De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 9 mei pagina 19

9 mei 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2500 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Tceketüng voor het 2jooe nummer door Jan Grégoire AHASVERUS ONGEREDIGEERDE NUMMERS door MR. M. G. L. VAN LOGIIEM Is het U wel ooit ter oore gekomen dat eenige nummers van ons weekblad feitelijk ongeredigeerd zijn verschenen? dat moet in 1883 of 1884 geweest zijn. Uit het weekblad De Amsterdammer was op l Januari 1883 (het jaar van de Koloni ale tentoonstelling), De Amsterdammer, Dag blad voor Nederland, voortgekomen; de Koo had als politiek leider de fondsen weten bijeen te krij gen voor een grootsch politiek dagblad. Tot de nieuwe redactie behoorden Dr. E. D. Pijzel als chef van het Buitenland, F. G. van Pesch als chef van het Binnenland, P. L. Tak voor de Duitsche Post" (later volgde hij Van Pesch op), Johan de Meester als reporter; Justus van Maurik zorgde voor het feuilleton, Frank van der Goes voor de tooneelkritiek. Als medeoprichter van het week blad en als de Koo's trouwe medewerker ging ik ook in de Redactie van het Dagblad over, voor de Fransche post." Mijn eerste artikel was een necrologie van Gambetta, die een der laatste dagen van 1882 gestorven was. Die necrologie was eenige dagen te voren ge reed gemaakt, en wij beschouwden het als pro videntieel, dat Gambetta nog tot vlak vóór l Januari leefde en dus mijn necrologie niet als mosterd na den maaltijd" behoefde gedistri bueerd te worden. Het Weekblad bleef bestaan; we meenden dat er wel bij te kunnen doen. De Koo legde nu en dan het een en ander uit de Dagblad-copie op zij en dat ging naar de zetterij van het weekblad. Wij waren er nog ,,in;" met de politiek van het week blad en een deel van de stads- en andere belangen had ik mij nooit bemoeid; mijn deel ervan kon ik nog wel overzien. Na een poosje kwam de chef van de zetterij met eenige pakken gezette copie, de lange reepen van de diverse proeven; de heer De Koo had deze week geen oogenblik vrij gehad om er naar te kijken; of ik even" de volgorde wou aangeven en zeggen wat er uit moest blijven (gewoonlijk een derdepart). De volgorde aangeven van stukken die men nog niet onder de oogen gehad heeft, waarvan men de namen der schrijvers nog zoeken moet, waarvan men niet weet hoe ze tot vroegere of te verwachten bijdragen in betrekking staan, zonder overleg met den hoofdredacteur, is een onbegonnen werk. Maar ditmaal ging het nog, omdat ik een aan tal oude bijdragen herkende en nog een beetje erin" was. Ik redde mij er dus zoo-zoo uit. Een week later kwam de chef weer met den spiegel" en de pakken copie. Het was een drukke dag. De Fransche politiek had eiken dag spannende dingen. Driemaal 's weeks kreeg ik den langen parlementairen brief van een Fransch déput (Jules Steeg, vader van den tegenwoordigen minister), eiken dag kwamen Temps, Débats, Figaro, Justice, Répubüque Franc.aise, Intransigeant, Indépendance beige, Rcforma, Jornal do Comercio. Ik vertaalde, resumeerde of excerpeerde wat Dr. Pijzel aan politiek noodig vond, en zocht zelf nog het interessante omtrent processen, pre mières, faits-divers, litteratuur, mode, etc. erbij. Ik zei den chef der zetterij: Vandaag onmoge lijk; ik kan geen minuut missen." De Koo kon ook geen minuut missen; dat was dus alvast n ongeredigeerd nummer. Een paar dagen later zei de Koo: dat kan zoo niet blijven met het weekblad; dan moeten we er maar iemand voor hebben. Ik zal Dr. Doorenbos vragen, de redactie op zich te nemen." Dr. Doorenbos accepteerde; hij was een geni aal man en inspireerde de beweging der tachti gers." Aan de j eerstvolgende nummers van het weekblad was het al te merken. Eenige stukken. waaromtrent De Koo getwijfeld had. eenige die ik een vorig jaar als secretaris teruggestuurd had, zag ik opduiken. Afgewerkt van de Dagbladdrukte zag De Koo het met halve belangstelling; ik evenzoo. Maar Dr. Doorenbos, verfijnd litterator, geestig en enthousiast, had moeite om zich door de ur gentie van een Weekblad-datum te laten ringelooren. Na een paar weken kwam de chef van de zetterij weer, nu met de complimenten van Dr. Doorenbos," of ik voor hem het Weekblad even in orde maken" wou. Wat ik voor De Koo of voor het mij toch dierbare weekblad zelf niet had kun nen doen, deed ik ook niet voor Dr. Doorenbos, dien ik nog nooit gezien had. Ik was er nu trouwens geheel uit," en zou het niet gekund hebben. Naar ik vermoed, hebben de chefs der zetterij het toen zelf maar ter hand genomen, althans het weekblad is blijven verschijnen zonder onze be moeiing. Aan eenigen dier chefs was het ook vol komen toevertrouwd geweest; Regenboog, Driessen, Schabeek waren de een al flinker, handiger, in telligenter dan de ander; Regenboog's devies was: alles kan"; Schabeek heeft later een belangrijke positie bij het Handelsblad bekleed. Ieder van hen was nu en dan de Voorzienigheid van de Re dactie. Toen het Dagblad begon te tanen, werd er meer aan het Weekblad gedacht, en met verteederde dankbaarheid zag men hoe de onverwoestelijke levenskracht van Taco H. de Beer's schepping zich bevestigde: verwaarloosd en in den hoek getrapt, wilde het Weekblad niet dood. Het werd gere organiseerd; De Koo, Van Maurik en do lieer van Holkema werden, meen ik, eigenaars; Dr. Pijzel ging voor het buitenland zorgen en kreeg een overwegend aandeel in de Redactie: op de Dinsdagmiddagen, die ook kapitein (later gene raal) Fabius bijwoonde, maakte Braakensiek het ontwerp voor de plaat. Jan Vet h maakte /ijn eerste portretten, het oude Weekblad Herleefde tot een periode van grooteren bloei dan liet vóór 1S83 gekend had.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl