De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 16 mei pagina 15

16 mei 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2501 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Nieuwe Engelse Litteratuur IERS HEIDENDOM, OUD EN NIEUW In The Land of Youth, By JAMES STEPHENS. Macmillan, 1924. 7.6. Two Plays (Juno and the Paycock en The Shadow of a Gunman). By SEAN O'CASEY. Macmillan, 1925. 7.6. Allereerst 'n stellig niet overbodige aanwijzing betreffende de uitspraak. Stephens rijmt op het Engelse evens, en Sean (John) klinkt als Shawn. 't Is met zulke dingen zaak er als de kippen bij te wezen. Spreekt men niet in Den Haag van 'n Koperniekesstraat, iets waarmee men van Ne derlands standpunt trouwens vrede kan hebben, en van 'n Steffensen-straat, waarbij Stephenson wordt verhanselt op 'n manier die noch Engels noch Hollands is? En wat staat Amsterdam te wachten in zake de Vespucci-straat?Het kan leutig worden !. 't Kan weliswaar van niemand worden ver wacht, dat ie met de uitspraakregels van alle talen op de hoogte is; en dan schiet er maar n consequentie over: men spreekt uit volgens eigen, inheemse, gewoonte. En dit onlaakbare en onwraakbare standpunt zal te pas komen bij 't lezen van de mooie bewerking die James Stephens heeft gegeven van The Feast of Samhain en The Feast of Lugnasa, twee episoden die met de geschiedenis van Deirdre, de inleiding vormen van de pièce de résistance, die Stephens ons nog schuldig is: de Tain, de Veeroof van Cooley, welke in de Ierse heldensage 'n plaats inneemt, te ver gelijken met de Ilias of het Nevelingenlied. Het Land der Jeugd is het rijk van de Shi, 'n kategorie wezens, die we in 't Nederlands maar zeer onvolkomen kunnen aanduiden als tovergodinnen en feeën, want er zijn mannelike zowel als vrouwelike, benevens allerlei rangen en standen. Het ligt om zo te zeggen in de vierde dimensie". Af en toe kan 'n gewoon sterveling er in komen, als wanneer hij zoveel raadselachtigs ziet dat ie het denken er het liefst maar aan geeft. Maar een ding is zeker: de tijd in 't Land der Jeugd beweegt zich heel anders dan in de wereld der mensen. Men doorleeft er meer; er gebeurt meer; en toch blijft men jong. En hij die er heen is verzeild wil er. niet meer vandaan Daar was bijv. Nera, de dappere kapitein van koning Ailill. Het was een van die geheimzinnige nachten, waarin de toegang tussen mensenland en Shiland open staat, en er grote vuren branden voor het paleis, om er bij hogen en lagen de moed in te houden, en de geesten op 'n afstand. Daags te voren waren er enige boosdoeners opgehangen, op 'n heuveltje, dicht in de buurt. En evenals de koning in Schiller's Taucher nodigt Ailill heel minzaam z'n manschappen uit tot bezoek aan het oord der verschrikking. Beloning: 's konings zwaard met gouden gevest. Achtereen volgens maken die krijgers zich op weg, om klappertandend van bangheid weer terug te keren. Dan gaat Nera. ,,Ik verwacht je binnen de minuut terug, ouwe jongen," zegt de koning. ,,I will come for my'price !" is 't koppige antwoord. Hij gaat naar de hang-heuvel; hij bindt 'n wilgetwijg aan de voet van een gehangene; hij merkt dat de misdadiger niet dood is, niet dood kan, omdat ie zo'n ontzettende dorst had voor z'n terechtstelling. Kun jij slapen met zo'n dorst? Niet? Ik ook niet. Wat voor de slaap geldt, gaat ook op voor de dood. Bezorg me 'n goeie slok, en ik zal m'n verplichting om te sterven behoorlik nakomen." Nera klimt de boom in, maakt het touw los en 't levende lijk ploft ter aarde. Hij neemt het op z'n schouder en gaat water zoeken. Hoe voelt het, als je opgehangen bent?" vraagt ie onder weg. Och, dat valt mee", is't antwoord. Maar 't ergste is die dorst. Ik kan werkelik aan niks anders denken." Z'n drager gaat 'n boerderij binnen, ledereen maakt benen bij 't zien van 't lugubere vrachtje. Nera zet de dode" boef op de grond, met z'n rug tegen de muur. D'r staan drie volle emmers water. De gehangene slobbert ze alle drie leeg. En tiert om meer. Maar Nera vindt het welletjes. en zeult 'm onverstoorbaar terug naar de galg. Ik mag zoiets wel.... lezen, vooral in de kleurige stijl van James Stephens, die zich zonder moeite verheft van het groteske tot het verhevene, en daarbij in z'n zinsbouw steeds eenvoudig en door zichtig blijft. Ik vermoed dat er weinig mannetjes lezers van het boek zullen zijn, die niet tegelijk met de jonge koning Eochaid (spreek uit Johi ! !) tot over de oren verliefd raken op de schone Etain bij de waterput. The soft l i glit of the moon was in her face: the light of pnde was on her brow; and to each cheek there came and went, and came again, a dimple of delight, as she observed the mighty young man who had become all eyes and no tonguc.... 'n Heldentijdperk in 't verre verleden heeft veel voor boven een dat pas achter ons ligt, en 't is geen kleinering van James Stephens er op te wijzen, dat, gegeven z'n schrijverstalent, z'n taak getnakkeliker was dan die van Sean O'Casey. Wie zal 't in z'n hoofd krijgen Stephens te betuttelen omdat z'n helden allen dapper, z'n heldinnen allen schoon zijn? Dat Nera voorgegaan wordt door drie minder manhaftige kameraden die na weinige ogenblikken terugkeren, hoeft geen heden daagse zoon van Erin zich aan te trekken. Immers, die terugkomst met de kous op de kop, da's 'n oude conventie; ze dient alleen om 't nodige relief te geven aan de mannemoed van Nera, met wie de ijdele lezer zich natuurlik gaarne vereen zelvigt, vooral wanneer ie zich beschouwt als 'n Gael van 't echte ras. Sean O'Casey echter toont zich in z'n twee drama's 'n geestverwant van John M. Synge, de schrijver van The Playboy o/ the Western World, ook 'n vriend dieaanz'nlandslui d'r feilen toonde, en die dat gaat meer zo stank voor dank kreeg. Deze twee stukken evenwel zijn met veel succes opgevoerd in Dublin, hoewel er op een Londense Black-and-Tan na alleen Ieren in voorkomen, en wel lafaards, zwabberkapteins, kletsmajoors en sluipmoordenaars. Ce vrouwen komen er 't beste af. De kordate Juno" verdient alle sympathie; de idealistiese en held haftige Minnie Powell (deze naam is niet Iers maar Wels) alle bewondering. Maar op Juno parasiteert 'n verstokte luiwammes en pimpelaar van 'n echtgenoot, die zich kapitein laat noemen, omdat ie eens van z'n leven 'n ouwe kolenboot langs de kust naar Dublin heeft gebracht". En Minnie offert zich op, laat zich doodschieten voor 'n laf dichtertje. Rare wezens, die vrouwen ! En 'n bittere realist, die Sean O'Casey ! Z'n gegevens en methodes zijn eenvoudig; ze herinneren aan Heyermans, die 'm stellig onbekend was. Tafereeltjes vol stemming... Heijermans. Galgenhumor... Heijermans. Zwabberkaptein Boyle zegt van 'n vakverenigingsman: Ik geloof niet, dat ie ooit van z'n leven dronken is geweest. Ik heb 'm nooit horen vloeken.... Hij lijkt niks niemendal op 'n Christenmens !" Het had zó uit Heijermans kunnen komen. De burgerij krijgt de klappen; wij weten bij 'n hinderlaag niet waar we heen moeten. Je krijgt 'n kogel van achter ter beveiliging van 't Britse Rijk, en 'n kogel van voren om de Ierse ziel te redden. Ik ben zelf nationalist, wis en waar achtig. ... Ik geloof in de vrijheid van Ierland, en dat Engeland hier niks heeft te maken. Maar 't gaat mijns inziens over de schreef, wanneer ik Vrijstaatse schutters hoor dazen over de heldendood voor 't volk, wanneer het volk moet sterven voor de schutters !" Vee! van Heijermans werk is journalistiek in dramatiese vorm. Het zal waarde behouden als geschiedkundig dokument. Hetzelfde geldt voor de twee drama's van Sean O'Casey. CORDONBOTTOMLEY, DICHTER Poems of Thirty Years. By OORDON BOTTOMLCV. Constable, 1925. 30 -. Dit kloeke mooie boekwerk bevat alleen lyriek. De dichterlike drama's rlie zoveel tot de roem van Bottomley hebben bijgedragen, voornamelik King Lear's Wijc en Grnacli, moet men elders zoeken. Het eerste is ook te vinden in Georgian Poetry 1913?1915", een van de beste delen van die interesante bloemlezing, waarin ook de twee bekendste gedichten van Ralph Hodgson staan (The Buil en The Song of Honour), en Off the Ground" van Walter de la Mare, en Hoops" van Gibson en The End of the World" van Lascelles Abercrombie, 'n biezonder mooie verzame ling, waarin aan King Lear's Wife" de ereplaats is gegund. Persoonlik heb ik met Bottomley nooit kennis gemaakt; 'n zekere schroom heeft me er van teruggehouden. !k wist dat ie zwak van gestel is en 'n zeer groot gedeelte van z'n leven heeft gesleten op z'n ziekbed, en zoiets te weten maakt huiverig. Ik kende z'n gezicht van fotografieën. 'n Mooi portret naar 'n tekening van Charles Shannon bevindt zich tegenover het titelblad van deze verzamelde uitgave. 'n Bedlegerig intellectueel is gewoonlik 'n boekevriend, en dit blijkt uit Bottnmley's gedich ten. Het zijn niet zozeer duidelik aan te wijzen invloeden, van dichter Jan in dit vers en van dich ter Piet in dat. Onlangs'heeft de schrijfster Victoria Sackville-West zich laten verleiden tot het noemen van namen, en dit is haar slecht bekomen. De invloeden die zij (in The Nation") geliefde aan te wijzen kwamen nl, volstrekt niet in aanmerking, aangezien ze van later datum waren dan de gedichten die ze zouden hebben ge'nfluenceerd. Neen, het zit 'm in 'n littéraire E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELE FOON 125 atmosfeer die al het werk van Bottomley omhangt, 'n littéraire zuurdesem die het alles doordringt en vervult; 'n littérair geweten dat waakt tegen banaliteit, maar niet'steeds behoedt voor 'n zekere stijfheid en boekachtigheid. Het is niet mals, niet smeuïg. Maar 't is hoog en fier, en vol verbeel ding. What poets sang in Atlantis? Who can teil The epics of Atlantis or their names? The sea hath its own murmurs, and sounds not The secrets of its silences beneath, And knows not any cadences enfolded When the last bubbles of Atlantis broke Among the quieting of its heaving floor. O, years and tides and leagues and all their billows Can alter not man's knowledge of men's hearts While trees and rocks and clouds include our being We know the epics of Atlantis still: A nero gave himself to lesser men, Who first misunderstood and murdered him, And then misunderstood and worshipped him; A woman was lovely and men.fought for her, Towns burnt for her, and men put men in bondage, But she put lengthier bondage on them all.. Dit is alles heel goed en raak gezegd, en toch geeft in zulke regels de boeke-man zich bloot, die zekere speciale gegevens en levens-aspekten heeft leren beschouwen als de dichterlike gronilstof-bij-uitstek. Helena van Troje beschikt in z'n hartepaleis over heel wat kamers. Daarbij komen figuren als Kassandra en Bathsheba en het meisje dat de laatste dagen van de uitgeleefde koning David moest veraangenamen, Abisag, en Egyptiese goden en Babyion, enz. Het alles rechtvaardigend resultaat blijft even vaak uit als het verschijnt. The End of the World is mooi; Babel: the Oate of the God evenzeer. 'n Aantal hymnen, of Irnagination, of Forrn, oj Touch dwingen eerbied af zonder dat ze geheel voldoen. 'n Bewust zoeken naar poëtiese" onderwerpen is gevaarlik, en voert des d'chters bootje naar ondiepten, ontstaan door aanslibbingen van eeuwen en eeuwen. Bottomley's ver ering voor Pan is gezond, en het landleven heeft 'm menig goed gedicht ingegeven. Maar is er uit de stad, is er uit de moderne industrie niet mér te halen dan Bottomley doet? Hij verfoeit hoog ovens, omdat de vogels er van opzij moeten en omdat het gras erdoor verdrongen wordt. Is er niet veel groots, veel koens, veel romantics in 'n hoogoven? Getuigt het van '\\ verhoven visie, ijzerfabrikanten te verwijten O, you are busied in the night. Preparing destinies of rust. . . . 'J De geest van John Ruskin heeft de dichter hier parten gespeeld. Maar ik bewonder daar entegen het romantics realisme van z'n visie in z'n gedicht over 't naspel van de kruisiging op Golgotha, ,,Calvary-Talk": Three black crosses against the sky; A sim like a bubble of blood; A cawing rook with lifted wings Poised on the middle rood. A moaning corpse on either hand, A silent Corpse between Sagging with sharp protruding knees And chin on bosom lean. The rabble had gone. The Westered sim Dropped like a dead man's head Who raising himself for a last look Slips back upon the bed... Zulke strofen leven. Zo'n schilderij is uit de vert". \V I I. I. E M V A N D D !' R N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl