Historisch Archief 1877-1940
No. 2500
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21
DE KRACHT VAN HET WOORD
door Dr. A. G. VAN HAMEL,
Hoogleeraar te Utrecht.
Ter reproductie voor het 2yjoe nummer afgestaan door Jan Sluyters
De uitnoodiging van de Redactie van de Groene"
om een bijdrage voor haar Feestnummer te
leveren, ontleent voor den medewerker een bij
zondere bekoring aan de afwezigheid van een
woorden-limiet. Men kent die aanvragen om hoog
stens 500" of ongeveer 2000" woorden, die ons
tijdens het schrijven in een nerveuze spanning
brengen, terwijl wij de woorden tot regels, de
regels tot bladzijden zien groeien. Zullen wij binnen
de gestelde perken kunnen blijven? En wij wilden
dit nog zeggen, en dat, en dat Zóó maakt men
den auteur weerspannig en eigendunkelijk. Maar
Iaat hem vrij, en hij zal zich met vreugde voorne
men, zijn lastgever met beknoptheid te dienen.
Een woord is zoo langzamerhand voor ons iets
geworden, dat bij honderdtallen, ja bij duizenden
geleverd wordt. Tel eens de woorden in n num
mer van uw dagblad, of die van n
burgerjuffrouw gedurende een tramreis van twintig minu
ten ! Vooral dat laatste lijkt mij nog moeilijker
dan de taak van Holmes (of was het Watson), die
het aantal voorbijgangers in Oxfordstreet per uur
berekende. Waar n woord genoeg zou zijn, geven
wij er twintig of meer, en over het ne woord
denken wij nauwelijks na. Daartoe zijn wij alleen
door bijzondere overwegingen te brengen: als
een woord gevaarlijk of onfatsoenlijk schijnt, als
wij vreezen iemand te krenken of hopen hem op te
beuren.
Zoo goedkoop als nu zijn woorden niet altijd
geweest. De tijden van den geleerde Schleicher
zijn voorbij, die fabeltjes van Aesopus in het
OerIndo-enropeesch vertaalde. Zulk een onderneming
lijkt ons hopeloos, niet alleen omdat wij minder
vast overtuigd zijn van de juistheid der "gerecon
strueerde woordvormen, die onze voorouders
duizenden jaren geleden gebruikt zouden hebben,
maar vooral omdat wij weten, dat hun wijze van
zich uit te drukken hemelsbreed van de onze
afweek. Onze mooie gladde lange zinnen waren
hun stellig vreemd. Bovendien had de
Indo-europeesche oertaai op het oogenblik, dat zij zich in
afzonderlijke talen ging splitsen, een lange ge
schiedenis achter zich, waarin zij vele vormver
anderingen had doorgemaakt. Het oudste spreken
is naar alle waarschijnlijkheid niet geweest het
aanduiden van waarnenv'ngen en gedachten door
de merkteekenen van algemeenen aard, die wij
woorden noemen, en nog minder het verbinden
daarvan tot gedachtegroepen, vaak van
samengestelden aard, maar enkel en alleen het aandui
den van feiten (voorwerpen of gevoelens) met een
individueelen naam.
Dus de naam is ouder dan het begripswoord.
Fik" en Toetie" vertegenwoordigen een ouderen
vorm van uitdrukking dan hond." Wij kunnen
ons voorstellen, dat langzamerhand zulke namen
tot woorden konden worden. Het vocabulaire moet
in dien ouden tijd beperkt geweest zijn, de
menschen praatten nog niet zooveel, en het tempo van
hun spreken was langzamer. Woorden waren kost
baar. Nu had de primitieve mensch de neiging,
om zich al het kostbare levend, met magische
kracht begaafd, te denken. Ook aan het woord
werd zulk een kracht toegekend, althans aan het
woord, dat de aanduiding was van een voorwerp
of gedachte, waarin men een sterke magiek aan
wezig waande. Het uitgesproken woord kon kwaad
stichten. Uit zulke oude voorstellingen verklaren
wij het ons, als nog heden bepaalde groepen van
de bevolking, als jagers en visschers, allerlei din
gen niet bij hun eigenlijken naam, doch bij een
schuilnaam noemen.
Nieuw ontdekte voorwerpen, wier uitwerking
geweldig was, dacht men zich ook van magiek
doordrongen. Zoo het ijzer, toen dat metaal voor
het eerst in gebruik kwam. In Noorwegen heet
het nog gevaarlijk ijzeren voorwerpen met name
te noemen, als er elven in de buurt zijn. Niet min
der geldt dat voor het woord in beeld, het schrift.
Toen de oude Germanen op voorbeeld van het
Grieksche schrift hun letterteekens, de runen,
bootsten, kenden zij daaraan een groote magische
kracht toe, evenveel sterker dan die hunner eigen
oude staven of grifsels, als zij ook in de jaren hun
ner kerstening den God der christenen als mach
tiger zagen dan hun heidensche goden.
Een enkel voorbeeld van de macht der
rutienteekens geeft hun aanwending in de primitieve
geneeskunst. Op een zieke plek legt men een blad
met teekens erin gegrift: als de ziekte door
tooverkracht ontstaan is, kan die alleen door de grootere
tooverkracht van het geschreven woord overwon
nen worden. Maar nog sterker stukjes dan ziekten
genezen vermogen de runen. Wanneer in het oude
IJsland twee vrienden over een gemeenschappelijke!!
vijand ellende en verderf willen brengen, griffen
zij runenteekens in een balk en plaatsen die op
zijn erf, bevestigd in een paardenlijk. Wanneer de
oude lersche held Cuchulainn zijn vijanden den
KONINQSPLEIN TE AMSTERDAM BIJ AVOND
overtocht over een rivier wil beletten, snijdt hij
teekens in een tak en zet dien vast tusscnen de
steenen in het water.
De macht van het woord mag in onze dagen nog
groot zijn, de tijden der magiek zijn voorbij. En
wanneer wij wekelijks onze Groene" openslaan
zijn wij dankbaar, dat niet meer dezelfde spaar
zaamheid met woorden geboden is, als in de dagen
onzer primitieve voorouders.
DE MELANCHOLIE VAN..,. VAN
EEN BEMIND ACTRICE TE ZIJN
door ANNIE v. T\ LUGT MEI.SEKT?VAN EES.
Me dunkt, dat staat er. . . . Dit is een titel, die
er zijn mag in een 2500ste Jubileums' exemplaar
van De Groene Amsterdammer". Maar nu vraag
ik u ook. ... Ik ben me van niets bewust, en daar
krijg ik me opeens, zonder er op voorbereid te zijn,
een brief van de Groene" waarin men mij schaart
onder hen:.... die het, door hun belangstelling
en medewerking mogelijk hebben gemaakt, de
Groene" zijn eerste plaats onder de periodieken te
doen behouden", 't Staat er letterlijk. Ik geef u
mijn woord, ik aarzelde even. Een moment ging
er toch iets warms in me groeien, dat mij naar het
hoofd steeg, de taak van de Lentezon overnam,
en me een blos op de wangen tooverde. Ik keek
even in den spiegel, kuchte eens voornaam, nam
dito bedaard mijn poederdoos om het onverwachte
rood op m'n wangen te egaleeren.
Ik zou dus in de Groene" gaan schrijven. Ik
begeef me naar boven, let wel ik ging" niet, ik
begaf" me naar boven naar mijn mans' studeer
kamer, begin met neer te zijgen in de diepe
easy chair" om begeistert" te worden. Ik steun
m'n kin op m'n rechter-middenvinger, de
wijs-vinger tegen de wang en wacht.... Ik vond deze
pose bepaald geslaagd. Ik wacht geduldig,
zooals Louis Couperus dat eens zoo mooi geschre
ven heeft, op het moment dat een groote engel
voor me zou komen staan en me een veeren pen
zou overhandigen, met de inspiratie. Ik wacht,
laten we zeggea drie minuten. Ik hoor drie zachte
kloppen op de deur. Aarzelend, een beetje etherisch
roep ik: ja !". Het is Mientje, het meisje, die me
vraagt waf voor en hoeveel vleesch ze voor dien dag
nemen zal. Ik voelde werkelijk iets van boosheid
in me oplaaien en verwijs haar barsch naar de huis
houdster ,dat ik bezig was aan mijn artikel
voor de Groene".... Hoe kon ze nu!" Onmid
dellijk nadat ze verdwenen is, analyseer ik m'n
boosheid (dat herinnerde ik mij namelijk nog uit
van Rossum's Femina") en bevond dat dit boos
worden bepaald een zeer goed teeken was.
Ik was er absoluut ,,in" geweest juist op het
moment, dat die. ... enfin laat ik voorzichtig zijn;
Mientje is een behoorlijke gedienstige.
Ik zet me nu achter het bureau, ontdoe m:ii
vulpen van den dop, leun, de oogen gesloten, het
hoofd achterover tegen de leuning van den
armstoel. Toen. ... 't is eigenaardig en men weet niet
van waar het komt, als een langzaam open-bloeien
de bloemenkelk openbaart zich aan mijn bezige
gedachten, de titel. Ik zie het duidelijk staan:
,,De melancholie van titteltje, titteltje een bemind
actrice te zijn". Ik schrijf het langzaam op, met
zoo sierlijk mogelijke letters aan den kop" van
het maagdelijke blad voor mij. En als ik het zoo
zie staan, vind ik het zelfs buitengewoon touchant
de aandacht trekkend. Zoo zelfs dat ik me wat
begin te geneeren. Dat bemind is niet slecht, maar
het staat nogal aanstellerig. Ik zie het gezicht van
m'n man al, als hij 't ziet. Maar een bemind actrice"
staat goed, dus maar flink doorzetten. Ik kuch
weer, als sta ik een groote redevoering te be
ginnen. Mijn pen beschrijft even besluiteloos een
vijftal kleine cirkeltjes boven het punt waar ik
zal beginnen. Daar gaat ie.
Morgenstern zegt ergens in een van zijn knappe
beschouwingen over theater...." klop, klop. De
ntirse. . . . Mevrouw, Corretje, de stamhoudergeeft
duidelijk te kennen dat hij door moeder persoonlijk
na zijn siësta wenscht aangekleed te worden. ,.Die
schat" zeg ik. sta op, ren een etage hooger en ver
vul m'n moederlijke plichten. Als hij nu gekleed
is en wandelen gaat, ik kon niet mee, m'n artikel
nietwaar voor de Groene" (de nurse trekt een
bewonderend mondje) laat ik me weer achter het
bureau vallen, neem m'n pen ten derden male ter
hand, bijt peinzend op den dop. Ik was bij
Morgenstern gebleven. Dus: Morgenstern zegt ergens in
een van zijn knappe beschouwingen over Theater:
Wenn es cinem Krilikcr Freude macht, sich einen
Schaffenden ini Sinne eines Schöpfers zn iieniie-ii,
,,so soll man ihm die Freude lassen"...." Dat
stond. Dat was een begin.
Rrrrring, gaat de telefoon. Ik laat bellen, ben
een moment verward. Het ding belt harder. Ik
besluit in hemelsnaam maar even te luisteren.
Annetje", zegt me een heel bekende stem aan
liet andere einde van den draad, kom je me
halen? Dan gaan we nog een half uurtje door 't
bosch. 't Is zulk mooi weer, en de
tooneelbcslommeringen zitten me tot hier. Ik heb een beetje
frissche lucht noodig". Ik kom", juich ik terug.
Ik vergeet m'n artikel voor ,,de Groene", ren de
deur uit. Onderweg overweeg ik den titel te ver
anderen in: De melancholie van een. . . . bemind
auteur te zijn"; en dan in het 5000ste nummer over
hetzelfde van de beminde actrice.
Dus heet dit artikel eigenlijk :
De melancholie van titteltje, titteltje, een
bemind auteur te zijn".