De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 16 mei pagina 17

16 mei 1925 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

'BE GROENE AMSTÖAMMER, WEEKBCAD VÖOTÈ1>E3LAND 17 SCHILDERKUNST-KRONIEK VEILING; FLORIS ARNTZENIUS BIJ KLEIKAMP Twee dingen waren in Floris Arntzenius sterk vereenigd: het was de schilder uit de Haagsche School en de verzamelaar van antiquiteiten. Mis schien is de uitdrukking: twee dingen of twee wezens niet geheel-en-al verdedigbaar, en zoudt ge zuiverder moeten zeggen, dat de schilder en de verzamelaar twee takken waren aan een zelfden stam. De verzamelende schilders, zooals Arnt zenius er een was en zooals er vele onder de schilders zijn, zijn niet bovenal uit op het technisch-zeldzame voorwerp; ze zijn niet verzamelaars zooals postzegelverzamelaars dat zijn, die om een tand meer aan den rand van een postzegel subtielen moord zouden willen, verzinnen tegen den eigenaar van zulken postzegel, ze zijn van nobeler drift bezeten, en zoeken meer naar schoon heid dan naar zeldzaamheid alleen; ze zoeken bovenal naar de schoonheid van de kleur. Hun verzamelingen, soberder dikwijls dan die der groote verzamelaars, soms armelijk daarmee ver geleken, hebben de innigheid der armoe aan zich; een verscherfde schotel is hun trots, maar op het wit van zoo'n schotel (en welk wit!) bloeit een bloem-van-kleur uit, die u nooit verveelt of ver zadigd doet afkeeren, en naar eenTjmder doet omzien. En zoo'n schotel wekt onophoudelijk hun lust, en hun begeerte dit schoon te evenaren of door grootscher innigheid te overtreffen. De verzameling van Floris Arntzenius was iets deftiger dan die van den gewonen, klcurgragen, schilder, maar ze lag toch meer naar dien kant, dan naar dien van den pronkenden verzamelaar, of de om een bepaalde volledigheid bezetene. In de verzameling van Floris Arntzenius was zoowel aard zeer zelden in het Haagsche stadsgezicht, dat onder den invloed van Breitner stond, hoewel toe te geven is, dat in de snelle waterverf- en andere notities van zulk stadsgezicht wel eens een bekoring is van vlotte gevoeligheid. Evenmin vond ik dien aard in de vele koffiehuistooneelen; meer is hij aan te treffen in sommige teekeningen van Pulchri-avonden. Een enkele der schet sen van de Haagsche markt heeft iets, dat verrast door een bepaalde, toevallige? saamvatting, zooals een der zitjes" voor een caféeen ook toevallige? toch wijdsche wijking heeft van een plein, dat aan de overzij vaag weer is verlicht. De portretten, de vele zelfportretten (welken grond zoeken wij toch allen in 't eigen wezen, telkens weer nieuwsgierig daar-voor staand?) hebben 't mij evenmin dikwijls aangedaan, of schoon er aardige onderzijn, zooals dat vanden steilopgeschoren Schreuder van de Coolwijk buiten aan het werk etc. Evenmin verraste Floris Arnt zenius door wat hij als schilderijen van anderen uit zijn bezit laat zien, behalve door 'n van Noort (visschen) een Diaz etc. Waar ge zijn diepsten aard moet zoeken, het was in de bloemen (hij maakte betere dan ge hier vondt) in het stilleven in 't algemeen, zooals in het groote zonder bouw ' met den stoel (de tegels zijn uitstekend daar in vlotten haal geschilderd; Ver meer schilderde ze echter eindeloos veel malen stiller en rijker) in een niet drift neer geschil derde studie van ontpluimde vogels; in een schilderijtje van een ongewoon buurtje, in visschen en poppen vol stille kleur, in n zelfportret. Daar is innigheid of soberheid. En ten slotte nog een enkel woord over iets anders, over de. explicaties van den katalogus en hun bonbonstijl. Wat moet de mij onbekende schrijver ongevoelig RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN C. B. VAN BOHEMEN - DEN HAAG TOEGEPASTE KUNST AARDEWERK DOOR JAAP OIDDINO. De Tentoon stelling van Decoratieve Kunsten te Parijs (waar over spoedig uitvoerig verslag zal worden uitge bracht), eene gebeurtenis op kunstgebied, welke voor Nederland o.m. door de aanwezigheid van een zeer bijzonder en karakteristiek Paviljoen van groote beteekenis kan heeten, is aanleiding geweest tot het vervaardigen van nieuw aarde werk door de fabriek Regina" te Gouda, ont worpen door den sierkunstenaar Jaap Gidding, die vooral door zijne kleurige en weelderige tapijten en mozaïeken bekendheid verworven heeft, zoo wel binnen- als buitenslands. De groote moeilijkheid, welke moest worden overwonnen school echter in het feit dat de kleuren, welke de fabriek bij de vervaardi ging van het gewone gebruiks-aardewerk toe paste, onmogelijk voor het sier-aardewerk van Gidding geschikt bleken, die vooral naar felle en sterke contrasten zocht. Aanvankelijk vormde bij het nemen der proeven alleen zwart het ornament, maar later werden daaraan, na allerlei hardnekkige pogingen naast het reeds door de fabriek gebezigde blauw, groen en oranje ook rood en geel toege voegd en zoo is dan ten slotte het resultaat tot stand gekomen van de verblijdende samenwerking tusschen kunstenaar en fabrikant, waarvan door Nieuw aardewerk door JAAP GIDDIN een getorste stoel te vinden, als een groote hoe veelheid van die gekleurde tegels, die Vermeer helpen begrijpen, maar er was naast het edel-bestorven eikenhout van een hollandsche lambriseering en het grijze-groen van een gobelin ook de oostersche pronk der perzische vazen. Wat het ook was het was om de kleur bovenal gekozen. Dat kon niet anders bij zulk een schilder uit de Haagsche School, hoewel hij een leerling was der Amsterdamsche en Antwerpsche Akademies. Te zeggen, dat ge geen enkelen invloed dier Akademies in het Haagsche" werk vondt van Arntzenius is onjuist, er zijn daar sporen in van vaster neerzet en van vaardiger vlotheid, dan ge die vindt bij Hagenaars van denzelfden rang als Arntzenius. Floris Arntzenius, het blijkt wanneer ge met nauwkeurigheid ook wat hier geveild wordt, nagaat, was geenszins een schilder van den eersten rang. Hij was daarvoornietoorspronkelijkgenoeg,enniet schilderlijk-zelfgenoegzaam genoeg. Hij was een gangbaar schilder, en hij vertoonde de gevaren van zulke gangbaarheid; hij heeft mij nooit doen zuchten of stenen, zooals ik een schilder om hem hoorde zuchtend-stenen. Hij, Floris Arntzenius, was een inderdaad gangbaar schilder; dat beteekent dat zijn statuur de koopers noch verwon derde, noch verschrikte. Maar hij had soms talent, en dat zoeken we bij zulke schilders, en dat vinden wij bij zulke schilders het meest, wanneer ze, te midden van een regelmatige productie van gewenschte en gemakkelijk te verkoopen schilde rijen, met het jonge van den geestdrift bevangen worden voor iets, dat buiten dat gewone daaglijksche doen eigenlijk ligt, dus voor een ander onderwerp" dan het hun gewone. Daar erkent ge den innerlijksten slag van hun werk, en daar erkendet ge ook den innerlijksten slag van Floris Arntzenius'aard. Ik vind dezen innerlijken nut en zijn voor de waarde der woorden? Het lezen van al deze beschrijvingen, waar spiritueel" en verdroomd" en monumentaal" verworden zijn tot zoete taartjes uit een slechten winkel, stelt een te straffen eisch aan onze digcstic. Is het publiek, dat schilderijen koopt, zóó verzot op deze flauwe zoetigheid, dat ze telkens opnieuw moet aangeboden worden, of is de afwezigheid van kritiek, die ge er uit bespeurt, juist van nut gezocht in katalogi van veilingen? Ik vrees, dat de laatste veronderstelling is de juiste. P L A S S C H A E R T BABY-PORTRETTEN DOOR JAN SLUYTERS BIJ BUFFA. Verpoozingen op baby-gebied. Uitspannings vrucht in een schijnbaar laissez-aller gekweekt. Lijntjes en kleuren, streepjes en vegen, aanzetten en luchtigheden, aarzelingen en vastigheid. Maar ten slotte een springlevend geheel. Men moet er niet al te luid over roepen. Het is copieer-Iust van den buitenkant der dingen. Het zijn baby-portret ten; het is niet de baby". Het zijn opnamen van het prilste leven inhoudingen van het uiterste sans-gêne, pruilmondjes, tranenbekjes, krijschmanifestaties. Het zijn zorgvuldige notities naar altijd interessante verschijnselen, het zijn sub tiele, gevoelige, nauwgezette konterfeitsels. Men onderschatte ze dus evenmin. