Historisch Archief 1877-1940
?wr
UL UIMJEMP Hlflg'l
TELEFOON-GESPREKKEN
5?0?2?7?7.
Ben je daar Monne?
O, Monne, wat ben je begonnen !
Stom? Erger ! Het is ergerlijk !
Dat zei Luther ook. Maar volgens de jongste
onderzoekingen, is hij in de war geraakt en had
eigenlijk willen zeggen: ik sta hier, ik kan ook
anders!
Maar waarom ben je dan die heibel begonnen
als je nu toch wegloopt?
Op de Nieuwmarkt halen ze ook eerst de
boeren, burgers en buitenlui naar zich toe door
allerhande spektakel maar vind je dat een wet
houder van Amsterdam waardig?
Nou, op het gezelschap viel toch niet veel
aan te merken. Weet je wat ze nu zeggen?
Dat het er jullie om te doen was Wierdels
kwijt te raken. Dat hij lastig werd. Dat hij
rooder op de graat was dan jullie, net als alle bekeer
lingen en ze op 't stadhuis al begonnen te kletsen
dat jullie leelijk aan het verschieten waren.
Maar daar snap ik niets van. Als je nu direct,
toen je in de gaten had dat de Raad je als
melkwethouder in het melkonderzoek niet lustte,
gezegd had: Edele Raad, uw wil geschiede en
zie maar dat je het nu zonder mij klaar speelt,"
weet je wat Douwes, die in den Raad de goedhar
tige oom is en altijd op den gevoeligen kant van
de dingen spreekt, gezegd zou hebben?
??Hij zou je per motie uitgenoodigd hebben om
naast Vosje, met wie ze nu toch ook zoo hard niet
wegloopen, de onderhandelingen en onderzoekin
gen te leiden.
En wat dan? Nog al glad. Dan had je je een
paar keer moeten laten soebatten en je had eerst
de fractie moeten raadplegen en daarna de Fede
ratie en dan het Congres en eindelijk had je goed
gunstig op het verzoek beschikt en binnen drie
weken had je Vosje onder de tafel gehad en langs
drie achterdeurtjes en de groote voordeur had je
ze je eigen melk-voordracht weer laten slikken.
En wat heb je nu bereikt?
Nee, ik had je handiger gedacht. En dan
machtiger ook. En als je weer eens in de knoei
mocht zitten
Schel me maar gerust op. Ik werk met het ei,
de kip en Ook niet hartelijk om af te bre
ken. Zoo zijn ze nu
C EL 2
HENRI DEKKING EN HET
DIACONIEHUISMANNETJE
Eenige jaren geleden, toen de Camera Obscura"
voor de vijf en twintigste maal gedrukt zou
worden, heeft men aan een reeks bekende Neder
landers gevraagd hoe zij over het boek van
Hildebrand dachten. Voor de uitgevers is het een
geluk geweest dat de ondergeteekende niet tot
de bekende Nederlanders behoorde; want hadden
zij mij een meening gevraagd, dan zou het ant
woord wellicht een paar kolommen druks gewor
den zijn. Als het over de Camera" gaat, kom ik
op mijn praatstoel! Misschien zou er in dat ant
woord wel iets gestaan hebben, wat ik in de andere
niet heb kunnen vinden. Dit: dat Hildebrand's
boek de waarde heeft van een verzameling oude
dierbare familieportretten. Als ik mij stil in mijn
werkkamer terugtrek en me weer, voor den
zooveelsten keer, in Stastok ga verdiepen, dan ver
geet ik de wereld om mij heen en heb de gewaar
wording dat ik door een toovermacht ineens in het
huis van mijn overgrootvader teruggebracht ben.
Natuurlijk: die heeft immers ook in het kleine
stadje D. gewoond, die zat er ook warmpjes in,
die hield er, als er avondvisite was, ook niet van
dat het nachtwerk werd wel wis en drie,
Hildebrand moet mijn overgrootvader tot model
genomen hebben, ik weet het zeker, al beweren
duizend andere Nederlanders met niets minder
zekerheid precies hetzelfde. Zoo sterk heeft Hil
debrand het type van den deftigen-burgerlijken
Nederlander van drie kwart eeuw geleden vast
gelegd, dat wij allen beurt voor beurt er een oud
familielid in kunnen zien. En daarom is dat boek
ons zoo dierbaar!
En hoe dikwijls is dan ook niet de gedachte
opgekomen: wat zou ik er niet voor geven, om,
al was het maar voor een
oogenblik, eens temidden
van die oudjes te kunnen
zijn, wat zou ik graag eens
bij Kegge over den vloer
komen (niet alleen omdat
hij er zoo een zalige
likeurkast op na hield), in de
gezellige achterkamer van
de Groot koekvergulden,
met Rudolf van Brammen
een partijtje biljarten in de
Noordstar, desnoods met
Nurks wandelen in de Haar
lemmerhout, al weet ik
vooruit dat hij een massa
aanmerkingen op mijn toi
let zou maken
En nu is het gebeurd;
nu is dat verlangen ge
stild. Ik heb in het prieeltje
in den tuin van Oom Sta
stok naast Hildebrand ge
zeten, ben er getuige van
geweest dat Keesje, die geld
onder zijn hemmetje had,
zijn droeve geschiedenis
verteld heeft. Gij kunt me
gelooven dat het waar
gebeurd is; en het heeft
niets met spiritisme te
maken.
De
Vrijzinnig-Christelijke-Jongeren-Bond gaf
dezer dagen een uitvoering
in den Tivoli-Schouwburg
te Rotterdam; er werd ge
zongen, een beetje viool en
piano gespeeld, er werd
gedanst en voorgedragen
door Henri Dekking. Het
Diaconiehuismannetje"
stond er op het program
ma. Dekking kwam op en
toen, fwiet... .gebeurde
het wonder; daar was in
eens geen
Tivoli-schouwburg meer en geen Henri
Dekking, daar was de tuin
van Stastok met het pri
eeltje, daar zat Hildebrand
en een oogenblik later
kwam Keesje voorbij; en
toen Hildebrand vroeg wat
er aan schortte, begon
Keesje zijn aangrijpend
verhaal te vertellen, het
verhaal van dien
schurkachtigen Klaasje met zijn
bult, die alsmaar in De
Vette Vaatdoek" graantjes
pikt en die in zijn dron
kenschap zoo hard is gaan
schreeuwen dat Kees geld
heit, dat ie onder zijn hemmetje geld heit, dat
de vader van het huis gekomen is en Keesje het
geld voor een doodshemd afgenomen heeft.
Tien minuten later was het wonder gebeurd, zat
ik weer in den Tivoli-schouwburg, maar nog ont
daan door het verhaal van het brave mannetje.
Er is heelemaal geen wonder gebeurd", zei
mijn buurman, wien ik het vertelde, je hebt een
voudig naar Dekking zitten luisteren" Is
het dan toch waar? Heb ik Keesje niet gezien,
ben ik niet in den tuin van Stastok met Hilde
brand geweest? Maar ik zou er toch op gezworen
hebben van wel!
Hoe Dekking het doet, weet ik niet; alleen weet
ik dat hij bijna niets doet, dat hij volkomen sober
is en toch de sterkste indrukken wekt. Die voor
dracht van Dekking is werk van een groot, fijn
gevoelig artist geweest. Hem daarvoor mijn op
rechte hulde!
WILLEM LANDR
PORT!
UITjjHET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
Wijsheid, die over mijn Nederland waakt;
Wijsheid, die willigen lof mocht erlangen;
Wijsheid, die, steeds welgemoed en bespraakt,
over het lot van mijn landeke waakt;
Wijsheid, aanvaard ook den lof mijner
zangen:
't land, dat U immer genegener wordt,
heft, U ter eere, erkent'lijk z'n Port!
'k Meen niet den Port, dien een Zuid'lijker gloed
rijpend in zwellende druiven doet stoven;
'k meen niet den Port, die het brandende bloed
jagend doet varen door 't Hollandsen gemoed,
Port, die o Wijsheid ! Uw vlam slechts
kan dooven;
neen, wij doen'niets aan Uw eere tekort,
als wij U loven'door 't heffen van Port!
PADOX HOUTBOUW
Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten
Levering in korten tijd. Fabrieken Warmond
't Is niet de Port, die zoo rustig en effen
kleurt in den kelk, en aromen doet droomen;
't is niet zoodanige Port, dien we heffen
om er de wereld te laten beseffen
dat wij, o Wijsheid, steeds nader U komen:
Wijsheid, in weerwil van Sport en van Ford,
eeren wij U door het heffen van Port!
't Is niet de Port, die er vloeibaar als goud
klokkende vaart uit de donkere monden;
't is niet de Port, die 't bouquet" nog behoudt
spinrag-omweven, bestoven, en oud,
die U, o Wijsheid, zoo vaak heeft geschonden:
wijl het aan Wijsheid geen Hollander schort,
heffen wij, heerlijke Wijsheid, toch Port!
Zie, dat is Holland, van haver tot gort:
overal kan men z'n kaarten en brieven,
zonder dat iemand er knort of maar mort,
posten voor 't lage, voor-oorlogsche port;
Holland alleen wil de wijsheid gerieven:
men zorgt hier, hoewel men geen overleg pleegt,
dat Holland, zelfs schrift'lijk, z'n woorden nog
weegt!
K u M c R A N o s A L i s
BESTEVARINAS
.hdlf ons pakjt