De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 2 mei pagina 6

2 mei 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2499 AMSTELODAMUM Het genootschap Amstelodamum bestaat een kwart eeuw. Vijf en twintig jaar heeft het ge tracht na te streven wat in de statuten wordt genoemd de bevordering van de kennis van het verleden en eden van Amsterdam. Of het in dat streven geheel is geslaagd, mogen anderen beoordeelen. Maar dat een genootschap, dat een zuiver ideëel doel beoogt en zijn leden geen enkel tastbaar materieel voordeel aanbiedt of belooft, thans ongeveer twaalfhonderd leden telt, is zeker wel een factor van slagen, waarop met nadruk mag worden gewezen. Dat Amstelodamum een plaats in het Amsterdamsche leven is gaan innemen, kan zijn voorzitter zeker wel constateeren zonder aan onbescheiden verhoovaardiging schuldig te staan. Men zou reden kunnen hebben zich te verwon deren, dat een genootschap als Amstelodamum niet reeds veel eerder is opgericht. Immers belang stelling voor verleden en heden van de groote stad is er gelukkig altijd in Amsterdam geweest; niet alleen de geschiedenis, maar ook de geschiedschrij ving van Amsterdam gaat eeuwen terug. Reeds omstreeks 1500 stelde een Amsterdammer, wiens naam, beroep en leven ons onbekend is, een histo rische beschrijving op van zijn stad dat is de be kende of liever onbekende Anonymus, wiens kroniek achter Pontanus is te vinden. En sedert hebben zeer velen zijn voorbeeld gevolgd: Pontanus, Fokkens, Von Zesen, Dapper, Domselaer, Commelin, Wagenaar, Van de Vijver, Ter Gouw om van de levenden te zwijgen zij hebben de ge schiedenis van Amsterdam beschreven op hun wijze, naar de gegevens en ook naar de inzichten van hun tijd. Zeer talrijk zijn ook de monographieën, vooral in lateren tijd aan de geschiedenis van Amsterdam gewijd; de lijst alleen der tijd schriftartikelen over onze stad beslaat in het be kende repertorium van Petit kolom na kolom. Een bibliotheek over Amsterdam en zijn geschie denis is een boekerij op zich zelf. Maar dat niet alleen. Amsterdam is niet alleen historisch een der belangrijkste centra van Ne derland, maar ook aesthetisch was het lang een der schoonste steden van ons land; van dat stadsschoon ging wel veel in de praktische nuch terheid van den modernen tijd verloren, maar zeer veel is toch gered en behouden. Het algemeene aspect der stad was en is nog altijd zeer aantrek kelijk. Geen wonder, dat de rechtgeaarde burger van Amsterdam ingenomen was met zijn stad en met trots haar prachtige grachten aanschouwde. En geen wonder ook, dat deze heerlijke stad met haar haast eindelooze variëteit van schilderachtige stadsgezichten de kleurgevoeligen en de Hjngevoeligen noopte haar in beeld vast te leggen en te vereeuwigen. Bij honderden worden de schilderijen geteld, waarop Amsterdamsche stadsgezichten zijn afgebeeld; haast in alle musea der wereld zijn zij te vinden. Duizenden teekeningen hebben het Amsterdamsche stadsschoon vastgelegd van alle perioden en eeuwen. En haast talloos zijn de prenten, die het uiterlijk en de geschiedenis van Amsterdam in beeld brengen. Stellig is er geen stad in Nederland, die zoo dikwijls en ook zoo voortreffelijk is afgebeeld als Amsterdam. Men zou dus zeggen, dat er in Amsterdam reeds lang vóór 1900 de stof aanwezig is geweest voor een vereeniging voor de kennis van heden en ver leden der stad. Dat die materie zich niet heeft geconsolideerd in den vorm van een genootschap, kan door verschillende omstandigheden worden verklaard. Zeer lang heeft het geduurd, voordat de menschen tot het bewustzijn zijn gekomen, dat verleden en heden niet door een hoogen muur zijn gescheiden, maar zonder afscheiding en soms haast ongemerkt in elkander overgaan. Dat de historische ontwikkeling niet ergens in het ver leden afbreekt, maar tot op dezen dag doorloopt, dat er een onverbreekbare eenheid is in historie en leven, daarvan was men zich lang niet duidelijk bewust. Wat Amsterdam in het bijzonder be treft, kwam daarbij, dat sedert het midden der negentiende eeuw het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap met groote toewijding ook de ge schiedenis van Amsterdam in haar zeer geva rieerde uitingen en bonte verscheidenheid van verschijnselen binnen het terrein van zijn onder zoek heeft betrokken. Voor Amsterdam en zijn geschiedenis werd dus wel degelijk, zij het niet systematisch, gezorgd. Amsterdam is in zijn verleden en heden van zoo rijke ontwikkeling en van zoo rijpen groei, dat een vereeniging speciaal voor de bestudeering van het historische leven van onze stad alle reden van bestaan had. Zij werd dan ook opgericht, zoodra de volheid der tijden daar was, in het laatste eeuwjaar. Drie mannenjdeelen de eer van tot de stichting van Amstelodamum de handen te hebben ineengeslagen: D. C. Meyer Jr., de kunstzinnige koopman, die de geschiedenis van zijn stad kende als zijn hand;jA. J._M.^Brouwer Teekening voor de Groene Amsterdammer" door B. van Vlijmen E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25b" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 Dr. JOH. C. BREEN Ancher, die vooral de middeleeuwsche geschiede nis van Amsterdam heeft onderzocht; mr. W. R. Veder, de toenmalige archivaris der stad. Van dit drietal is alleen de laatste nog in leven. Maar naast de drie stichters moet vooral worden genoemd Veder's opvolger als stadsarchivaris, dr. Joh. C. Breen, die van den aanvang af be stuurder van Amstelodamum is geweest. Met het genootschap viert hij dus zijn zilveren jubileum. Het is voor de geregelde ontwikkeling van Amstelo damum een geluk geweest, dat de groote kennis en de rustige bezonkenheid van dr. Breen altijd aan het stuur hebben gestaan. Te midden van de af wisseling der bestuursleden bleef dr. Breen een kwart eeuw trouw op zijn post. Zijn functie in Amstelodamum is te vergelijken met die van onze oude pensionarissen, die bij alle mutatie in de regeering lange jaren aanbleven. Zij waren de dragers der traditie; zij hadden de rijpe ervaring van een lange ambtsvervulling; zij zetten zoo de wijsheid der geschiedenis om in den bezonken raad voor de toekomst. Men heeft dr. Breen wel eens de stille kracht van Amstelodamum genoemd. Dat zij zoo, mits men dan ook den nadruk legge op het substantief en zich goed rekenschap geve van die kracht, die in allen eenvoud veel tot stand weet te brengen. Wij spraken van de ontwikkeling van Amstelo damum. Die is er, zooals met alle dingen van deze wereld, in het genootschap inderdaad geweest. Een gezonde en voorspoedige groei weerspiegelt zich in een geregelde toeneming van het ledental, dat thans tot twaalfhonderd is gestegen. Dat feit alleen wijst niet alleen den groei, maar ook het veranderd karakter van het genootschap ten duidelijkste aan. De oorspronkelijke bedoeling der stichters was vooral een werkvereeniging met een betrekkelijk klein getal leden; van die be doeling dragen de eerste jaarboeken van Amstelo damum duidelijk het merk. Uit de werkveree niging is langzamerhand gegroeid een genootschap, dat breedc kringen van Amstels bevolking binnen zijn organisatie heeft getrokken. Het wetenschap pelijk karakter is behouden, maar daarnaast is vooral gewerkt op het opwekken van de belang stelling voor verleden en heden van onze stad. Amstelodamum beoogt verleden en heden van Amsterdam te leeren kennen en te doen kennen. Dus is zijn taak tegelijk verdiept en verruimd. Zoo neemt Amstelodamum op zijn zilveren feest een geheel eigen positie in in het opstrevende leven van het huidige Amsterdam. H. B R u (i M A N s Boekbespreking 'I hèNe\v Decalognc of Science, by A I b e r t E d w a r d W i g g a m. London and Toronto, J.'M. ent and Sons. 1925. Prijs / 5.25. Dit boek is de samenvatting van een reeks i.pstellcn, die in 1922 in de Century Magazin" verschenen zijn, eindigend nut ten gedathtenwisseling tusschen Bemant Sln.tt' en dm schrijver. Ook deze correspondentie is in het boekopgenomen. Reeds als tijdschrift-artikels hadden de opstellen van Wiggam de aandacht in Amerika tn in Enge land getrokken. Biolc gen van naam als E. ConUin, K. Pearl, een eugeneticus als Leonant Danvin hebben er zich niet slechts in zeer gunstigen zin over uitgelaten, maar koesteren cok verwachting omtrent den invloed die van deze geschriften uit zal gaan. Wil men tegelijkertijd doel en bcteekenis van dit werk samenvatten, dan is het te beschouwen als een poging om eerbied voor wetenschappelijk onderzoek ingang te doen vinden bij de gemeen schap en haar leiders. Alle hoofdstukkcVziin ti.t de Staatsleiders gericht. Zijne Excellentie-" -die nooit gehoord heeft van de duizenden boekdeelen over onderzoekingen omtrent het Leven ? wordt hard onderhanden genomen. Dj gehee-Ie inhoud van het boek is een dringend en vaak boeiend betoog, de wetenschap niet alleen door het staatsbestuur te laten regelen, doch dat be stuur zelf te doordrenken met den zuurdeeseni van het wetenschappelijk denken. Het nieuwe. natuur-wetenschappelijke inzicht schept een nieuwe idëen-wereld. De opvoeding moet dus in nieuwe lijnen gaan. Doch wat baat het, wanneer men jonge menschen door vrij onderzoek aan de universiteit de oogen opent, terwijl ze in hun omgeving onwaarheden ten opzichte van het leven hooren: Men ziet ze in drommen van miilioeneii door onze scholen gaan, dappere, zuivere, onbe dorven kinderen met open oogen gereed de wereld te aanvaarden wij zijn het, die dezeopen geesten sluiten, hun leeren tot partijgrocpen te benooren, het leven naar geloofsstellingen te taxeeren het ruimhartig streven in conventioneelen vorm te gieten, de ganzenstap aan te nemen die op een gegeven oogenblik het best bij de godsdienstige, «economische en politieke belangen van den tijd past!'. En elders: ,het grootste gevaar (Excellentie) is, dat ge voortgaat, alsof er niets in de wereld gaande is. Gij doet, alsof het (.enige verschil tusschen dezen tijüen voorafgaande tijden enkele uitvindingen zijn om geld te maken. Het schijnt U ontgaan te zijn, dat wetenschap en natuur-phih'sophie de mogelijkheid vooreen nieuw soort leven, voor nieuwe zedelijke, geeste lijke, sociale en politieke waardin geopend heb ben". Maar wat kan men verwachten van een staatsbestuur, elat voor 50 procent niet eens ten ,,Highschool"(H.B.S.) heeft afgeloopen?" (p. K 8). Alleen een samenwerking van occom mist, bioloog en statisticvis kan volgens Wi^um dede gemeenschap van den ondergang redden. Hij geett tal van voorbeelden, hce averechts verkeerd de staathuishoudkundige zonder medewerking van dize anderen te werk gaat. Dat men er in de Vereenigde Staten niet kunt niet verbetering van oecon<>mi:che verhoudingen alleen Wi^uin is niet de eerste, die de wonde plekken aanwijst. Het spreekt van zelf, dat de schrijver een vurig eugeneticus is. Do vraag houdt hem v< ondurend bezig, wie- in de niiHii.ei en-bevolking de voort brengers van de toekomstige geslrclUen zullen zijn. Eugenetica is niet slechts een pn gramnia liet beteektnt een verandering in de persp^aieviii der beschaving". Onder de nieuwe' geboden, die de moderne tijd naast de- nu y.aïcl'.e K-1-.ouvt te aanvaarden - Wiggum noemt er een aantal meet ook deze zijn: Gedraag u tegenover ?-e'no renen en ongeborenen, zooals gij zotidi v.iHeii dat zij y.ich tegenover u gedroegen". Dat Wiggam, die niets wil weten van een invln.d der omgeving op de erfelijke samenstelling van toekomstige geslachten, in strijd koir.t nut be wonderaars van dm pliilosoof Bei'^tm. in het bijzonder met Bemant Slum1 --'is /.eer be grijpelijk. S/Kiie's Back ft iVUtlitiselah" is geheel op Lamarckiaaniche voorstelling < psebi uwd ui dit geeft juist aanleiding tot de hierboven gm< cmde vernuftige pinnenstrijd tusi.chen beide schrij vers. Vrij van overdrijving zijn dergelijke' hikken nooit, maar de' Dciulofciu' ui Sih'iue bevat naast enkele ove-rln dige uiteenzettingen, e-en gr> ..te ken! van waarheid, die telkens in pakkmeL- ivtoi.gtrant wordt i.nthuld. M. A. v A N 11 i; K w i; R i> i: N. O I-DO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl