Eenigen tijd vóór de bloeiperiode der Nederlandsche muziek had de polyphone schrijf wijze (uit Engeland afkomstig) haar intrede gedaan in de toonkunst. Hiermede wordt een techniek bedoeld, waarbij tegen of naast een bepaalde melodische stem n of meer andere zelfstandige stemmen worden geplaatst. De uitdrukking con trapunt is dan ook niets anders dan een verkorting van de Latijnsche uitdrukking punctum contra puntum"; met punctum wordt noot of stem be doeld, zoodat contrapunct een typeerende bena ming is voor melodische tegenstem. In deze stijl hadden de toenmalige Nederlanders zoowel tech nisch als artistiek zulk een meesterschap bereikt, dat het niet te verwonderen is, dat hun muziek in alle landen van Europa invloed heeft gehad. Zelfs Italië, waar men in het algemeen niets moet hebben van muziek met een ingewikkelden stem mengang, waardoor zij niet gemakkelijk in het Italiaansche oor lag, kon niet aan den invloed der Nederlanders ontgaan en ontving zelfs met open armen Nederlandsche componisten (o.w. Willaert) wel de bekendste was) om van hun kunst te leeren en te genieten. Drinkbaar goud" werd deze muziek daar genoemd. Het behoeft dus in het geheel niet te bevreem den, dat in de bibliotheken en archieven in Itali veel en belangrijk materiaal opgehoopt ligt, waarmede wij onze muziekgeschiedenis over de 15 en 16e eeuw zouden kunnen verrijken. Hoe slaat het nu met de bestudeering van dit materiaal? Het is wel treurig te moeten constateeren, dat alles, wat wij weten over bovenbedoeld tijdvak en wat in de Ned. Muziekgeschiedenissen staat, via buitenlanders tot ons is gekomen; dus kennis uit de tweede hand. In 1824 werd door het voor malige Kon. Instituut van Wetenschappen een prijsvraag uitgeschreven over de verdiensten, welke zich de Nederlanders, vooral in de 14e, 15e en 16e eeuw in de toonkunst veroverden. Twee antwoorden werden bekroond en deze waren van de hand vjn de buitenlanders O. R. Kiesewetter en Fr. J. Fétis. Wie nu dacht, dat dit een aansporing zou zijn voor Nederlandsche musicologen om zelf aan de bron de kennis en de schoonheid te putten, welke onze toonkiiiistenaars in dien tijd met milde hand aan Europa schonken, heeft het aan het verkeerde eind. Is het niet een beetje bescha mend voor een land, dat door alle eeuwen heen op wetenschappelijk gebied een naam heeft hoog te houden, dat op het gebied der toonkunst in de 15e en 16e eeuw in Europa den toon aangaf, maar dat tot op heden nog geen musicoloog heeft voortgebracht, die op wetenschappelijke en kunst zinnige wijze het leven en werken der Ned. contrapunctisten op schrift heeft gesteld? Waarom aarzelt een kunsthistoricus niet verre afstanden af te leggen om schilderijen en archieven te onderzoeken, teneinde nieuwe gegevens te verzamelen voor het zooveelste werk of artikel over onze 17e eeuwsche schilders, en wordt de eigen toonkunst verwaar loosd? Hoe komt het toch, dat men zoo graag geurt met zijn kennis over onze schilderkunst, maar dat men vrijwel niets weet van onze toon kunst? Is dit wellicht te wijten aan de Ned. muziek zelf, die een slaap van eenige eeuwen heeft door gemaakt? Hoe het ook zij, tegenwoordig valt^er gelukkig een frisschen geest en geestdriftige belang stelling in het muzikale leven waar te nemen; ook in onze eigen muziek. Zoodat te hopen valt, dat ook op muziekwetenschappelijk gebied de Nederlanders behoorlijk voor den dag zullen komen. Wij zijn daarom den heer Dr. A. Smijers dank baar voor zijn kleine, maar belangrijke bijdrage (welke aanleiding gaf tot bovenstaande regels) in de kortelings verschenen,, Mededcelingen van het Ned. Instituut te Rome" (Deel IV), getiteld Studiën in Italiëop het gebied der Ned. Muziek geschiedenis", waarin hij tevens de Nederlandsche musicologen krachtig aanspoort nu eindelijk eens zelf op hun eigen saeck te gaan passen. Tenslotte mag niet verzuimd worden te vermel den, dat inde concertpraktijk de heerSern Dresden met zijn Madrigaalvereeniging belangrijk werk heeft verricht 1). en laat ons hopen nog vele jaren zal kunnen doen, met het bekend maken van de kunst der Nederlandsche contrapunctisten. J. C. C A M p A <ïN t: 1) En ook Hubert Cuypers met zijn Schola Cantorum, Red.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl