Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2498
ZIJT GE
over de behandeling Uwer wasch
tevreden, blijf dan waar ge zijt; bent
ge NIET tevreden, probeert 't
dan eens bij de 100-jarige
StoomWasscherij
DE PELIKAAN te GOUDA".
het voldoet U beslist zeker!
Vraagt eens om onze prijs
courant No. 106.
NAAR MAAT
Fr. SINEMUS
20 Leidschestraat 22 - Amsterdam
Vraagt Uw leverancier uitsluitend
iDelftsche Slaolie MK Delftsch Plantenvet
EXTRA
/1.20 perheele. /0.75per halve
Iflesch (verpakking inbegrepen).
DELFIA
?0.58 per tablet van
Vs K-O. netto.
LET OP HET
GEDEPONEERD HANDELSMERK
VANJCHAICKs
MEUBELTRANSPORT MI
BERGPLAATSEN v. INBOEDELS
BINNEN-EN BUITENLANDSCHE
\ TRANSPORTEN
\ OVERBRENGEN ;
v. MEUBILAIR OOK PER AUTO TAPISSIEBE
BOOTM5TPAAT UTRECHT TEL 163
Kent U reeds het Controlesysteem met
EOORSCH&flJF
ASSABLO
Onze Vertegenwoordiger geeft U gaarne alle gcwenschtc
inlichtingen zonder eenige verplichting
Kanfoor en Fabriek fe ALMELO
«enjo»
DENKT
AAM
JAVAANSCHE SAGEN
Sprookjes te kunnen vertellen is niet ieder
noorderling gegeven; zijn taal is een taal van
nuchterheid en de sprookjesstijl is teer als
vlinderwieken. Toch wist Louis Couperus evengoed als
Flaubert de oude mythen door het tooverlicht
der dichterfantaisie bestraald op te roepen voor
onze verbaasde oogen en toen Andersen, de groote
Deen, heel oude Skandinavische sproken den
kinderen verhalen ging, luisterden alle volken
der .aarde. Timmermans kan het ook; heel gewoon
als iemand, die een liedje neuriet, stil voor zich
heen, doet hij de middeneeuwsche overlevering
aanscnemeren, vreemd en onwezenlijk in een tijd
van koel vernuft en wreede skepsis. Mevrouw
Jos. Meyboom-Italiaander heeft het aangedurfd
ons de oude Javaansche sagen na te vertellen,
zooals zij die uit den mond des volks zelf heeft
gehoord 1). Wat in den koelen helderen maannacht
de dalang (explicateur) aan de toeschouwers van
het wajangtooneel mededeelt, wat de oude kakè's
(grootvaders) en nènèks (grootmoeders), onder het
genot van een strootje of sirihpruim de luistergrage
kampongjeugd toefluisteren, wordt ons hier in
boekvorm voorgelegd. Heel veel vernemen wij
van die wonderlijke Javaansche geschiedenissen.
Wij hooren van Pasopati en hoe de kris ontstond:
Pasopati doet Djamodjojo een wonderlijke voor
spelling: hem zal een zoon geboren worden met
een machtig wapen: de kleine Sepoetra komt ter
wereld en om zijn spartelend zuigelingenlijfje
bengelt een klein gouden zwaardje, de eerste kris
op Java! Wij vernemen van prinses Kembang
Melati (melatibloem), die met Radja Banjir (den
regenvorst) gaat trouwen, nadat Nasiman, de
booze medeminaar (de droogte) al het zijne gedaan
heeft om de echtverbintenis te verhinderen; van
de metamorfose van Tjongklong-wè-wè, het kleine
vogeltje, dat met zijn gekwetter ongeluk voor
spelt in de dessa's en dat eens een booze zoon is
geweest, een vadermoordenaar, nu tot straf
veroordeeld een gevederde ongeluksbode te zijn;
van den waringin, den zegenrijken wonderboom,
welke vroeger een mensch is geweest. Ja, wat wij
al niet hooren van dwergen en reuzen in
berggevaarten versteend, van betooverde of bezielde
boomen en rivieren, van sprekende vogels, visschen,
olifanten en kapellen.
Voor wie van Java houdt is het zeker een aan
winst een boek te bezitten, waarin hij zoo menig
verhaal, dat hij wel eens heeft hooren verluiden,
zelf kan nalezen. Doordat wij, Europeanen, de
Javaansche taal vaak slechts zeer gebrekkig
verstaan, ontgaat ons in gesprekken met het volk
juist soms het meest essentieele; en veel vragen
durven wij niet uit vrees, dat de eenvoudige
orangtani ons erg dom zal vinden, als wij niet blijken
te weten van zijn machtige zegen- of
vloekbrengende geesten. Voorzien van een naamregister
vinden wij hier de belangrijkste volksverhalen
netjes bij elkaar.
Reeds in de voorrede zegt de schrijfster, dat zij
alles heel eenvoudig vertellen zal en zoo doet zij.
Echter, het wordt wel eens te eenvoudig; de een
voud wordt eentonigheid; de matigheid, matheid;
de kinderlijkheid, kinderachtigheid. Men kan de
Javaansche sprookjes niet zóó verhalen als die
van Moeder de Gans. Wij missen in schrijfsters
woorden de ontroering over het wonderbaarlijke,
liefelijke of angstwekkende, die juist in den trant
der Javaansche keuvelaars zoo onbewust-naief en
bekoorlijk is. Mevrouw Meyboom nu is objectief.
Objectiviteit is loffelijk in de wetenschap, doch
doodend in de kunst. De verteller als kunstenaar
moet subjectief zij n; hij is charmeur en zij n charme"
ontstroomt als magische kracht aan zijn subjec
tieve bewogenheid. Wat den verhaaltrant van
Mevrouw Meyboom echter hoofdzakelijk onder
scheidt van dien der Javanen is, naar mijn gevoelen,
dit: de Javaan vlecht in zijn vertelsel veel meer en
veel levendiger dialoog in. Wij wilden zoo graag
dien betooverden boom zelf hooren spreken; dien
vuurberg zelf hooren brommen, dat
toovervogeltje zelf hooren zingen. Want al deze sproken
zijn immers niets dan natuurgeluiden en wij zullen
ze niet verstaan als wij ons niet nedervleien aan
den boezem der aarde en luisteren naar den klop
van haar hart en de ruisching van haar bloed.
Nu mogen wij de bekwame schrijfster niet al
te hard vallen. De eigenaardige flauwe smaak,
dien vele dezer verhalen op de tong achterlaten,
is niet te wijten aan schrijfsters litteraire kookkunst,
welke haar te spaarzaam het zoutvat deed
hanteeren, doch hieraan, dat de toebereide spijs van
nature het zout niet gemakkelijk in zich opneemt
....althans niet voor ons westersch verhemelte.
Inderdaad (en grondige kenners der Javaansche
letterkunde geven het ons toe) de Javaansche
mythologie staat, wat haar artistieke en dramati
sche waarde betreft, niet slechts bij de Griekschc,
maar ook bij de Germaansche verre ten achter.
In de meeste dezer geschiedenissen ontbreekt
iedere dramatische ontwikkeling; wel zijn er
sporen van karakterteekening, maar door het
voortdurend ingrijpen der dèwa's en tapa's
(goden en toovenaars) komt er niets te recht van
den logischen voortgang der gebeurtenissen, welke
bijv. Ilias en Odyssee voor ons zoo aantrekkelijk
maken. Als ilmoe-ilmoe (tooverwetenschap) steeds
weer in de plaats treedt van karakterkracht,
koen overleg en echte dapperheid, dan is van een
episch-dramatisch bewegende handeling geen
sprake meer. Vandaar dat wij, westerlingen, een
eenvoudig sprookje als Roodkapje eigenlijk veel
mooier vinden, dan de toch zeer beroemde legende
van Raden Pandji. Hierbij komt nog, dat in de
Javaansche verhalen alle gevoel voor maat en
verhouding ontbreekt. Gewone menschen
jongleeren met vulcanen, apen knippen stukken van
bergen af, tengere princessen veranderen in
monstrueuse rotsgevaarten. Ondanks het diep
respect, dat ik koester voor de Javaansche cultuur
kan ik niet verhelen, dat het Javaansche goden
verhaal mij soms een angstige, verwarde
opiumdroom toeschijnt. Naar mijn vaste overtuiging zijn
voor westersche kinderen, Javaansche sagen dan
ook geheel uit den booze. Ook dit boek is geen
kinderboek. Trouwens de schrijfster heeft ook voor
volwassenen veel geretoucheerd. De schrille ero
tiek, de obsceniteit, de bloeddorst, de tot in fysieke
détails afdalende schildering der booze geesten
zijn geheel geweerd. De griezelige wezens, die
pontianaks genaamd worden en waar Louis Couperus
als klein jongetje, naar hij meermalen bekend heeft,
zoo vreeselijk bang voor was, heb ik in Mevrouw
Meybooms boek nergens ontmoet. Misschien deed
de schrijfster daaraan wel, misschien.... ook niet !
Het kan geen kwaad ons eens bewust te maken,
dat vele dezer vertelsels (in ongeloulerden vorm)
geen goddelijk of menschelijk,maar een demonisch
karakter dragen.
De platen van dit boek zijn niet te prijzen.
Deze illustraties ontberen niet slechts Javaansche
atmosfeer, maar de afgebeelde personen gelijken
meer op Roodhuiden dan op Javanen. Hanoemat
(de apenvorst) is geteekend als een gewone gorilla
uit een dicrkundeboekjc, Ke'anuDjajmgsari (in het
tafereel met den olifant) schijnt een waanzinnig
geworden degenslikker, Kala is de wilde man uit
Kleinduimpjc en Prinses Kembang Melati wandelt
rond als de Koningin van Scheba in profond
négligé. De kleederdrachten zijn pure fantaisie.
Geen der afgebeelde Javanen heeft het hoofd
gedekt (hetgeen in strijd is met de traditie) en
zeer ernstige fout de vrouwen dragen alle
het haar loshangend en den boezem ontbloot;
dit druischt niet slechts in tegen de Javaansche
adat, maar wordt ook door de Javaansche vrouwen
als een groote onkieschheid beschouwt. De Dajaks
(het boek bevat ook enkele Borneo'sche sagen)
zijn juist zoo uitgedoscht als de pseudo Javanen.
Hoe veel gepaster ware een verluchting geweest
met slechts enkele reproducties van de voorname
fraai-gestyleerde wajangfigurcn. Deze platen al
thans zijn ongepaste caricaturen, vrucht van
grove onkunde, democratische heiligschennis ten
opzichte van oude aristocratische kunst.
Mr. H. G. KOST i; R
1) Javaansche sagen, mythen en legenden,
verzameld door Jos. Meyboom?Italiaander.
Xutphen. W. J. Thieme en' Cie. 1924.
YANNELLESVARINAS
GOUDZEGEL
5O ets. per Pakje.
l
Een aangename Bezuiniging
een HALF ONS vervangt
vele GOEDE SIGAREN
11 i