Historisch Archief 1877-1940
No. 2500
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Tceketüng voor het 2jooe nummer door Jan Grégoire
AHASVERUS
ONGEREDIGEERDE NUMMERS
door MR. M. G. L. VAN LOGIIEM
Is het U wel ooit ter oore gekomen dat eenige
nummers van ons weekblad feitelijk
ongeredigeerd zijn verschenen? dat moet in 1883 of 1884
geweest zijn. Uit het weekblad De Amsterdammer
was op l Januari 1883 (het jaar van de Koloni
ale tentoonstelling), De Amsterdammer, Dag
blad voor Nederland, voortgekomen; de Koo had
als politiek leider de fondsen weten bijeen te krij
gen voor een grootsch politiek dagblad. Tot de
nieuwe redactie behoorden Dr. E. D. Pijzel als
chef van het Buitenland, F. G. van Pesch als chef
van het Binnenland, P. L. Tak voor de Duitsche
Post" (later volgde hij Van Pesch op), Johan de
Meester als reporter; Justus van Maurik zorgde
voor het feuilleton, Frank van der Goes voor de
tooneelkritiek. Als medeoprichter van het week
blad en als de Koo's trouwe medewerker ging ik
ook in de Redactie van het Dagblad over, voor de
Fransche post." Mijn eerste artikel was een
necrologie van Gambetta, die een der laatste dagen
van 1882 gestorven was.
Die necrologie was eenige dagen te voren ge
reed gemaakt, en wij beschouwden het als pro
videntieel, dat Gambetta nog tot vlak vóór l
Januari leefde en dus mijn necrologie niet als
mosterd na den maaltijd" behoefde gedistri
bueerd te worden.
Het Weekblad bleef bestaan; we meenden dat
er wel bij te kunnen doen. De Koo legde nu en dan
het een en ander uit de Dagblad-copie op zij en
dat ging naar de zetterij van het weekblad. Wij
waren er nog ,,in;" met de politiek van het week
blad en een deel van de stads- en andere belangen
had ik mij nooit bemoeid; mijn deel ervan kon ik
nog wel overzien.
Na een poosje kwam de chef van de zetterij
met eenige pakken gezette copie, de lange reepen
van de diverse proeven; de heer De Koo had deze
week geen oogenblik vrij gehad om er naar te kijken;
of ik even" de volgorde wou aangeven en zeggen
wat er uit moest blijven (gewoonlijk een derdepart).
De volgorde aangeven van stukken die men nog
niet onder de oogen gehad heeft, waarvan men de
namen der schrijvers nog zoeken moet, waarvan
men niet weet hoe ze tot vroegere of te verwachten
bijdragen in betrekking staan, zonder overleg
met den hoofdredacteur, is een onbegonnen werk.
Maar ditmaal ging het nog, omdat ik een aan
tal oude bijdragen herkende en nog een beetje
erin" was. Ik redde mij er dus zoo-zoo uit.
Een week later kwam de chef weer met den
spiegel" en de pakken copie. Het was een drukke
dag. De Fransche politiek had eiken dag spannende
dingen. Driemaal 's weeks kreeg ik den langen
parlementairen brief van een Fransch déput
(Jules Steeg, vader van den tegenwoordigen
minister), eiken dag kwamen Temps, Débats,
Figaro, Justice, Répubüque Franc.aise,
Intransigeant, Indépendance beige, Rcforma, Jornal do
Comercio. Ik vertaalde, resumeerde of excerpeerde
wat Dr. Pijzel aan politiek noodig vond, en zocht
zelf nog het interessante omtrent processen, pre
mières, faits-divers, litteratuur, mode, etc. erbij.
Ik zei den chef der zetterij: Vandaag onmoge
lijk; ik kan geen minuut missen."
De Koo kon ook geen minuut missen; dat was
dus alvast n ongeredigeerd nummer.
Een paar dagen later zei de Koo: dat kan zoo
niet blijven met het weekblad; dan moeten we er
maar iemand voor hebben. Ik zal Dr. Doorenbos
vragen, de redactie op zich te nemen."
Dr. Doorenbos accepteerde; hij was een geni
aal man en inspireerde de beweging der tachti
gers." Aan de j eerstvolgende nummers van het
weekblad was het al te merken. Eenige stukken.
waaromtrent De Koo getwijfeld had. eenige die
ik een vorig jaar als secretaris teruggestuurd had,
zag ik opduiken. Afgewerkt van de
Dagbladdrukte zag De Koo het met halve belangstelling;
ik evenzoo.
Maar Dr. Doorenbos, verfijnd litterator, geestig
en enthousiast, had moeite om zich door de ur
gentie van een Weekblad-datum te laten
ringelooren. Na een paar weken kwam de chef van de
zetterij weer, nu met de complimenten van Dr.
Doorenbos," of ik voor hem het Weekblad even
in orde maken" wou. Wat ik voor De Koo of voor
het mij toch dierbare weekblad zelf niet had kun
nen doen, deed ik ook niet voor Dr. Doorenbos,
dien ik nog nooit gezien had. Ik was er nu trouwens
geheel uit," en zou het niet gekund hebben.
Naar ik vermoed, hebben de chefs der zetterij
het toen zelf maar ter hand genomen, althans het
weekblad is blijven verschijnen zonder onze be
moeiing. Aan eenigen dier chefs was het ook vol
komen toevertrouwd geweest; Regenboog, Driessen,
Schabeek waren de een al flinker, handiger, in
telligenter dan de ander; Regenboog's devies was:
alles kan"; Schabeek heeft later een belangrijke
positie bij het Handelsblad bekleed. Ieder van
hen was nu en dan de Voorzienigheid van de Re
dactie.
Toen het Dagblad begon te tanen, werd er meer
aan het Weekblad gedacht, en met verteederde
dankbaarheid zag men hoe de onverwoestelijke
levenskracht van Taco H. de Beer's schepping zich
bevestigde: verwaarloosd en in den hoek getrapt,
wilde het Weekblad niet dood. Het werd gere
organiseerd; De Koo, Van Maurik en do lieer
van Holkema werden, meen ik, eigenaars; Dr.
Pijzel ging voor het buitenland zorgen en kreeg
een overwegend aandeel in de Redactie: op de
Dinsdagmiddagen, die ook kapitein (later gene
raal) Fabius bijwoonde, maakte Braakensiek
het ontwerp voor de plaat. Jan Vet h maakte /ijn
eerste portretten, het oude Weekblad Herleefde
tot een periode van grooteren bloei dan liet vóór
1S83 gekend had.