De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 2 mei pagina 2

2 mei 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2499 JACQUES RIVIÈRE (1886?1925). Geen volk dat meer prijs stelt op zijn geestelijk leven als een atmosfeer waarin het ademt en zijn bestemming zich tot bewustzijn brengt, dan het Fransche in deze laatste jaren. Het is om er jaloersch van te gaan worden en de eigen geestelijke armoede dubbel en tiendubbel te gaan gevoelen, wanneer men hen al hun geestkracht in beweging ziet stellen om het vlottende en voorbijgaande van hun intellectueele leven te fixeeren in kri tieken, portretten, gesprekken en al die hulp middelen welke men tegenwoordig bezit om het gesproken woord levend te bewaren. Maar grootsch en die uitdrukking is niet overdreven mag de manifestatie worden ge noemd, wanneer een der dragers van de ziel van een volk op zijn tocht door het leven onvoorziens uitvalt door een slag van het lot, en de overblijvenden als teeken van hun rouw, als getuigenis van hun gemis zich geroepen voelen om den doode in hun herinnering te doen herleven, als wilden zij hem dat nog schenken wat hem zoo wreed werd ontrukt. Tweemaal heeft het tijdschrift der jongeren, la Nouvelle Revue Franfaise, een huldiging op touw gezet, de eerste maal bij den dood van Marcel Proust, thans bij het smartelijk overlijden van Jacques Rivière, den zorgzamen directeur der revue; beide malen is er een monument tot stand gebracht, maar ik zou bijna zeggen dat dit laatste in memoriam van een afgesneden loopbaan tot het treffendst behoort dat een groep van mannen, bijeengekomen ter herdenking, kan vereenigen. Het is een deel van zeker meer dan een paar honderd opstellen, op meer dan vier honderd dichtgedrukte pagina's in 8°dat ons ter hand wordt gesteld, en het bezit ondanks de verscheidenheid van zijn auteurs, een eenheid van geest en at mosfeer die weldadig aandoet en maakt dat men zich te midden der massa papier waarlijk direct thuis gaat gevoelen, als had men een geestelijk vaderland gevonden. Van waar die indruk? Zeker in de eerste plaats is hij een gevolg van de persoonlijkheid van den man, te gelijkertijd zeer sprekend en toch ook zeer bedeesd van aard, zoodat zij moeite had zich te toonen, maar die indruk is tevens, en niet in de laatste plaats, te danken aan den tact en de gevoeligheid van de vrienden, zijn vereerders, die hem in zijn volle eigenaardig heid, en niet anders dan zoo, wilden erkennen. Op die wijs is een boek tot stand gekomen dat ons tot het hart van Frankrijk voert. Het is een ding van waarde. Men bladert er in heen en wér, en meer en meer is het opvallend, dat, wat het boek vult tot boorde toe, geen banaal vulsel is waarop men zijn tijd verliest, maar een gewichtige bijdrage tot de kennis van het land in onzen tijd. Men gaat er midden door het leven; het is niet van afgeloopen tijden dat het spreekt, maar van een afgebroken loopbaan, die door haar belofte naar de toekomst wijst, en, door wat ze reeds heeft gegeven, den waarborg verschaft van een echte mannelijkheid. Hoe verfrisschend is, in de openingsbladzijden, het debuut van het kameraadschap der jeugd te Bordeaux in de laatste gymnasiumjaren en bij het begin van de studie ! De nieuwe vakken van rhetorica en philosofie waarvoor men staat bij het ontvangen onderricht, geven een uitzicht op de onbekende wereld van het geestelijk leven, waarin men zich gaat wagen. Voor den jongen Franschman kon het een zeer gewichtige periode van zelfbeproeving worden, men herinnere zich uit het eerste deel van Taine's briefwisseling zijn brie ven aan Prévost Paradol met hun pijnlijk onder zoek van de eigen geestgesteldheid. Bij ons is het meestal het geloof aan overge leverde leerstukken dat dan zijn proef van be stand of onbestand moet afleggen, daarvan is in Frankrijk ook wel sprake, maar het zijn toch meer algemeen