De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 9 mei pagina 53

9 mei 1925 – pagina 53

Dit is een ingescande tekst.

No. 2500 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 53 ONS VROUWENHOEKJE Van No. 1?2500 door E L i s M. ROUGE Ons Vrouwenhoekje! Wat is zijn gebeuren in die bijna 50 jaren? Geen rubriek van het Weekblad kan vermoede lijk op zulk een belangrijke ontwikkeling bogen als juist dat bescheiden Vrouwenhoekje. Want bij de verschijning van het eerste Nummer van het Week blad, in 1877, wie die er dacht om aan een Vrouwenrubriek eenige plaats in te ruimen. De wensclien der vrouw zelf gingen daarnaar ook hoogstwaar schijnlijk niet uit. Haar belangen waren nog te veel beperkt in huiselijke omgeving. Haar maat schappelijk optreden werd door den man niet au sérieux genomen, getuige het sarcastische arti kel met initialen onderteekend in een der eerste Nrs. De Doktores. Een beeld der toekomst", en meer bijdragen in de eerste jaren, vermoedelijk geschre ven door mannen, die geheel conform den tijdgeest de Vrouw, haar leven en genoegens bespraken van een vrijwel tot haar nederdalend standpunt ter wijl geen enkele vrouw, zelfs niet bekende schrijf sters, medewerksters blijkbaar, er over dachten haar pen te gebruiken om de positie der vrouw van een ietwat ernstiger zijde te belichten. In de eerste negen jaren wordt er dus aan de Vrouw in dit Weekblad weinig aandacht geschonken. Doch in 1886, daar verschijnt Prof. Celibatarius, de man die door zijn pseudo zijn artikelen stempelt en het lust hem een A B C op de Vrouwen te maken. Qe voelt den inhoud daarvan, als ik eenige onderwerpen noteer: A - Amor. B Bal. C = Complimenten. D = Dame (waarin o.a. deze niet onaardige aanhaling voorkomt. Toen od de wereld had geschapen, schiep hij eerst den man en toen de vrouw. De ,,Cultur die alle Welt beleckt" schiep daarna de Dame). In alle alphabetletters worden vrouwendeugden of schalksche plagerijen over ondeugden ondergebracht. Doch de opzet wordt zelfs een Prof. Celibatarius te machtig. Al spoedig kan hij voor zijn alphabetische betoogen geen argumenten meer vinden en reeds bij de H = Huis en Huiselijkheid gaat hij over tot verhaaltjes met de tender.z, dat de vrouw thuis bij de kinderen behoort te zijn. Als wij die oude dikke folianten van ons V eek blad doorbladeren, dan wil het ons voorkomen, dat toch in alle onschuld die Prof. Celibatarius, zijn ware naam is mij onbekend, er den stoot aan heeft gegeven, dat in het onderbewustzijn van de toen malige redactie, reeds begon op te komen, de idee dat de vrouw eenige attractie kon bijbrengen aan de waarde van het Weekblad, zonder aan de gevaar lijke gevolgen van een apart Vrouwenhoekje nog te denken. Onderwerpen de vrouw betreffende worden meer en meer behandeld, wel zonder be paald doel en steeds in iets kinderlijken verhaal trant, maar toch: ze zijn er. En als wij eenige jaren verder snuffelen, waarlijk dan wordt er aan de Vrouw een heele pagina gewijd, dan is in 1896 het tijdstip aangebroken dat een Catharina Alberdingk Thijm een artikel publiceert: Waarom worden de vrouwen zoo weinig erkend", dat M. Wibaut?Berdenis v. Berlekom schrijft over Ver waarloosde kinderen", Vera over De Vrouw in de Maatschappij," Bertha van't Sticht haar opvoed kundige ideeën ten beste geeft onder den titel ,.Vrouwen te Wapen !", dat Mena's bijdrage luidt: Zij fietst! !" Dat eerste Vrouwenhoekje, onder den titel Voor Dames stond onder beheer van een man onder de initialen E.e. Een groot deel ervan was gewijd aan vrouwenniemvs ? een allegaartje van modes, hofnieuws, snufjes voor toilet, dans, geschenken, aan recepten, kortom 't was een genoegelijk allerlei naar den eisch van den tijd, zooals een heer-redac teur het als aangename lectuur voor de vrouw denkt. In 1898 had plaats de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Fel viel het licht op den arbeid der Vrouw en op al wat door haar reeds ten goede van de maatschappij en het sociale leven werd ver richt. Die eerste vrouwenarbeid-tentoonstelling met haar doeltreffende demonstraties, haar ver strekkende congressen, deed overal de wind op waaien, die de lucht van verouderde begrippen zou zuiveren. Geen Vrouwenhoekje, wilde het recht van bestaan hebben, kon nu nog door een man worden geredigeerd. En zoo zien wij dan ook, begin 20ste eeuw, de rubriek Voor Dames" geleid door mevr. A. Smit Kleine Fastréonder de pseudoniem Caprice". Mei veel lakf en toewijding heeff Caprice jaren lang wekelijks haar Vrouwenh'iek je weten te brengen op een hoog peil. Zij deed het goed recht van vrou wenarbeid in verschillende richting, door welversneden pennen belichten. Haar hoekje tintelde door actualiteit. Nooit zouden wij vrouwen destijds die rubriek in 't Weekblad hebben overgeslagen. Caprice beleefde den frisschen, geestdriftigen tijd van de opleving van het feminisme. Talrijk waren de vragen van den dag, onderwerpen die vrouwenbelangen raakten. De tijd van Caprice's redactie behoort gewis tot de belangrijkste van het Vrou wenhoekje. Het is waarlijk een genot om die verloopen jaargangen met zijn tal van portretten van jonge vrouwen, gereed vol energie 't nieuwe tijd perk in 't vrouwenleven te betreden, te door bladeren. Vele bekende namen als: Ida Heyermans, Johanna Naber, Geertruida Carelscn C. Sanders?Huydekoper, Marie Jungius, Elise Haighton e.a. traden op den voorgrond. Als Caprice in 1911 de leiding nederlegt, komt Allegra in haar plaats, doch in Caprice's voetsporen was 't niet gemakkelijk gaan. En als ik geroepen ben Allegra te vervangen, dan heeft het wereldge beuren de toestanden doen veranderen, dan zijn ook naast het Weekblad tal van dag-, week bladen en andere periodieken ontstaan elk met een eigen Vrouwenrubriek, die in sommige bladen uit stekend geredigeerd, geeft al wat vrouwen met ANNA MARIE FRAN£OISE SMIT KLEINE?FASTR (Caprice). Gestorven December 1924 verschillende levensbelangen over de levensvoor waarden voor de Vrouw wenschcn te weten en te lezen, dan rijst na jaren arbeid, in het heden de vraag: Is in ons Weekblad het Vrouwenhoekje nog gewenscht? Heeft het zijn taak niet volbracht? Zouden op de leest waarop het thans is geschoeid, de artikelen niet opgenomen kunnen worden in het algemeene gedeelte, thans nu schier in alle takken van kunst en wetenschap de vrouw arbeidt met den man te zamen?" Zeker deze oplossing zal ongetwijfeld moeten komen, doch laaf haar nog voorloopig een toekomst ideaal blijven. De tijden zijn m.i. daarvoor nog niet rijp. Nóg vraagt het Vrouwenhoekje zijn deel in den opzet van het geheel. Het is echter mijn vaste overtuiging dat bij het 100-jarig jubileum van het Weekblad, het Vrouwenhoekje als zoodanig zal zijn verdwenen. Aan een volgend geslacht de op dracht om de vrouwenbelangcn dan tóch in ons Weekblad te beschermen en hoog te houden. JULIA KAVANAGH Dezer dagen moet het een eeuw geleden zijn dat in het (gedurende den oorlog zoo veel bezongen !) lersche graafschap Tipperary, een schrijfster werd geboren, wier werk tusschen 1850 en '00 een eervolle plaats innam in de literatuur van den dag. Ook hier te lande. Het was met name haar Daisy Hiirns, waarover ik mij herinner destijds als kind de dames mijner omgeving met veel animo te hebben hooren spreken. Wie goed Engelsch verstonden wat toen nog min of meer als een intellectueele weelde gold . lazen het bij voorkeur in 't oorspronkelijk; de vele anderen in een vertaling (die voor heel goed doorging; maar als men haar thans inziet, krijgt men toch den heuchelijken indruk, dat sinds dien tijd aan vertaalkunst hoogere eisenen gesteld zijn). Andere latere romans van Julia Kavanagh waren: o.a. Dora, Quecn Mab, John Dorrien, Two Lillies. De omstandigheid dat zij haar jeugd in Frank rijk had doorgebracht, stelde haar in staat tot iets, waartoe anders niet licht een EngelsclHschrijfster uit dien tijd bij machte zou zijn geweest. Met veel kennis en tact schreef zij twee boeken: Women in France during the eitfiteentli century en Frendi wonicn of Letters, door welk ernstig studiewerk zij zich ook op historisch gebied een waardeerenden naam heeft verworven. Kort na haar verscheiden in 1877 te Nizza verscheen van haar hand een laatste bundel korte vertellingen, onder den titel: Ftir^et inc nut \ Wel, zij is nog niet vergeten ! (ïE E K T K U l I) A C A K i; l, S K N OVER BOEKEN EN TIJD SCHRIFTEN Ieder weet welk een lastige kwaal,,verlegenheid" is, waarmee zooveel overigens uitstekende niensclun bi/hebt zijn. Daaraan, en aan haar bestrijding, is een jongensboek gewijd, getiteld, Lobbes, door Mr. J. van Schevichaven. Te zeggen dat het een mooi of een goed boek is, zou te banaal zijn; het is een weldadig boek; en zonder twijfel zal menig jeugdig lezer hiermee instemmen door er het eere-praedicaat van reuze-leuk" aan toe te kennen. Ook den illustrator F. van Noorden komt een woord van bewondering toe voor zijn pittige teekenitigen, die telkens zoo volkomen de tekstwoorden weergeven, waarop ze bedoeid zijn te slaan". Jammer dat hij, ter wille van een behaaglijk kletirenspel, aan de twee figuren op den omslag een haardos heeft ge geven, zóó oranje, als in sommige streken van Engeland inheemsch is, maar heelemaal niet ken merkend voor Hollandsche jongens en meisjes, en hier in werkelijkheid geen opang maken zou, tenzij misschien met H.M.'s verjaardag. Dr. J. van der Hoeden te Utrecht schrijft in Hygiëne", dat zoolang er niet meer dan gewone waarborgen gegeven zijn, men de plicht heeft de melk te koken". OUD-BUSSEM" geeft die waarborgen. Laat Uw kinderen drinken: VOLLE RAUWE MELK VAN OUD-BUSSEM"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl