De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 9 mei pagina 63

9 mei 1925 – pagina 63

Dit is een ingescande tekst.

No. 2500 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 63 EFN HERINNERING door J. F. L. DE BALBIAN VERSTER Ds. KERSTEN EN DE OLYMPISCHE SPELEN Teekening voor het 25006 nummer door Johan Braakensiek Een persoonlijke herinnering aan de Groene" en aan zijn leider van 1880 tot 1907, moge mij hier veroorloofd zijn. In Mei 1902 benoemde de toenmalige Minister van Binnenlandsche Zaken, Dr. A. Kuyper, een commissie van advies in zake 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Een jaar later leverde zij een rapport in ter beantwoording van zes ge stelde vragen. Het stuk zelf was onderteekend doop vijf Leidsche geleerden, de drie andere leden, nietLeidenaars, hadden drie afzonderlijke nota's inge diend, welke tegelijk door het vijftal waren be antwoord. De drie waren de heeren E. A. von Saher uit Haarlem, Prof. A. L. van Hasselt, oudhoogleeraar te Delft en J. W. Ijzerman, voorzitter van het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam. Zij beantwoordden ook de ne vraag die de meerderheid had gepasseerd: ,,Welke zouden de kosten zijn van een museum van OostAziatische kunstnijverheid met inbegrip van anze koloniën; en welke stad zou als plaats van vesti ging te verkiezen zijn: Amsterdam of 's-Gravenhage?" Van het drietal bepleitten twee in ieder geval een verplaatsing uit Leiden, de heer Ijzer man verklaarde zich sterk voor een verhuizing van het heele museum uit Leiden naar Amsterdam. De aldus uiteenloopende conclusies der commissie gaven direct aanleiding tot meeningsverschillen, en in een zijner gepeperde brochures dreef Victor de Steurs hevig den spot met de Leidsche meerder heid, die het museum in Leiden wilde houden. Intusschen had de stad Amsterdam reeds een royaal aanbod gedaan. In September 1900 was besloten tot radicale afbraak van het oude Buitengasthuis, in de geschiedenis als het Pesthuis bekend. Het gebouw was dus veroordeeld, maar een jong architect, de heer H. M. J. Walenkamp, mobiliseerde het Genootschap Architectura et Amicitia" dat eensgezind met hem, het gebouw erkende als een waar monument van degelijke oud-Hollandsche architectuur, als een wonder ongerept gebleven. Het gevolg was een adres aan den Raad. In het midden van October brachten vele autoriteiten een bezoek aan het terrein en op den 17den, drie dagen vóór de slooper zijn werk zou beginnen, werd het besluit voorloopig" ingetrokken. In Maart 1901, na een onderhandeling tusschen het Gemeentebestuur en den nieuwen Minister, Mr. Goeman Borgesius, heeft toen de Stad, op aansporing van dien bewindsman, het voormalige Buitengasthuis met het geheele ter rein, in vollen eigendom aangeboden aan den Staat, onder uitdrukkelijke voorwaarde dat het dienen zou voor een ethnographisch museum. Deze aanbieding had de Leidsche meerderheid totaal genegeerd. De strijd laaide opnieuw op toen, mag ik het zeggen? schrijver dezes in Het Nieuws van den Dag, uit oude tijdschriften en brochures de meening had opgerakeld van Mr. L. Serrurier, den grooten verrijker van het museum te Leiden, die na een heftigen, driejarigen strijd over de onvoldoende inrichting van dat museum, zijn directeursambt in 1896 had neergelegd en daarop naar Indiëwas vertrokken. Het genoemde orgaan, waarvan ik overigens niets dan goeds wensch te zeggen, was vooral toen ter tijd het tegendeel van militant en dus geen geschikte arena om het geschil uit te vechten. Toen zocht de heer De Koo uit eigen beweging voeling met den ondergeteekende en, met alle scherpte en al het polemisch talent waarover hij in zoo ruime mate beschikte, ging hij tot den aanval over. Terwijl ik in De Groene" en in Eigen Haard" de geheele quaestie uitvoerig documenteerde, schreef hij de felle artikelen die de zaak op den voorgrond brach ten. In een gelegenheidsgedicht werden aan de Leidsche heeren, sprekende tegen- mij, deze woor den in den mond gegeven: Wat brengt gij ons uit Leiden, in het lijden, Die met Uw pesthuis 't leven ons verpest ! In een ander poëem uit die dagen, luidde het, over het museum: Zal het blijven of zal het verhuizen, In de twee sleutels of naar de drie kruizen? De historie is ten slotte hierop uitgeloopen, dat het heele overige land, de provincie", in de Ka mers en in de pers, zich keerde tegen Amsterdam (zie ook G. P. Rouffaer, in de Gids 1904. Het Rijks Ethnographisch Museum is in Leiden ge bleven en dus buiten het groote verkeer. In Amster dam echter is sedert die grootsche stichting ver rezen, het Koloniaal Instituut, en spoedig reeds zal het blijken dat de land- en volkenkunde van den Indischen Archipel hier ter stede de belang stelling van duizenden zal wekken en bevredigen, veel beter dan de in Leiden sluimerende schatten het ooit kunnen doen. Door dit geval, wilde ik maar zeggen, heb ik de groote qualiteiten van den heer De Koo als sclierpZOO ZULLEN Z5 HUN ZONDAG OP DE OLYMPISCHE SPELEN DOORBRENGEN'! zinnig en polemisch journalist, ten volle leeren waardeeren. Het is mij gegeven geweest nog met andere medewerkers van de Groene", in vroeger en later tijd te kunnen samenwerken, met den geestdriftigen J. H. Rössing en in het bijzonder nog met Dr. Pijzel, den man van edelen zin en van groote gaven. Naar journalistenaard heb ik gemeend deze herinnering te mogen ophalen, om der wille ook van de actualiteit, nu een ander conflict met hoogleeraren in het Leidsch Atheen wordt uitgestreden 'D 'wteimw /c , nfjCMet/ifa 6êeJ/t//$H c// /ie?//*fc/i/ik ry/">/:> / /?: -i , /}? i / /~> r. /. > r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl