Historisch Archief 1877-1940
No. 2499
DE GROENE'AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
Egyptische Dans
KRONIEK VAN DEN DANS
xv
SENT M AI i ES A
Wanneer men zich de uiterlijke verschijning van
Oertrud Leistikow voor den geest roept, wordt
dat een herinnering aan de loome groote bewegin
gen van enkele vroegere dansen, aan het kleiner,
fantastischer rhythme van de latere reeks grotesken
en vooral aan het soepele, vloeiende spel der armen
dat haar zoozeer eigen is.
Voor Edith von Schrenck is de zuivere, volle
dige evenredigheid en harmonische ontwikkeling
der beweging karakteristiek, en de strenge voering
der lijnen, de gesloten vorm van den dans.
Sent Mahesa staat ongetwijfeld iets dichter
bij die laatste danseres dan bij de eerste, haar
beweging is streng getrokken, maar hoekiger,
haar dansvorm zorgvuldig opgebouwd, maar
minder melodisch; zij verschilt van beiden echter
vooral hierdoor, dat zij niet in de ruimte danst,
veeleer in een enkel vlak.
Bijna al haar dansen voltrekken zich op een
lijn, evenwijdig met het voetlicht, zij zou alles
kunnen dansen op een zeer ondiep tooneel; noch
Gertrud Leistikow, noch Edith van Schrenck
zouden daar meer dan een enkele dans van hun
repertoire kunnen doen gelden.
Die beperking strekt zich ook uit tot de be
wegingen zelf, die zich zelden of nooit naar voren
of achteren ontwikkelen, maar meest in hetzelfde
vlak en zijdelings gehouden worden, en relief.
De ruimte wordt niet gebruikt, zooals door andere
danseressen, die het geheele tooneel in diago
nalen of cirkels beheerschen en wier bewegingen
zich naar alle zijden ontwikkelen. Haar dans daar
om te veroordeelen ware onjuist: tenminste
een deel der Oostersche dansen voltrekt zich op
verwante wijze; dat Sent Mahesa zich echter
uitsluitend aan een en relief bewegen houdt,
beperkt haar wel.
Haar techniek is overigens zeer zeker: geen
hapering of onvaste lijn stoort; elke beweging is
eenvoudig en noodzakelijk, vult haar plaats.
Rijk geschakeerd zijn haar middelen evenwel niet.
Steeds weer treft het dat hier door beperking en
beschaafd kunstenaarsschap het meeste bereikt
wordt; de beheersching is volkomen, de ontroering
wordt niet hoog opgevoerd, maat' blijft altijd een
rustige zuivere vyaardeering die in haar beste
dansen tot innige bewondering stijgen kan.
De eigenaardigheden van Oostersch costmini,
Oostersche motieven en verbeeldingen zouden
Sent Mahesa vooral een decoratieve danseres
maken, ware hei niet dal men meer en meer een
neiging bij haar opmerkt om bepaalde gestalten
te verbeelden.
Men vroeg zich, voor men haar zag, vaak af,
of maskers, costuums en figuren ontleent aan
Oostersche sfeer en plastiek niet iets
tweedehandsch aan haar verschijning zouden geven,
men kreeg den indruk dat zij de gevaren van al
dit materiaal overwon en met zorgvuldige gebruik
making van haar uiterlijk, haar verwantschap
met deze oude wereld, haar technische mogelijk
heden, juist een waarachtige uiting vondt vuur
haar eigen persoonlijkheid en gaven.
In oudere dansen als Kaukasisches Tanzlied",
,,Belsazars Oastmahl", Mondgöttin", de drie
eersten van het Stadsschouwburg-programma
spreekt die persoonlijkheid weinig: men moest
Aïda", een profane Egyptische1 feestdans en als
zoodanig tegenhanger van een strenger hiërar
chische dans in het Tuschinski-programma, af
wachten om behalve de bekwaamheid ook de
kunst te waardeeren. Wat in zulk een betere dans
treft, behalve de sierlijke en gave bouw der
beweging, is moeilijk te definiceren. Men voelt
dat hier waarlijk een levende verwantschap
bestaat met de Egyptische symbolen, a! spreken
die niet opnieuw helder, maar veeleer als een vage
herinnering. Men voelt in een begin van
Korallenbatim" iets van een sprookjesachtig groeien onder
water, men voelt in een jachtdans, als Yaravi"
iets van het dierlijke en iets van het genot het dier
te jagen, beurtelings een vreugde over de schoon
heid van het beest, en een wreedheid in de handen
die het gaan vangen.
Twee maskerdansen doen vooral sterk vermoe
den dat men in deze richting nog meer verwachten
mag. Zij zijn het meest gestalten geworden en
stijgen het hoogst boven het decoratieve; er mag
aan herinnerd worden dat ook Gertrud Leistikow's
grotesken tot haar beste latere dansen behooren.
Hier zijn het dan een dans met gouden
godenmasker en een andere met een groot wit masker.
De eerste dans heeft de.driedeeling, die men ook
bij de maskerdansen der primitieve volken vindt,
en die, a! is het dan in anderen vorm, ook bij b.v.
de Javaansche dans behouden bleef: de voor
bereiding en aanvaarding, daarna de aanname
van het masker en daarmee de belichamen van
den geest of godheid, en tenslotte de zuiverende
concentratie, de aflegging van het masker, het
uittreden.
Van deze ritueele vorm, die naar de danseres
zelve meent, bij haar geheel onbewust ontstaan
is, gaat een andere sfeer uit dan van een
maskerdans als b.v. Gertrud Leistikow's oldcne
Maske", die een plotselinge verschijning is.
Zonder hun beteekenis te vergelijken - - afge
scheiden van deze indeeling hangt die nog altijd
van de gaven van de danseres af treft deze
driedeelige vorm als rijker: men heeft de tegenstel
ling tusschen danseres, plotseling opgeroepen
geest en korte slotceremonieel, wat meer mogelijk
heden biedt en zuiverder is dan de enkele fantas
tische verschijning.
Waar deze hier optreedt, in du tweede
maskerdans, Der Unselige eist",is het meer een symbo
lische verschijning: een onzekere, weifelende oude
wijsgeer die bij elke beweging reeds weer overweegt
of ze juist is,"een twijfelende geest die nooit zalig
wordt omdat hij geen drie schreden in eenzelfde
richting zetten kan, een verslagen mensen die van
aarzeling en eenzijdig denken over al te veel
mogelijkheden tot geen enkele daad komt.
Wij zullen Sent Mahesa een komend seizoen
waarschijnlijk terugzien, allicht met andere
dansen. Er zal dan gelegenheid zijn om terug te
komen op de vraag in hoeverre dansen, verwant
met oud ritueel, beteekenis voor ons hebben in
dieperen zin. Eveneens of dergelijke gestalten zich
eigenlijk niet uit den groepsdans naar voren
moesten bewegen, want ook bij deze danseres
treft een neiging tot den groepsdans, de panto
mime, het grooter verband.
Men vraagt zich telkens weer af, of in zulk een
dans-programma niet iets onnatuurlijks ligt: of
de dans niet veeleer haar oude sfeer van feest of
plechtigheid moet terugzoeken, of de solo-danseres
in haar tegenwoordige!! vorm niet een verschijning
is zonder duurzame redenen van bestaan? Een
voor-danser is geen solo-danser; de ontwikkeling
van de laatste jaren doet steeds meer groepen met
voor-dansers, steeds minder solo-dansers ver
schijnen en daarmede toont zich een opvallend
verband met de oude ballet- en andere
dansBedouïnendans
Kunstzaal De Rietvink"
J. A. A. M. VAN ES,
WASSENAAR
Permanente tentoonstelling van schilderijen.
vormen.
BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN
Bingham & Lugt * Slepersvest l - Rotterdam
W i: u u M i: u s H r N i \ d
Boekbespreking
HELENE SWAHTII. Dagen. Eenzamen.?Epi
soden. Amersfoort z.j. G. J. Slothouwer.
Natuurlijk, je kunt alles recenseeren. Het zou
ook heel goed mogelijk zijn, aan deze lieve ver
haaltjes een gemoedelijk praatje te besteden, met
wat aanmoedigende woordjes en wat gereser
veerde goedkeuring, en maar kalmpjes te doen,
of er geen andere Helene Swarth bestond; die
Helene Swarth, van wie Kloos getuigde, dat zij
het zingende Hart van Holland" was, die Helene
Swarth, aan wie Van Deyssel, in zijn schaarsche
beschouwingen over poëzie, een van zijn meest
bewonderende kritieken wijdde; de Helene Swarth,
die gezongen heeft van ,,'dc heilige, onsterflijke
sterren", de dichteres, die de hartstochtelijke
bewogenheid van haar ziel heeft uitgeschreid in
zoo menig lied, dat leven zal voor altijd. Maar als
men wel bedenkt, dat die andere Helene Swarth
er ook nog is, dan doet men maar beter met over
dit proza te zwijgen, uit eerbied voor de dichteres,
en aan een psychiater over te laten, om het ver
band tusschen beide kunstuitingen te bepalen.
Jlir. JOIIAN GRAAI-'I.AND. V Uil tOCIl ('11 tlldllS.
Heijthuijsen. (L.) z.j. Drukkerij J.
Beijnsberger en Zonen.
Jhr. Graafland vertelt in de korte inleiding tot
zijn boek, dat hij tijdens de mobilisatie om ver
veling en verlatenheid te verdrijven er toe kwam
om te schrijven". Deze mededeeling is niet geheel
overbodig: bij sommige van deze schetsen en
novellen kan men zich afvragen, waarom ze
eigenlijk geschreven werden, omdat de
kimstenaarsdrang, de drang tot scheppen al te klaar
blijkelijk afwezig was. Dan moet de rhetorica
van den dilettant bijspringen, niet de oude
rhetoriek, maar de nieuwe, de rhetoriek van '80,
de al weer tot clichégeworden woordvormen en
wendingen, de al weer stereotiep geworden,
verstarde schijn-ziening van de eens levende
visie.
Toch, in de beschrijvende gedeelten van zijn werk,
heeft de auteur wel betere momenten. De schetsen
Op den toren van Rijsbergen" en
Avoudgrienden" bijv. zijn meer dan het werk van een dilet
tant. Het in verhaalvorm opgezette werk heeft
weinig waarde; het beeldende vermogen, dat de
schrijver daarin ontwikkelt, is te zwak om er
iets mee te kunnen bereiken.
H H R M A N MIDDEN n o K p
PAST STALEN RAM EN TOE
VAN DE
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT.
SPECIALITEIT: VERZINKTE STALEN RAMEN.