De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 9 mei pagina 9

9 mei 1925 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2500 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE STELLING VAN AMSTERDAM door A. R. Oi-iroKvi U. Gen. l', d. Waar het hier betreft een feest-uitgave van een Amsterdamsch blad is het aangewezen, dat ik bijzonder uit mijn Amsterdamsche herinneringen de stof voor mijn artikel koos en duidelijk mag liet zijn dat daarbij naar voren trad de tijd, toen, in het verband van den grooten wereldoorlog, onze weermacht was gemobiliseerd en door mij, van l Augustus 1914 af tot 15 Maart 1918 toe, in de in staat van voorbereidende tegenweer ge brachte stelling van Amsterdam het militaire bevel werd gevoerd. Dat bevel was niet uitsluitend van militairtechnischen aard, reeds spoedig verkreeg het ook een economische en sociale beteekenis, welke toe nam, naarmate de mobilisatie langer duurde, en eenerzijds het directe gevaar, dat .ook ons land in den oorlog zou worden betrokken naar den achter grond scheen te treden, maar daarentegen ander zijds duidelijker werden de moeielijkheden, welke door de bevolking van Nederland werden onder vonden bij de uitoefening van handel en nijverheid en verder de bezwaren, verbonden aan een richtige levensmiddelen-voorziening, zich hoe langer hoe meer deden gevoelen. Menige opdracht toen aan den Commandant der Stelling van Amsterdam verstrekt en meerdere maatregelen toen genomen, hielden rechtstreeks met een en ander verband. De Stelling van Amsterdam heeft in die dagen op economisch gebied goede diensten bewezen. Thans, nu een en ander al weer zoo heel lang achter ons ligt, zoo heel lang, omdat er sedert zoo ont zettend veel op schier elk terrein des levens is gebeurd, wil ik van deze gelegenheid nog eens ge bruik maken om met dankbaarheid te herdenken de groote medewerking, welke uit alle kringen onzer samenleving werd ondervonden bij de uitvoering van een niet altijd even gemakkelijke taak. Die medewerking ving aan op l Augustus 1914 en is, voor mij waarneembaar, blijven bestaan tot den dag waarop het commando in andere handen is overgegeven. In de eerste plaats denk ik dan aan den grooten steun, welke in zoo ruime mate is ondervonden van allen, die met mij, als van beroep, waren aange wezen om het vaderland in eenig militair comman do te dienen, maar ook en zeer stellig niet het minst aan de hulp en medewerking, welke mocht worden genoten van die duizende mannen, die, voldoende aan de wettelijk op hen gelegde ver plichting, gedurende zoo geruimen tijd onder de wapenen moesten verblijven, en daarbij soms groo te offers hebben gebracht. Ik zal daaraan steeds met groote ingenomenheid blijven denken en blij ven waardeeren den goeden geest, welke toch im mer de zeer groote meerderheid der onder de wape nen zijnde burgers in de Stelling van Amsterdam heeft bezield. Verder denk ik ook met groote erkentelijkheid aan al die Besturen van Openbare en Bijzondere Lichamen en aan de zeer vele Vereenigingen en particuliere personen, die in materieel en geeste lijk opzicht soms zoo heel veel hebben gedaan om het aan het Commando mogelijk te maken, ook op sociaal gebied, aan zijn taak te beantwoorden. Ik wil hier geen Bestuur, Vereeniging of Persoon noemen, ook omdat zulks niet zou passen, maar allen blijven voortleven in de herinnering, welke bewaard wordt aan de belangrijkste jaren van een langdurige ambtelijke loopbaan, een herinnering, welke den besten waarborg geeft dat in ons Volk de kracht schuilt en de wil leeft, om te blijven: onafhankelijk en vrij. Amsterdam, April 1925. GROOTER AMSTERDAM door E. H E L D R i N o De Amsterdammer", die, zijn naam getrouw, steeds de belangen van de hoofdstad heeft voor gestaan, kan zich in het nieuwe tijdperk, hetwelk het blad weldra intreedt, nauwelijks nuttiger on ledig houden dan met de oplossing van het vraag stuk der toekomstige stadsuitbreiding. En zijn, naar mijn meening, weinig problemen, welke op sociale, economische en aesthetische gronden zoo zeer om een logische en dus van te voren vast te stellen gedragslijn vragen. Al te veel is tot nu toe overgelaten aan incidenteele oplossingen, die aan het volgende ge slacht, ja zelfs reeds eerder, de grootste bezwaren hebben opgeleverd. Wat men er op het stadhuis over denkt, krijgt de burgerij niet te weten en de indruk begint zich te vestigen, dat een uitbreidings plan in den eigenlijken zin des woords daar niet bestaat. Ik bedoel daarmede een plan, waarop niet alleen zekere verkeerswegen voor de toekomst aan gegeven zijn, maar waarop de wijze en mate van Ter reproductie voor liet iy>i>e nummer aly,estuui(\loor Dr. II. P. Bcrlage vt ZUÏTIIEN bebouwing niet alleen in het Zuiden, maar ook in het Oosten, Westen en Noorden van het geheele Amsterdamsche gebied, de aanleg van parken en recreatieterreinen, het behoud van natmirschuon (o.a. de Nieuwe Meer, de beide Amsteloevers van Zorgvlied tot Ouderkerk toe), de verbindingen tusschen binnen- en buitenstad, reeds nu geheel onvoldoende, met zooveel mogelijk ontzien van oud stadsschoon, de verkeersmogelijkheden te land en te water, alles in ontledingen samenhang en als vrucht van rijpe overdenking voor een verre toekomst neergelegd zijn. Er bestaat geen zekerheid, dat de groei van Amsterdam voor de komst met evenzeer als vroe ger in hooge mate aan toevallige oplossingen over gelaten zal zijn. Misschien zullen wij geen herha lingen zien van de ergste verrichtingen in het ver leden: het verknoeien van den Buitensingel na het ontmantelen der stad met het daarop vol gende aanleggen van de schilders- en dichtersbuurten, hopeloos triest (welk een hulde aan die kunstenaars !) en de uitgangen der stad verstop pende, de aanleg van de P. C. en het groote kwar tier achter het Concertgebouw, weinig minder troosteloos van aspect en zonder behoorlijken verkeersweg met de binnenstad, het bederf der Amsteloevers tusschen Hooge Sluis en Omval door onaanzienlijke bebouwing en verderop door de verrijzing van een gasfabriek. Nog onlangs bepleitte lang niet de eerste de beste de dichtplemping en bebouwing van het Oosterdok ten behoeve van meerdere centrali seering van het Centraal Station, onnoodige aan tasting van prachtig stadsschoon ten behoeve van een stedebouwkundig verkeerd plan, dat in uit voering is, n.l. het onnatuurlijk zoeken van meer en meer uitbreiding in het Noorden ten koste van onze haven, wier eisenen veelal niet begrepen worden, terwijl in het Westen, Zuiden en Oosten alle natuurlijke gelegenheid tot uitbreiding van woonkwartieren bestaat. Tientallen jaren geleden heeft men met den bouw van het Centraal Station het open havenfront afgekurkt, maar dezer dagen GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem aanschouwt men de uitbreiding ervan, waardoor de komst van een groot Zuiderstation, gekeerd naar de volkrijke en economisch belangrijkste centra in Zuidwestelijke, Zuidelijke en Zuidooste lijke richting van Amsterdam en met betrekking tot de stad zelve op de meest natuurlijke plaats gelegen, voor langen tijd minder waarschijnlijk is geworden. Waarlijk, de visie van een grooter Amsterdam schijnt nog sterk beneveld te zijn ! Mogen de kolommen van ,,de Amsterdammer" er krachtig toe bijdragen, dat zij helder worde. Het is een belang, waarmede de burgerij mede te leven heeft. En niet alleen voor Amsterdam, doch voor het geheele land dient op dezelfde gronden in de toe komst gezien te worden. Het probleem der steeds toenemende bevolking, der vermeerdering van voor landbouw en veeteelt geschikte gronden, der volkomen ontoereikende verbindingswegen te land, der gewestelijke bebouwing en van het be houd van bosschen, duinen, heiden en ander snel verloren gaand natuurschoon maakt een ver voor uitziende staatszorg noodig, welke nog op zich laat wachten. OI.OO f o.a s &N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl