Historisch Archief 1877-1940
No. 2500
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
47
VOLK, VOLKSVERTEGENWOOR
DIGING EN REGEERING
door
Mr. A. C. JOSEPHUS JITTA.
Secretaris van den Hoogen Raad van Arbeid
BRAAKENSIEK'S EERSTE ,,HEELE POLITIEKE" PLAAT
(24 APRIL 1837)
IN DEN SPEELGOEDWINKEL
Het algemeen kiesrecht, dat toen het nog niet
meer dan een ideaal was, de verwezenlijking beloofde
te worden van de democratische volksgemeenschap,
bleek in werkelijkheid niet meer dan de grondslag
te zijn, waarop die gemeenschap nog diende te
worden opgetrokken. Troelstra, wiens levenstaak
het is geweest het algemeen kiesrecht tot stand
te brengen, was door de resultaten zoo teleurge
steld, dat hij een revolutie overwoog tegen het
eerste, op het algemeen kiesrecht steunende minis
terie. Van Stenhuis is de beruchte uitspraak, dat
het absurd is, dat een juffrouw, wier voornaamste
bezigheid bestaat in het uitlaten van een hondje,
op den gang van 's lands zaken evenveel invloed
doet gelden als een stoere mijnwerker.
Men kan zijn teleurstelling ook op minder
sprekende wijze uiten. Maar deze symptomen
zijn in ieder geval karakteristiek voor de
algemeene overtuiging, dat het algemeen kiesrecht
niet aan de verwachtingen heeft beantwoord.
Ook de invoering der evenredige vertegen
woordiging, die met den stemplicht de organisatie
van den democratischen staat zou vervolmaken,
heeft de gebreken niet uit den weg geruimd,
doch veeleer nog sprekender aan den dag doen
treden. Erkend moet worden, dat het vraag
stuk, hoe de opvattingen der kiezers in de volks
vertegenwoordiging dienen te worden vertolkt en
in de daden der regeering dienen te worden be
lichaamd, niet is een vraagstuk van wiskunde,
maar van organisatie.
De politieke partijen die slechts een betrekkelijk
klein deel der kiezers omvatten (de S.D.A.P.,
die tusschen de 30 en 40 000 leden had, kreeg
bij de verkiezingen in 1922 bijna 600.000 stemmen)
en waarin een nog veel kleiner aantal leden actief
aan het opstellen der programma's en het aanwij
zen der candidaten medewerkt, zijn niet in staat
op bevredigende wijze die organisatie te leveren.
Dat is voor het grootste deel de schuld van
degenen, die zich bepalen tot critiseeren en
weigeren aan de politieke actie deel te nemen,
waardoor zij rechtstreeks hun invloed op 's lands
regeering zouden kunnen doen gelden.
Wie er zich toe bepaalt zijn stem uit te brengen
bij de verkiezingen, heeft niet meer dan l stem
op de 3 millioen stemmen, die worden uitgebracht.
Wie bovendien lid is van een p)litieke partij
heeft een invloed, die zeker wel 10 x zoo groot
is. Wie verder nog actief deel neemt aan de ver
gaderingen van zijn kiesvereeniging heeft een
macht, die men op 100 x zoo groot kan schatten
als die van den kiezer, die niet anders doet dan
zijn stem uit te brengen. Door lid te worden
van het bestuur van een kiesvereeniging of4van
een politieke partij, en door als afgevaardigde
te worden aangewezen, kan men zijn invloed
waarschijnlijk wel uitbreiden tot 1000 en 10.000 x
den invloed van den burger, die niet meer wil
doen dan de boete ontloopen, die oppiet ver
zuimen van den stemplicht is gesteld.
Het is niet aannemelijk, dat het algemeen kies
recht weer zou worden afgeschaft. Het lijkt ook
niet waarschijnlijk, dat de politieke partijen er
in zullen slagen de massa's beter te organiseeren.
Wat zijn dan de middelen, die men kan aanwenden
ter verbetering van den bestaanden toestand,
waarvan niemand de gebreken ontkent?
In de eerste plaats kan men de belangstelling
van het publiek in de publieke zaak aankweeken
door het instellen van een referendum. Dat refe
rendum kan niet op alle onderwerpen betrekking
hebben. Belastingwetten leenen zich daartoe
bijvoorbeeld niet. Hoe zou immers een regeering
de verantwoordelijkheid kunnen blijven dragen,
wanneer door een referendum, wat alleszins
waarschijnlijk zou zijn, al haar belastingwetten
werden verworpen? Er zijn daarentegen andere
zaken, zooals de 8-urige arbeidsdag en de zomer
tijd, die zich bij uitstek voor een referendum
leenen.
In de tweede plaats kan de taak van de overheid
en van den wetgever worden verlicht door aan
de georganiseerde belanghebbenden een zekere
mate van invloed op den gang van zaken toe te
kennen. Die invloed kan voor het gebied, waar
wetgevende maatregelen onontbeerlijk zijn, niet
verder gaan dan het geven van advies. Daarnaast
kan de wetgever, mits onder strenge controle
van de overheid, een belangrijk deel van de
uitMevrouw. Mijnheer, mijn jongetje wou graag wat
nieuwe poppetjes voor zijn kamer hebben. Die dukaten...
hm!... mannetjes beginnen hem te vervelen. Kunt u
mij aan wat anders helpen ?
Koopman. Wat anders? Zeker mevrouw! Dat ezeltje
is een gewillig beestje. Óók niet ? Dan heb ik hier nog
de heeren van hooge ambten en bedieningen. Alles
eigen fabrikaat.
Mei'rouw. Ja maar dat is nog niet precies wat hij
bedoelt, 't Is zoo'n lastig ventje! Dan zal ik nog bij
een ander kijken.
Koopman. Zoo als u wilt, mevrouw. (Ter zijde) Ze
komt toch bij mij terug! In de Arke Noach's worden
alle stoute kinderen zoet.
(MEVROUW: DE LIBERALE PARTIJ; HET LASTIGE VENTJE: DE BEAUFORT;
KOOPMAN: MINISTER HEEMSKERCK
Het onderwerp betreft de benoeming van leden van de Eerste Kamer).
voering van de maatregelen, die hij decretcert,
aan de georganiseerde belanghebbenden overlaten.
Wat dienaangaande op het gebied der sociale
wetgeving, meer in het bijzonder op dat der sociale
verzekering, in de laatste jaren is aanbevolen,
is daarvan een van de meest sprekende voorbeelden.
Men bedenke echter, dat het in toepassing bren
gen van dit middel vergt een sterke organisatie.
De taak om deze organisatie tot stand te brengen
rust niet in de eerste plaats op den wetgever.
maar op de belanghebbenden. Wanneer zij er in
slagen aan te toonen, dat zij het beter kunnen doen
dan de wetgever, is er geen volksvertegenwoor
diging ter wereld, welke die nieuwe organisatie
zal kunnen tegenhouden.
De door de vergaande staatsbemoeiing in de
laatste jaren aan den dag gekomen gebreken
van een uitvoering uitsluitend door overheids
organen en de aan den anderen kant gebleken
neiging der belanghebbenden om zelf hun boontjes
te doppen, wijzen tezamen in de richting, waarin
naar verbetering moet worden gezocht.
Zooals het zoo dikwijls gaat, wanneer een ideaal
wordt verwezenlijkt, heeft ook de ervaring ten
aanzien van het algemeen kiesrecht geleerd, dat
een ideaal op het "ogenblik, waanip men het
denkt te grijpen, als een fata morgana temp
wijkt tn dat met nieuwe inspanning moet worden
gezocht naar wat zoo vlak voor de hand scheen
te hebhen gelegen.