de geheele geesteshouding en de plannen voor de toekomst die ter sprake komen. Rivière was in een gezin opgevoed dat het streng hield met de leer en de zeden, hij had neergezien op de menschen die buiten de lijn gingen, nu op zijn zestiende tot achttiende jaar en nog daarna begon hij zijn crisis van groei te doorleven. Hij herinnerde zich te goed zijn gemoedstoe stand van vroeger om niet te kunnen treden in het gevoel van anderen die thans hem minder zouden rekenen, zoo hij de overgeleverde ideeën opgaf. hij vreesde een bekentenis aan den vader dien hij liefhad en het ging hem te gelijkertijd zeer na aan 't hart, wanneer hij tegenover hem als een huichelaar zich moest gedragen. ;* Aandoenlijke documenten zijn die jeugdbrieven van teedere gevoeligheid voor de onontwijkbare verwarringen van het bestaan, maar zij missen daarom niet hun trots. Ik moet me nog stil hou den, klaagt de jonge Rivière en toch met dit al kan ik niet anders dan met alle krachten van mijn ziel te haken naar het oogenblik, waarin ik den menschen die ik liefheb zal verschijnen in al de kracht van mijn waarheid, ,,oti j'apparaitrai d ceux que i'aime dans toute la fora- de ma vérité." De waarheid \ doorgevoerd tegen alle beden kingen in, even goed tegenover alles wat hem anders het liefste zou zijn, en tegen de neigingen van het eigen hart, dat is hem de hoofdzaak. Hij vraagt aan het leven geen geluk; het is niet een trein die naar zulk een station leidt: ,,Bonlieur, tont Ie monde descend." Er is een kern dien hij wil proeven om 't even of hij bitter is of zoet. De lectuur van Maurice Barrès heeft hem op dien weg gebracht. Eerst dacht hij dat hij hem wel aan kon en dat het zwakke punt in zijn re deneeringen en constructiën gemakkelijk te vinden zou zijn, maar in den grond der zaak heeft Barrès het idee gegeven van het definitieve scepticisme dat aan zichzelf twijfelt. Er is een stemming over hem gekomen die alles onderzoekt naar zijn ge halte van mogelijke waarheid. Kan hij zichzelf vertrouwen? Hij heeft de'hulp van zijn vrienden noodig, die hem waarschuwen wanneer hij een pose van overtuiging, een masker van verzekerdheid wil aannemen. K En bij dit alles, bij die verfijning van twijfel, bij het opgeven van alle idee van geluk, bestaat er bij Rivière een sterk hechten aan het leven. Te leven, te genieten van de oneindig wisselende verscheidenheid en daarin op te gaan en daarop met zijn gedachten te antwoorden, dat is hem de kostbare inhoud dien men niet mag vervreemden. Mocht dus een vriend hem zijn verlangen naar den dood melden, Jacques Rivière staat dadelijk met geveld wapen op post. Oh, je t'en supplie, ne négligépas cette confiance d'un instant en la !vie... .Encore une fois," herhaalt hij, je t'en supplie, mon ener petit désire la vie, desirela dans sa plenitude et dans sa profondeur? Nog een paar jaren gaan voorbij; de figuur van Jacques Rivière, zonder intiem van aard te ver anderen, wint aan consistentie, zijn invloed op anderen, zijn mate van actie neemt toe. Hij heeft zich meestal op een zekeren afstand van zijn om geving teruggetrokken en van daar beheerscht hij haar, of liever hij geeft den indruk als wilde hij haar beheerschen, want inderdaad, laat hij vrij heid aan anderen. Maar hij is de man van wien men leiding ver wacht en die overtuigd is dat hij haar in de toe komst zal geven. Het ontstaan van den oorlog komt tusschen beide. Rivière hoort in Augustus 1914 tot een eerste groep van krijgsgevangenen. Drie jaren is hij in Duitschland geïnterneerd geweest, daarna om der wille van zijn gezondheid naar Zwitser land geëvacueerd. Het zijn beproevingsjaren, welke hij voor zijn geest en zijn karakter vruchtbaar heeft weten te maken. Hij had de behoefte voor anderen iets te wezen, hij wilde van dienst zijn en dienen, en heeft gediend. Zoo heeft hij de groep van zijn medegevangenen aan zich verplicht door voor hun geestelijk onder houd te zorgen en hun uit de bladen te zijner be schikking op de hoogte te brengen van den Duitschen toestand; voor zichzelf trachtte hij ook naar juiste inlichtingen en zocht naar een voor stelling van den vijandelijken geest die tegen Frankrijk heerschte. Het is hem dan later gegeven geweest in intellectueele kringen een gematigd oordeel over de Duitsche houding te verbreiden. Eenvoudig door den groei van zijn gedachten, die met hem bij zijn tweede jeugd hun vollen wasdom gingen bereiken, is Rivière niet zonder medewerking van AndréOide in 1919 tot direc teur gekozen van de Nouvelle Revue Fratifaise. Daarmee is hij een van de voorname woord voerders van Frankrijk geworden, want hij heeft zich met hart en ziel aan zijn taak gegeven, nooit uitbundig, altoos overlegd, wetend hoe ver hij kon gaan, een vaste steun, hij met zijn onrustig zoekenden geest, voor degeen die op hem vertrouw den. Hij kende den weg die voor hem lag. Geen oogenblik dacht hij er aan een eindstation te hebben bereikt. Degeen die met hem gingen hadden nog een mooien, afwisselenden toer met hem te maken, want geestelijk Frankrijk bezat een over schot van rijkdommen, waaronder het zich niet mocht gaan begraven, maar waaruit het nieuw leven moest putten. Kersen Pralines Bijzonder- frissch mfiename smaak ?^ r' _*?» Was er sprake van een nieuwe geboorte, even als bij het einde der Middeleeuwen een nieuwe geest was gevaren in gebeenten die ten doode schenen opgeschreven op een der kerkhoven, waar de kerkelijke fantasie der 15e eeuw liefst haar beelden zocht? Of was er een herleving denkbaar als op liet eind der 18e eeuw toen de oude vormen en formules, romantisch in een bad van gevoel en hartstocht een nieuwen adem over zich voelden heengaan? Of was er in de diepte van den menschelijken geest een geniale ader geraakt, die op eenmaal een licht zou ontsteken, zooals in En geland toen daar de goddelijke jongeling rond wandelde en de Muze zijn schatten over de aarde rondstrooide?.... Hij, Jacques Rivière, peinsde misschien over dergelijke vragen zonder in zijn terughouding de wereld tot zijn vertrouwde te maken. Hij was ver moeid onder zijn taak, want niet alleen was het dat hij de groep van zijn medewerkers had te lei den en tevreden te stellen, maar hij moest even goed voor zich zelf zorgen, dat hij, op den uitkijk naar al wat in de ruimte der geestelijke wereld voorviel, actief en energiek ingreep waar een positie was te handhaven of een post was te ver overen. Het was niet het oogenblik van heden dat zijn zorg vroeg, maar het was de dag van morgen dien hij wilde kennen en meester blijven voor zoo ver noodig. Hij kon niet van zijn post weggaan, hij liet zich niet wegroepen. Toen wenkte hem de magere scharminkel. Hij wilde niet. Eens had hij den dood uitgedaagd het tegen hem op te nemen, wanneer hij z.elf niet wou. Hij verzette zich, hij zag zijn vrienden aan zijn ziekbed komen, alsof ze hem wilden en konden steunen in zijn strijd en voor niemand is vuriger gebeden dan voor Jacques. De levensdraad echter werd afgesneden. W. G. C. 13 N' v A N c K de meest volmaakte wagen. AUTO-CENTRALE - HAARLEM NIEUWE UITGAVEN \'<>lkenboiulsvi'rilra<i (met protocol van enève 1924) Statuut van het Internationaal Gerechts hof en Internationale Arbeidsorganisatie, tekst uitgave met aanteekeningen en bijlagen, bewerkt door Dr. J. H. W. VERZIIL, hoogleeraar te Utrecht. Tweede druk. Zwolle, W. E. J. TJEENK WILLINK. Nederland en Indonesië, rede op den stamdag van het Algemeen Nederlandsen Verbond den 27en Maart 1925 te 's-Gravenhage uitgesproken, door RADEN MAS NÜTO SOEROTO. 's-Gravenhage. N.V. Adi-Poestaka." Koninklijke Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER &Co. DEN HAAQ AMSTERDAM ARNHEM Internationale Verhuizingen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl