Historisch Archief 1877-1940
No. 2498
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Muziek in de Hoofdstad
Mozart's Requiem
Tot de romantische geschiedenissen uit het
leven van componisten behoort ook de geschiede
nis van Mozart's Requiem.
Kort vóór Mozart's dood bereikte hem'1: het
aanbod een Requiem te componeeren in opdracht
van graaf Walsegg, die hem deze opdracht deed
geworden door een bode in een grijzen mantel".
De geheimzinnigheid waarmede een en ander
gepaard ging de overlevering, die van decor"
houdt, legt graag den nadruk op al de details
bracht Mozart tot nadenken over zijn eigen ster
ven, dat hij ongetwijfeld voorvoeld heeft, terwijl
hij aan dit Requiem begon, doch wat op zich zelf
niet zoo onbegrijpelijk is, wanneer men bedenkt
dat Mozart zich reeds langen tijd ziek gevoelde
en de verzwakking van zijn physieke krachten
wel bemerkte al bleef zijn geest werkzamer dan ooit.
In een dergelijken staat kan alles somber stemmen.
Mozart was bijgeloovig (alle groote mannen zijn
bijgeloovig; zei Napoleon niet van zichzelf: je
suis autant fataliste que les Turcs"?) Hij zag,
naar zijn uitlating, voortdurend die onbekende"
voor zich, die hem aanmaant onafgebroken aan
het Requiem door te werken. En aan zijn vrouw
bekent hij: Alles is thans gedaan voor mij, ik voel
het maar al te duidelijk, dat ik niet lang meer te
leven heb. Dit Requiem schrijf ik voor mij zelf,
het zal mijn laatste werk en tegelijk mijn eigen
uitvaartslied zijn". Mozart opperde de veronder
stelling, dat iemand hem vergiftigd had. Hij stierf
echter aan hersenvliesontsteking. Het Requiem
bleef onvoltooid, maar op verzoek van Mozart's
weduwe, die de bestelling uitgevoerd wilde hebben
een finantiëele noodzaak heeft Mozart's
leerling Süssmayr het onvoltooide naar de ge
vonden schetsen verder afgewerkt.
Het is echter nooit geheel uitgemaakt wat van
Süssmayr was en wat van Mozart. Süssmayr
eischt o.a. het volledige auteurschap op van het
Agntis Dei", waarvan Marx terecht zegt dat
wanneer Mozart dit stuk werkelijk niet geschre
ven heeft, hij die het componeerde een andere
Mozart moet zijn geweest". Ongetwijfeld heeft
Süssmayr schetsen gebruikt, die trouwens van
alle onvoltooide gedeelten bestonden. Niettemin
blijft hem de lof dat hij de reconstructie en af
werking met zeer kundige hand in Mozart's geest
heeft tot stand gebracht. Geheel voltooid nagela
ten heeft Mozart alleen het Requiem", Kyrie",
het Domine Jesu Christe" en het Hostias".
De uitvoering, die Toonkunst" onder Bruno
Walter's leiding van het Requiem gaf mag in vele
opzichten subliem genoemd worden. Men kon
zich er over verwonderen, dat het enthousiasme
van den kant van het publiek niet zoo groot bleek
als verwacht mocht worden en men zou denken,
dat ditmaal een minder vertoon van virtuositeit
in het plaatsen van klank-effecten met de
sternmiddelen, waaraan Mengelberg ons gewend heeft,
de prachtige werkingen van licht en donker, als
het wisselen der gemoedsstemmingen, deed voorbij
zien, die Walter niettemin bereikte. Een krachtige
geluidsplastiek, een teeder morendo in het
pianissimo, een sterke muzikale accentueering, waartoe
het orkest vooral steun had te verleenen en niet
te vergeten het meesterlijk ingezongen
solokwartet (samengesteld uit de sopraan Lotte
Leonaid, de alt Theodora Versteegh, den tenor
Oeorg Walter en den Berlijnschen bas Sch
tzendorff), dat, geheel gehoorzamend aan Walter's
aanwijzingen, een prachtig evenwichtig ensemble
gezang gaf, zooals men bij zulk een viertal onder
ling verschillende artiesten maar zelden hoort.
Het Recordare" en het Benedictus" waren in
dat opzicht hoogte-punten.
Beetlioven-cydus
Het Concertgebouw eindigt, zooals thans
ieder jaar, zijn seizoen met een Beethoven-cyclus.
Max Fiedler is ditmaal de dirigent er van. Uit
gevoerd worden alle symphonieën, het viool
concert en het 5de pianoconcert.
Er wordt in de laatste jaren ten onzent zeer veel
Beethoven gespeeld. Wijst dit op een grootere
behoefte aan een Beethoven-cultus? Meer nog
dan vroeger?
Een der verschijnselen in ons officié'ele muziek
leven is dit vele uitvoeren van muziek van Beet
hoven zeker. Men kan echter tevens constateeren,
dat er veel met Beethoven gewerkt" wordt
wanneer men au bout de son latin" is. Onver
standig is dit zeker niet. De muziek van Beethoven
bezit een bijzondere kracht om tot de massa te
spreken, zelfs den gemiddelden muzikalen mensch
van onze dagen weet zij te treffen en zij kan dus
meer speciaal worden aangewezen voor de muziek
der volks-concerten, hooge" muziek van algemeen
verstaanbare kwaliteiten en dus van
muzikaalopvoedkundige waarde. Men noemt haar de
muziek, die den chaotischen mensch van onzen
tijd weer stil" kan maken, waarschijnlijk doordat
de toehoorder instinctief in deze muziek ervaart
Teekening voor de Groene Amsterdammer''
door B. van Vlijmen
MUZIEK
STRIJKINSTRUMENTEN
SNAREN
H D A U D Achter St. Pieter 4
? IX H RIK utrecht
PIANO'S
VERHUREN
Til. 443 ?
VLEUGELS
p.W^
t/Mf9 /
SENT M'AHESA
de Baltische danseres, die een tournee dc.or
ons land maakt
hoe Beethoven juist zijn eigen menschelijken
chaos in de souvereine gebondenheid van zijn
kunst heeft kunnen oplossen. ledere generatie
had haar eigen Beethoven-waardeering. De onze
zoekt niet meer een inonumenralen gestandbeelden
Beethoven, maar den man, die den storm der harts
tochten tot sublieme fresco's wist te herscheppen
en die den held" wist voor te stellen als een
danser.
Beethoven-concerten missen hun aantrekkings
kracht niet. Zij zijn steeds goed bezet. Wij hebben
de laatste jaren tallooze groote aan Beethoven
gewijde concerten reeksen gehad,
Beethovenavonden, Beethoven-middagen, Beethoven-cyclus
sen, en geen abonnementsseizoen van het Concert
gebouw gaat er voorbij dat de Eroïca, de 7de
symphonie, de 5de symphonie niet verscheidene ma
len gespeeld worden. Wij kennen thans geheel van
elkaar verschillende opvattingen van deze zoo
bekende muziek en wanneer zij ons door superieure
dirigenten worden kenbaar gemaakt zullen zij ons,
zoo wij ze al niet steeds kunnen deelen, toch steeds
interesseeren. Want alleen de muziek-philisters
zullen kunnen volhouden, dat er een
Beethoventraditie bestaat voor het uitvoeren dier muziek.
Toch zijn er altijd zekere voorwaarden waaraan
een opvatting moet voldoen en dat is, dat zij ten
minste in zichzelf logisch is, en verantwoord.
Willekeur, die ons als zoodanig dadelijk treft,
omdat zij in geen enkel verband staat tot een
innerlijke logica, die haar toch de wetten blijft
voorschrijven, welke dan niet die der traditioneele
vertolking hoeven te zijn, maar toch berusten op
een harmonie van universeele orde, waaraan ook
de geschapen meesterwerken hebben moeten
gehoorzamen , veroordeelt zich zelve.
Als willekeur wordt veel in de directie van Max
Fiedler gevoeld, wanneer hij Beethoven dirigeert.
Het mag overwogen zijn wat hij doet, zijn ver
tragingen, zijn versnellingen staan in geen juiste
verhouding tot elkaar wanneer men ze in het kader
van het geheele werk hoort. Het rhythme is ook een
zeer zwak punt bij Fiedler. Het is stroef en een
vormig. Ook Fiedler's neiging tot
lyrisch-pathetische weekheid maakt hem voor
Beethovendirigent minder geschikt. Ik heb hem in sympho
nieën van Brahms altijd beter op zijn plaats ge
vonden.
CONSTANT VAN W E s s E M
DE BLOEIPERIODE DER
NEDERLANDSCHE MUZIEK
Den meesten, die eenig belang stellen in de
Nederlandsche cultuurgeschiedenis, zal het bekend
zijn, dat er een tijd is geweest, waarin de
Nederiandsche toonkunst aan de spits stond. Het was
n de 15e en de 16e eeuw, dat de Nederlandsche
componisten zulk een vermaardheid verwierven,
dat men gerust van een Nederlandsche school
kan spreken, zooals men tegenwoordig het bestaan
van een Fransche school erkent. Zonder in tech
nische bijzonderheden te behoeven te vervallen,
is het gewenscht nader te verklaren, waarin nu
wel de verdiensten dier Nederlanders hebben
bestaan. Eenigen tijd vóór de bloeiperiode der
Nederlandsche muziek had de polyphone schrijf
wijze (uit Engeland afkomstig) haar intrede gedaan
in de toonkunst. Hiermede wordt een techniek
bedoeld, waarbij tegen of naast een bepaalde
melodische stem n of meer andere zelfstandige
stemmen worden geplaatst. De uitdrukking con
trapunt is dan ook niets anders dan een verkorting
van de Latijnsche uitdrukking punctum contra
puntum"; met punctum wordt noot of stem be
doeld, zoodat contrapunct een typeerende bena
ming is voor melodische tegenstem. In deze stijl
hadden de toenmalige Nederlanders zoowel tech
nisch als artistiek zulk een meesterschap bereikt,
dat het niet te verwonderen is, dat hun muziek
in alle landen van Europa invloed heeft gehad.
