De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 9 mei pagina 7

9 mei 1925 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

NO.J2500 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE DAGERAAD VAN DE VRIJHEID DER RELIGIE door Dr. H. VISSCHER, Lid van de Tweede Kamer, Hoogleeraar aan de 'Jtr. Universiteit. VERKLEINDE REPRODUCTIE VAN DE EERSTE GROOTE PLAAT VAN JOHAN BRAAKENSIEK (Bijvoegsel van ,,de Amsterdammer" van 15 Februari 1885) ^~ "" T' Ook de vrijheid der^religie heeft hare geschiedenis. Zij verscheen niet plotseling, maar werd gege nereerd in het proces, dat de bewustwording van den menschelijken geest doorloopt. Daarom is ook thans hare historie nog niet voleindigd. Hare kiem werd in de verschijning van Christus tot levensvatbaarheid gebracht en drie eeuwen zijn noodig geweest om de vrijheid der religie te doen worden tot een factor in de politieke ontwikkeling. Het politiek genie van Constantijn den Oroote heeft haar voor de eerste maal in de geschiedenis der wereld door zijne tolerantie edicten bewust gegrepen, zooal niet als ideaal dan toch als middel tot bereiking van politieke doeleinden. Niet om haar zelve dus werd zij bemind, maar slechts om het nut, dat zij brengen kan. In Januari 313 toog Constantijn naar Milaan, om de bruiloft te vieren zijner^ zuster, die met Licinius zijn medekeizer huwen zou. De plechtig heid moest indrukwekkend zijn. Zelfs de oude Diocletianus was genoodigd om haar luister te verhoogen, doch geslepen genoeg om zich te ver ontschuldigen en dwaas genoeg om zich uit vrees voor de ongenade des keizers tot zelfmoord te laten verleiden. Inderdaad, het was niet in de eerste plaats Constantijns.Jdoel de bruiloft te doen schitteren, maar veeleer het edict, welks uitvaardiging hij zich had voorgesteld, van den beginne te om ringen met een stralenkrans van glorie, die de invoering ervan in het gansche Rijk zou verge makkelijken. Het decreet verklaarde, dat de keizers geloofden, orde te moeten stellen op de vereering der godheid, opdat een iegelijk, heiden of christen, het recht zou ontvangen sequendi religionem", die ieder meende te moeten volgen. En de grond, waarop deze overtuiging rustte, was het inzicht, geheel nieuw in die dagen, dat de godheid slechts gediend kan worden uit vrije overtuiging, opdat zij ons haar gunst bewijzen zal. En daarom aan de Christenen moesten de verbeurd verklaarde bedehuizen worden teruggegeven of de prijs er van worden vergoed. Zoo werd tevens voor de eerste maal het publiek-rechtelijk karakter der Kerk erkend door de regeering. De groote historische beteekenis van het edict is onmiskenbaar. Het verschijnt als de ex ponent eener religieuse ontwikkeling, die zich openbaart in eene politieke wending, waarmede een tot dusverre onbekend beginsel in de geschiedenis zijne intrede doet. Het was Constantijns politiek genie, die het ontdekte en indroeg in de cultuur. Hij had eene profetische visie, waardoor hij zou kunnen staan aan het begin der moderne geschie denis. Immers, in deze dagen heeft het, hoewel prijkend in de grondwetten van vrijwel alle cul tuurvolken, nog geene toepassing verkregen, zóó volledig als Constantijn zich dit dacht. Hoe kwam de keizer tot dit geheel nieuw aspect op de politieke problemen, wier oplossing hem boeide? Feitelijk kampten om en in hem twee geestelijke machten: het heidendom met zijn ver verleden, met zijne nationale traditie, met zijn politieke beteekenis voor de massa en het Kruis, dat hem het symbool der overwinning schonk en welks toekomstige levenskracht hij als bij intuïtie onderkende. Uit welk dezer twee laat zich nu dit in het edict geproclameerde nieuwe beginsel verklaren? Niet uit het heidendom, want de oude wereld kende slechts een strikt religieus gedetermineerd sociaal leven. In de religie sprak zich de eenheid der gemeenschap uit. De goden der individuen waren tevens de goden der stad. Slechts deze hadden bestaansrecht. Geen volk der oudheid, geene polis heeft ooit de vrijheid der religie in hare wetten geschreven. Was niet Socrates' misdaad, dat hij niet geloofde de goden, die de stad gelooft? Kon Plato, die hem verdedigde, zulke goddeloozen dulden? Integendeel, zelfs eene begrafenis mocht denzulken niet beschoren zijn. En Cicero, die de superstitiën bespotte, wien zijn beginselen zelden in den weg stonden, deed toch de in onze ooren bekrompen uitspraak: separatim nemo habebit deos", individueel mag niemand goden hebben. De oude wereld kon geene vrijheid van religie dulden, evenmin als de moderne wereldbeschouwingen, die uit hare beginselen leven. De vrijheid der religie stamt slechts uit Christus. Hij alleen kon haar brengen, want het Koninkrijk Gpds, dat Hij predikt, is niet begrensd binnen steden en natiën. Niemand is Christen, omdat ONS PUBLIEK KLASSIEK CONCERT IN 'T PALEIS VOOR VOLKSVLIJT hij burger is in stad of staat. Het eschatologisch ideaal der christelijke religie omvat alle natiën, tongen, talen. Voor haar moet de tolerantie onafwijsbare eisch zijn, omdat zij zonder deze zelve nergens een rustplaats vond voor het hol van haar voet. Zelf was het Christendom in het conflict, waarin het door zijne wereldbeschouwing met den tijdgeest was gewikkeld, zoo menigmaal vervolgd, dat Tertullianus reeds inzag, dat ,,religie opdwingen met religie niet vereenigbaar was". De apologeten hadden zoo vurig gepleit voor de vrijheid der conscientie, dat er geen twijfel aan kan zijn, of het tolerantie-edict werd den keizer geïnspireerd door het kruis-ideaal, ook al was hij nog geen Christen, toen hij het gaf. In het edict spreekt een heiden, want het zegt, dat vrijheid voor allen middel kan wezen om elke godheid gunstig te stemmen. Dus ook de gaden der heidenen bestonden niet slechts voor Con stantijn, maar deden hun nut. Doch als een ge slepen politicus sprak hij in termen, die heidenen en Christenen bevredigen konden. Ongetwijfeld, hij neigde tot het Christendom, welks politieke waarde hij doorzag en decreteerde tolerantie voor alle religies, opdat hij haar aan de Chris tenen zou waarborgen. Hij was de eerste, die inzag, dat vervolging en verdrukking tot het doel niet kon leiden en dat blijvende vreedzame ontwikkeling slechts mogelijk kon worden door eene verhouding te scheppen, waaronder sociale een dracht door verschil in religie niet werd gestoord. En toch wilde hij tevens keizer blijven in den ouden zin des woords en niets prijs geven van de macht, waardoor heel het regeeringsapparaat van het Rijk werd gedragen. Daarom hield hij eenerzijds het tolerantieideaal hoog en liet hij anderzijds toch niet af van het eereambt der Caesaren, dat hem als Pontifex Maximus hoofd deed blijven der oude staats-religie. Hij behaagde aldus de aanhangers der nieuwe religie en de stugge conservatieven tegelijker tijd. Voor de Kerk was deze tweeslachtige houding niet zonder gevaar en toch heeft zij er zich niet tegen verzet. De keizer, die de vervolging deed ophouden en de Kerk met zijne gunsten overlaadde, mocht om harentwil ook het religieuse hoofd der anderen zijn, omdat deze machtspositie haar ten goede kwam. Maar de bisschoppen, die door de vervolging niet overwonnen konden worden. bezweken voor de eerbewijzen en de keizerlijke gunst. Zij, die uit beginsel hunne macht met niemand konden deelen, lieten nu aan Constantijn de bezorging van de uitwendige belangen der Kerk en stelden zichzelven met het andere gerust en tevreden, ook al lag het voor de hand, dat de af stand tusschen den Pontifex Maximus en den heerscher over twistende kerk-prelaten slechts zeer klein kon wezen. Hetzelfde edict, dat de vrijheid moest waarborgen, bracht Constantijn de macht om de verdeelde christenheid desnoods met geweld tot eenheid te dwingen en de Kerk te klinken in een slavenboei, of ook, als haar macht te groot werd, schiep het de mogelijkheid om de staatsmacht te vernederen tot de dienstmaagd der Kerk. Zoo lag de weg der historie open, die terug kon voeren tot het verlaten oude standpunt. Inderdaad, het ,,dwingt ze om in te gaan" heeft eeuwen lang in de Westersche cultuur zich gehandhaafd. De middeleeuwen door bleef het gelden en zelfs de Reformatie heeft dien zuurdeesem niet geheel kunnen uitzuiveren. Hetgeen men als sectarisch beschouwde, zag de staatsmacht tegenover zich. En ook onze moderne tijd, zoo prat op de vrijheid zijner democratie, draagt toch nog in zich de levende kiemen van het eenmaal in het tolerantieedict van Milaan principieel overwonnen classieke politieke ideaal. Nog is er oorzaak om te vreezen voor eene staatsmacht, die de vrijheid der con scientie bedreigt. Niet slechts wat in Rusland en Roemeniëge schiedt, maar ook de theorieën, die ten onzent door politieke partijen en partijtjes worden voor gedragen, zijn symptomen van de levenskracht, die de politieke wortelen der oude wereldrijken nog in zich dragen. Nog wordt door groote en kleine geestelijke stroomingen niet ten volle verstaan, dat wie het zwaard van den staat grijpt, er zelve door zal vergaan. Zoo bevat dus het oude Edict van Milaan en de boodschap der eerste Christen-apologeten ook voor onzen tijd nog de vermaning, dat religie niet kan worden opgedwongen. De kracht eener geestelijke beweging kan niet liggen in het beroep op de macht en het geld van den modernen Staat, maar slechts in het geloof, dat alleen de waarheid groot is en overwinnen zal. De tolerantie die de politiek van Constantijn den Oroote typeerde, moet ook de norm zijn voor den modernen Staat. Maar nok deze tolerantie heeft hare grenzen. De vrijheid is geene losbandigheid. Het recht der tolerantie veronderstelt, dat de Staat aan allen de vrijheid waarborgt en daarom aan niemand toestaat in het openbaar de anderen te kwetsen. Slechts hij kan de vrijheid eischen, die haar aan anderen geven wil. De vrijheid der religie kan slechts bloeien onder den eerbied voor alle oprechte belijdenis, conscientie-vrijheid slechts bestaan bij de erkenning van het souvereine recht der conscientie. Daarom, wie deze vrijheid begeert, moet beginnen met de erkenning van het recht en van de macht van den Staat om haar te handhaven voor allen zonder onderscheid. Huis ter Heide.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl