De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 9 mei pagina 51

9 mei 1925 – pagina 51

Dit is een ingescande tekst.

No. 2500 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 51 Antie-kritiek Een geleerd botanicus vertelde mij onlangs a bout portant, dat hij, ijverig en getrouw abonn van de Amsterdammer," bij voorkeur mijn ru briek oversloeg. Hij zei: smaken verschillen," en ate ik een stuk mooi heb gevonden, dan wil ik heelemaal niet weten of u het misschien leelijk vindt." Nu, daar is bij mij wel altijd kans op. Ik kon hem van zijn standpunt dan ook geen ongelijk geven en keek onder het motto: smaken verschil len" maar eens naar den nieuwen hoed zijner echtgenoote, dien ik mijnerzijds nu weer niet gaarne zou hebben opgezet Maar bij dit 2500ste nummer, waarin, wat de 2499 voorafgaande betreft, gelukkig maar voor de helft tooneelkritieken voorkomen, aangezien wij den zomer behoeven om krachten te verzame len voor het winterseizoen, bij dit 2500ste nummer ben ik toch aan het nadenken geraakt en heb mij afgevraagd: waarom nu een doctor in de plant en dierkunde zich zoo geringschattend over mijn kunde" mocht uitlaten, terwijl ik met den groot sten eerbied juist omdat ik er niets van afweet altijd zijn taaie verhandelingen over de Papilionaceëen af stof? Het schijnt aan de onbestemdheid van het vak te liggen, dat geen examen vereischt, geen titel verleent, en door den krullenjongen van de krant met evenveel vlijt, hartstocht en gezag wordt be oefend als door Barbarossa, in de stalles vergrijsd. Maar dat kan je er toch wel aan zien" beweerde laatst met optimisme de gevreesde criticus van een groot buitenlandsch blad dat zie je al aan de manier waarop iemand een stuk aanboort." Hebt gij, lezer, ik vraag het u in gemoede, daar over ooit nagedacht, interesseert het u waar wij de boor op Vondel of van Riemsdijk plegen te plaatsen? De beunhazen", zeide hij ter verduide lijking nog beginnen altijd met het verhaaltje." Mijn zelfrespect begon bij dezen positieven vakeisch te wankelen en ik heb mij gehaast eenige bundels dramatische kroniek na te slaan om te weten te komen of ik mij aan de beunhazerij] in dier voege had schuldig gemaakt? . Ik mag zeggen, neen. Instinctief niet. En des niettemin hier wilde ik op komen desniette min ziet men mij niet voor vol aan, houdt de eerste de beste man der wetenschap voor wiende kunstkri tiek en de vivisectie op dezelfde grondslagen berus ten, mij niet voor bevoegder dan zijn persoon, die zijn leven lang meeldraden telde, en w'l hij niets van mij aannemen." Ontegenzeggelijk, het is een ondankbare taak. Over de vijanden, die men er zich willens en wetens mee op den hals haalt, spreek ik niet, het zou on gezond zijn indien het anders ware, maar over de vrienden, die, nadat ik kolommen heb volgepend om mijn dramatisch standpunt uiteen te zetten, met een beminnelijk gezicht vragen: ,,en hoe vond je nu eigenlijk die St. Joan?" Altijd willen ze het naadje van de kous weten, Ie demi mot qui suffit", wie waardeert het in dezen materialistischen tijd! Geen ziel, die boven dien gevoelt hoe beschamend het voor een ver slaggever kan zijn den argeloozen lezer week-inweek-uit met de superlatieven, die bij het tooneel in zwang zijn: de machtige creatie, en de schitte rende ovatie", op zijn zenuwen te werken. Doch erger nog dan deze vrienden zijn de medeburgers, die nooit naar den schouwburg gaan, en louter om de conversatie op gang te brengen, tusschen de soep en het pastijtje, den naam opwerpen van den laatsten, door mij afgemaakten" tooneelist. Om daar niet in te vliegen. Je ziel in lijdzaamheid moet je bezitten om dan niet, terwijl er al lang niemand meer luistert, den onbekende, wie is er bij het groote publiek als kunstenaar nog be kend ! weer op de been te helpen met de eerlijke vermelding dat je het juist zoo onbarmhartig had geschreven uit sympathie voor zijn talent. Waarom wij, die onzen tijd wel beter zouden kunnen besteden, trots al deze ongerief lijkheden en misverstanden bij het vak volharden, waarom DOOKT DE TEEKENAARS VAN DE GROENE AMSTERDAMMER" verlaten het redactiebureau. Van boven naar beneden: Felix Hess (Jantje), Johan Braakensick, L. J. Juni,i,ui, Is. van Mens, George van Raeindonck, Henri Verstijnen en Bernard van Vlijmen. meer bepaaldelijk ik het doe? Uat zal ik u bij deze feestelijke gelegenheid, waarbij de redactie-secre taris op iefs van mijn hand", met onverflauwde geestdrift aandringt, kortelings openbaren: Ik doe het omdat ik alleen op deze wijze aan het too neel mijn genoegen beleef. Betrekkelijk aan het stuk, dat ik 's avonds zie vertoonen, volledig aan het stuk, dat zich den volgenden morgen voor het voetlicht van mijn haard afspeelt, in een ideale bezetting en onder gunstiger omstandigheden dan de dramatische kunst in dit land in den regel vindt. Dit, lezer, heb ik ervan, terwijl de botanicus voor de klas staat en gij uw ontbijt afruimf of de wasch opschrijft, zit ik in de komedie". Dan geniet ik iets, waarvan gij niet droomt. Dan be volkt zich mijn kamer met helden en heldinnen van het zuiverst gehalte, dan spelen al onze mis kende tooneelkunstenaars de rollen die men hen onthield, dan heeft Ophelia geen enkel spraak gebrek. De geest van Hamlet's Vader zweeft met de duiven over mijn balcon, en de vogel in den appelboom fluit het refreintje van den wijzen nar. Dan vecht ik met den ouden Ibsen over de liefde en de goede zeden, en worstel met Strindberg, aangezien ik maar een vrouw ben. ,,Un prétexte a rever", noemde Paul Fort het theater; een voor wendsel om te leven.... honderd levens inén. Och neen, geleerden heer, ik kan het u in mijn hart niet kwalijk nemen, dat gij met mij niet in het strijdperk treedt, en u ook niet, mevrouw, die mij al tienmaal hebt gevraagd of Herman Teirlinck gelijk heeft, en wat er met alle overtollige tooneelspelers moet gebeuren? En zelfs u niel, die mij mijn eigen zwart-op-wit gedrukte meening wilde bestrijden, dewijl gij niet meer wist wat erin stond, noch u, lief kind, die uw boterham pakte in mijn Romeo en Jtilia-lyriek. Want de voldoenin gen, die ik er aan heb, zijn van gansch andere orde dan uw bijval of uw gradieuse belangslelliiu;, en mijn onafhankelijkheid indexeis grenzenloos. .. T o i1 N A i: i i o, CHINA MAT 91 cM. BREED PER METER TWISTEO NUT , .. 91 c M. BREED 1.4U PER METER VOOR VLOERBEDEKKING

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl