Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2499
Teekening door Martin Monnickendam
Louis BOUWMEESTER
LOUIS FREDERIK JOHANNES
BOUWMEESTER f
1842?1925.
Het mag beschamend heeten voor ons innd,
dat den tachtigjarigen grijsaard nog niet van ?iin
broodzorgen verloste, en een Europeeccri ver
maard kunstenaar den ,.Ned. Leeuw'' niet waar
dig heeft gekeurd dat deze bonte en ongewisse
levensloop Bouwmeester'^ hartstochtelijk tem
perament en ijzers? erk ges!el onwelgevallig is
geweest. Iaat zich nauwelijks gelooven. De degra
datie gold ons, nimmer den machtigen Shylock,
die een wereld voor zich schiep op het bouwvallig
provinciaal tooneeltje en na afloop, omringd van
zijn medewerkers, die veelal zijn toegewijde fa
milieleden waren, getroost en gelukkig om het
brandend vuur daar binnen-in-hem, aan het scha
mel stationnetje zijn grogje nadronk. De roman
tische verbeelding kent grenzen noch gemis, de
hinderpalen, waarover de brave burger struikelt,
bemerkt zij nauwelijks, de nacht is haar goed als
de dag. En de liefde van het geheele volk heeft
Louis Bouwmeester, waar hij zich maar vertoonde,
in het purpergewaad of in civiel, en wanneer hij
maar wilde, verheven tot een vorst.
In de laatste twintig jaren van zijn leven,
waarin velen streefden naar andere idealen dan de
zijne die op het genie teerden is hij op deze
wijze zichzelf kunnen blijven, buiten de gevechts
linie, een eenzame groote, op den rang, dien hij
zich eiken avond opnieuw veroverde. Ik geloof
niet, dat het veel anders had kunnen zijn, noch
dat zijn vereerders het om zijnentwil anders hadden
mogen wenschen. De grooten kunnen zich niet
voegen naar de kleinen, het is natuurlijk en af
doende, dat zij in eigen wereld een heerscher zijn.
Wat Bouwmeester's zuster, Mevrouw Mann, die
in haar kunst dichter bij ons staat, zichzelve op
legde: het aanpassingsvermogen en den goeden
wil om in het ensemble, waarvan zij ver de sterkste
was, het evenwicht te bewaren en de zwakkeren
zoo min mogelijk te overschaduwen, dat ware den
duvel van het genie toch nooit gelukt, ook al
had de groote Louis in i be an van den
dichter, u en da eerstand illen bieden a .i
het effect van zijn beminde en gevierde persoon.
Dat wij dien, den smaad van eeuwen gelijk een
Atlas torsenden Shylock in de werkelijkheid nu
nooit meer zullen zien Hoevele menschen
sterven er met den tooneelspeler inén ! Een
wereld gaat onder, die naar geen model meer op
te bouwen zal zijn. Hier, waar de gestalte ook
plastisch niet alleen zoo levend en compleet, maar
daarbij zoo onvergelijkelijk prachtig om naar te
kijken is geweest, missen wij meteen een nationaal
schilderij. Men zal de bezielde bontjas in de
Rem
Teekfiiing door B. van Vlijmen
De eikTgeveld ... Laten we niet opzien tegen
een gemeenplaats in deze dagen, waarin de volks
verbeelding treurt om wat koninklijk uitstak.
Aan de figuur van Louis Bouwmeester was niet
alleen geen zweem van banaliteit, zijn persoon
lijkheid maakte het gemeenzame bijzonder, het
versletene nieuw, ze verhoogde alle waarden in
haar eigen licht. In weerwil van de kolossale
populariteit, waarin hij zich wél gevoelde, behield
hij deze distinctie, die, zichzelf onderscheidend,
ook hetgeen hem omringde en betrof boven den
alledaagschen dag verhief in een sfeer van
romantischen eerbied. Van den grooten Louis" zal
men nog jaren gewagen, zonder dat deze samen
voeging aan inhoud, beteekenis en glans verliest.
Een grandioos Bohémien, doch hoe ver bleef hij
in zijn avontuurlijk bestaan van den Cabotin!
Zeevaarder had hij moeten worden, en zeevaar
der is hij ook aan den wal geweest, de zee van het
wisselvallige, onstuimige kunstenaarsleven weer
spiegelde zich in zijn vasten, naar onbereikbare
verten lichtenden blik...
Wanneer wij aan Bouwmeester terugdenken,
zal het niet minder aan dien bevoorrechten mensch
zijn, dan aan den begenadigden kunstenaar; ze
waren in ons, aan onafhankelijke figuren arm
land, een vrije, fiere eenheid, ontwassen aan de
wetten der burgerlijke conventies, zichzelf onder
alle omstandigheden, en zichzelf genoeg. De povere
vraag, die in de jaren omstreeks 1902 velen van
belang voorkwam: wie er bij het vertrek van Louis
Bouwmeester van het Leidsche Plein gelijk"
had, de tooneelspeler of de Raad van Beheer?
werd in de daaropvolgende jaren door den vol
bloed kunstenaar stilzwijgend beantwoord: Bouw
meester keerde nimmer naar den officiëelen
Schouwburg terug.
Eereburger van Nederland, zwervend als een
marskramer met zijn waar langs dorp en stad
van Stadskanaal naar Weenen, van Londen naar
Zwartsluis?vijfenzestig jaar was hij toen hij voor
de eerste maal aan het hoofd van een bij elkaar
geraapt gezelschap naar Ned.-Indiëtoog ! heeft
hij met achteloos gul gebaar gegeven wat zijn
persoonlijk bezit was, zonder zich om de cultureele
belangen der dramatische kunst voor het overige
te bekommeren, vreugde brengend als een trou
badour.
L
LCL'IS BOUVMEISlfR AIS ?H1LOCK