Zelfs Italië, waar men in het algemeen niets moet
hebben van muziek met een ingewikkelden stem
mengang, waardoor zij niet gemakkelijk in het
Italiaansche oor lag, kon niet aan den invloed der
Nederlanders ontgaan en ontving zelfs met open
armen Nederlandsche componisten (o.w. Willaert)
wel de bekendste was) om van hun kunst te
leeren en te genieten. Drinkbaar goud" werd deze
muziek daar genoemd.
Het behoeft dus in het geheel niet te bevreem
den, dat in de bibliotheken en archieven in Itali
veel en belangrijk materiaal opgehoopt ligt,
waarmede wij onze muziekgeschiedenis over de
15 en 16e eeuw zouden kunnen verrijken. Hoe
slaat het nu met de bestudeering van dit materiaal?
Het is wel treurig te moeten constateeren, dat
alles, wat wij weten over bovenbedoeld tijdvak
en wat in de Ned. Muziekgeschiedenissen staat,
via buitenlanders tot ons is gekomen; dus kennis
uit de tweede hand. In 1824 werd door het voor
malige Kon. Instituut van Wetenschappen een
prijsvraag uitgeschreven over de verdiensten,
welke zich de Nederlanders, vooral in de 14e,
15e en 16e eeuw in de toonkunst veroverden. Twee
antwoorden werden bekroond en deze waren van de
hand vjn de buitenlanders O. R. Kiesewetter en Fr.
J. Fétis. Wie nu dacht, dat dit een aansporing zou
zijn voor Nederlandsche musicologen om zelf aan
de bron de kennis en de schoonheid te putten,
welke onze toonkiiiistenaars in dien tijd met
milde hand aan Europa schonken, heeft het aan
het verkeerde eind. Is het niet een beetje bescha
mend voor een land, dat door alle eeuwen heen op
wetenschappelijk gebied een naam heeft hoog te
houden, dat op het gebied der toonkunst in de
15e en 16e eeuw in Europa den toon aangaf,
maar dat tot op heden nog geen musicoloog heeft
voortgebracht, die op wetenschappelijke en kunst
zinnige wijze het leven en werken der Ned.
contrapunctisten op schrift heeft gesteld? Waarom aarzelt
een kunsthistoricus niet verre afstanden af te
leggen om schilderijen en archieven te onderzoeken,
teneinde nieuwe gegevens te verzamelen voor het
zooveelste werk of artikel over onze 17e eeuwsche
schilders, en wordt de eigen toonkunst verwaar
loosd? Hoe komt het toch, dat men zoo graag
geurt met zijn kennis over onze schilderkunst,
maar dat men vrijwel niets weet van onze toon
kunst? Is dit wellicht te wijten aan de Ned. muziek
zelf, die een slaap van eenige eeuwen heeft door
gemaakt? Hoe het ook zij, tegenwoordig valt^er
gelukkig een frisschen geest en geestdriftige belang
stelling in het muzikale leven waar te nemen;
ook in onze eigen muziek. Zoodat te hopen valt,
dat ook op muziekwetenschappelijk gebied de
Nederlanders behoorlijk voor den dag zullen komen.
Wij zijn daarom den heer Dr. A. Smijers dank
baar voor zijn kleine, maar belangrijke bijdrage
(welke aanleiding gaf tot bovenstaande regels)
in de kortelings verschenen,, Mededcelingen van
het Ned. Instituut te Rome" (Deel IV), getiteld
Studiën in Italiëop het gebied der Ned. Muziek
geschiedenis", waarin hij tevens de Nederlandsche
musicologen krachtig aanspoort nu eindelijk eens
zelf op hun eigen saeck te gaan passen.
Tenslotte mag niet verzuimd worden te vermel
den, dat inde concertpraktijk de heerSern Dresden
met zijn Madrigaalvereeniging belangrijk werk
heeft verricht 1). en laat ons hopen nog vele jaren
zal kunnen doen, met het bekend maken van de
kunst der Nederlandsche contrapunctisten.
J. C. C A M p A <ïN t:
1) En ook Hubert Cuypers met zijn Schola
Cantorum, Red.