De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 9 mei pagina 15

9 mei 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Nu. 2500 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 EEN VOLKSMUSEUM VAN NATUURLIJKE HISTORIE door Dr. C. KERBERT, Dir. van het Kon. Zool. Gen. ,,Natura Artis Magistra". Alle hoofdsteden van West-, Midden- en NoordEuropa kunnen wijzen op goed georganiseerde en doeltreffende Natuurhistorische Musea, de hoofdstad van Nederland daarentegen kan slechts bogen op een zoodanig Museum in wording". Ofschoon in de zeventiende eeuw reeds in het bezit van particuliere verzamelingen, zooals die van Jan Swammerdam, van den Hoogleeraar aan de Doorluchte Schtol" Frederick Ruysch, en in de achttiende eeuw die van Albert Seba, werd Am sterdam eerst in 1810 met een Zoologisch Museum verrijkt, het vroegere Cabinet d'Histoire Natu relle" van Koning Louis, dat zeker eene toekomst beloofde en onder Directie stond van den Hoog leeraar aan het Athenaeum Illustre Reinwardt. Toen Reinwardt in 1814 als Directeur tot de zaken van Landbouw, Kunsten en Wetenschappen op Java en naburige eilanden" naar Indiëvertrok, bleef hij Directeur van 's Lands Kabinet van Na tuurlijke Historie, gevestigd in het Trippenhuis te Amsterdam. Behalve de merkwaardige ver zameling van Reinwardt, bevatte dit Kabinet buitendien de belangrijke collectie van den Amster dammer C. J. Temminck, die later als Directeur van 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie te Leiden" Reinwardt opvolgde, nadat bij besluit van Koning Willem I d.d. 9 Aug. 1820 dit Kabinet voor Amsterdam verloren was gegaan en naar Leiden verplaatst, om zooals luidde, te strekken ten dienste van het onderwijs", blijkbaar van het Hooger Onderwijs. Nauwelijks is te verwachten, dat de mannen van het begin der negentiende eeuw in ons land eenigszins ruimere inzichten zouden hebben ge koesterd. Eerst in de tweede helft der negentiende eeuw begon het inzicht te rijpen, dat Musea van Natuurlijke Historie nog wel eene andere, meer veelzijdige taak te vervullen hadden dan de be hartiging der belangen van het Hooger Onderwijs alleen. De bovenbedoelde Musea zijn dan ook volkomen afgescheiden van het Hooger Onderwijs, gevestigd in de centra des lands, waar de hoeveelheid der belangstellenden grooter is dan in de provincie steden en waar het intensief verkeer, veroorzaakt door scheepvaart, handel en industrie voortdurend menschen van elders doet toestroomen. De bekende Amsterdammer, O. F. Westerman, een der stichters van het Genootschap Natura Artis Magistra" zag dan ook terecht in, dat het verlies voor Amsterdam, veroorzaakt door de ver plaatsing der verzamelingen van Reinwardt en Temminck naar Leiden, zoo goed mogelijk moest worden hersteld. Reindert Draak, een leerling van Temminck en Suppoost aan het Burgerweeshuis had op een der zolders van dat Weeshuis eene bezienswaardige natuurhistorische verzameling bijeengebracht voor velen uit den aard der zaak niet toegankelijk. Westerman steunde Draak in zijne pogingen, om dit kabinet eene meer doeltreffende huisvesting te verleenen en wel in een der lokalen der voor malige Nieuwe Stads-Herberg" aan de Plantage Middenlaan, hoek Prinsengracht, dus ter plaatse, tegenwoordig ingenomen door den linkervleugel van het Gesticht St. Jacob. Na de stichting van het Genootschap in 1838 werd het Kabinet-Draak door het Genootschap aangekocht en vormde toen een der grondslagen der Zoölogische Musea van Natura Artis Magis tra". Dit Kabinet werd later zoodanig uitgebreid, dat de talrijke voorwerpen over vier verschillende gebouwen verdeeld moesten worden. Buitendien werden in 1892 de zoölogische collecties der Ge meente Amsterdam (waaronder de verzameling der bekende Siboga-expeditie enz.) met die van het Genootschap vereenigd en toen onder directie gesteld van den Hoogleeraar Dr. Max Weber, thans van Dr. L. F. de Beaufort. In navolging van andere Musea zijn de gecom bineerde verzamelingen in twee hoofdafdeelingen gesplitst, namelijk in eene wetenschappelijke" collectie, uitsluitend van belang voor den zoöloog of natuurhistoricus,en injeene Toon-verzameling", zooals van zelf spreekt, ook op wetenschappelijke wijze ingericht, voor den ontwikkelden en belang stellenden leek, die zijn biologische kennis wil ver rijken of eene ruimere opvatting verkrijgen van het zoo rijke leven in de natuur. Op oordeelkundige wijze kan dit laatste zeker worden bereikt. Een Zoölogisch of Natuurhistorisch Museum toch is niet meer eene aaneenschakeling van meters hooge kasten, volgepropt met opgezette dieren, die slechts den indruk kunnen wekken, dat de aarde bevolkt is met een onnoemelijk aantal leven de wezens wier lijken of opgezet óf opgeprikt óf op sterk water" be waard kunnen worden. Een Natuur historisch Museum behoort eene instelling te zijn, waar de voorwer pen der natuur op uitgezochte en leerzame wijze dienstbaar worden ge maakt aan de vermeerdering van kennis onder leeken en aan de geeste lijke ontwikkeling van het volk. Meer dan ooit bestaat hieraan be hoefte, want het onderwijs in de kennis der levende natuur op de lagere scholen laat nog wel te wenschen en niet alleen onder de arbei ders maar ook onder de werkers in andere kringen der bevolking bestaat gelukkig meer dan ooit de begeerte, om in hun vrijen tijd de leemten aan te vullen, waarin de school en de omgeving maar al te vaak zijn tekort geschoten. Het doel der hervormde Musea zij dus niet alleen onderzoek door zaakkundigen", maar tevens onder wijs aan de leeken". Om in deze richting een begin ook voor meer omvangrijke plannen te maken, wordt de vroegere Collegezaal voor Zoölogie in het Aquariumgebouw inwendig verbouwd en ingericht tot een grootsch Dio rama, dat eene voorstelling zal geven van de levensgemeenschappen van planten en dieren, zooals deze b.v. bestaan aan het Zwanenwater" bij Callantsoog en aan de Muije" op Texel, duinterreinen met zoetwaterplassen en vergezichten op de Noordzee. Toevertrouwd aan de bekwaamheid van den Praeparateur, P. L. Steen huizen, en aan de artistieke gaven van den kunstschilder W. G. F. Jan sen, belooft dit Diorama zich te zullen ontwikkelen tot eene leerrijke biologische groep, de meest uit gebreide tot heden in Natuurhisto rische Musea tentoongesteld. Dit Diorama zal tevens een monument zijn, gewijd aan de nagedachtenis van een der baanbrekers oppopulairbiologisch gebied, van den onvergctelijken . Heimans. Met de krachtdadige medewerking van de Heimans-Stichting" en van het Gemeentebestuur van Amsterdam zal dit Diorama worden voltooid, voorzeker als een voortreffelijk voorbeeld, om te doen zien, wat onder eene Toonverzameling" in een Volksmuseum" moet worden verstaan. MIJN GELUKWENSCH door ABR. STAALMAN Lid van de Tweede Kamer 25 JAAR HEEFT BRAAK" ZE AAN EEN TOUWTJE Teekening door Louis Raemaekers Verkleinde reproductie van de plaat van Louis Raemaekers, ter gelegenheid van het 25-jarig jubi leum van Johan Braakensiek, October 1911 Johan Braakensiek houdt z' aan z'n touwtjes. Deze hier zijn natuurlijk de oudjes, Maar nog iedere week Geeft hij ruk, prik of steek Aan de ventjes zoowel als de vrouwtjes. Hotel DUIN EN DAAL CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER BLOEMEN DAAL Het jubileum van De Groene" is een kenteeken van het geestelijk voortschrijden der Neder landers. Dit weekblad toch heeft geleefd van de belangstelling, die onze taal lezende menschen hebben voor politiek, wetenschap en kunst. Het heeft zich nooit om de oplage te vergrooten ver laagd tot sensatie-gedoe in eenigerlei vorm; de magogie noch schandaal-literatuur, schunnigheden noch verdachte humor, hebben ooit in De Groene" een plaats kunnen vinden. Al wat het blad bevatte, was echt en gezond. Ik durf zeggen, dat het den Nederlanders tot eer strekt, wanneer in dit kleine land zulk een weekblad, veel duurder dan een gewone krant, druk gelezen blijft. Maar dan moeten wij ook dadelijk erkennen, dat dit geestelijk leven niet zoo welvarend zou zijn, indien het niet voortdurend gevoed was geworden met gezonden kost van den aard als De Groene Amsterdammer" zelf. En bij een jubileum als dit past het ons, lezers, aan redacteuren en uitgevers daarvoor den dank en de hulde te brengen, welke zij ten volle verdienen. Een blad als dit vervult nog in ander opzicht een gewichtige functie. Het levert om bij het zooeven gebruikte materialistische beeld te blij ven niet alleen geestelijk voedsel; het is tevens de ocfenschool, af en toe opleidingsinstituut voor de koks er van. Zou Braakensiek de figuur zijn ge worden, die hij is, zonder De Groene?" Zou onze caricatuurkunst deze ontwikkeling hebben ver kregen zonder het succes van Braakensiek V Waar zou iemand als Charivarius zoo opvoedend kunnen werken als in zulk een weekblad? Hoe me nig aankomend dichter heeft in De Groene" voor het eerst iets van zich gedrukt gezien en een paar regels critiek er door verworven ? Waarlijk onze voorgangers op geestelijk gebied, vooral zij die niet den professoralen katheder kunnen VASTE WASCHTAFELS benutten, worden dikwijls door een weekblad als dit aan het licht en op het voetstuk geholpen, welke zij te onzen behoeve noodig hebben. Het aantal personen, in staat een boekenver zameling te hebben of aan te leggen teneinde zoo op de hoogte te bijven van de vorderingen van kunst en wetenschap, is uitteraard, zelfs bij een cultureel hoog staand volk als het onze, gering. Gebrek aan geld, aan ver genoeg gaand onderwijs, vaak ook aan vrijen tijd, zijn onder meer de oor zaken hiervan. Vooral de middenklasse, uit welke zooveel frisch bloed voor de samenleving getapt wordt, vindt in populaire lectuur dan de verdere ontwikkelingsbron. Voor haar is daarom ook dit weekblad van grootere beteekenis dan meermalen wordt beseft. De Groene Amsterdammer" is gestoken in een omslag van de kleur der hope, der jeugd, van het jonge en frissche leven. Reeds 2500 nummers hebben dit symbool met eere gedragen. Moge dit ook van de toekomstige nummers gezegd kunnen worden. Ter wille.van onze voortschrijdende_ont wikkeling. VAN NE LL C S VAR l N AS GOUDZEGEL 5O ets. per Pakje. Een aangename Bezuiniging een HALF ONS vervangt vele GOEDE SIGAREN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl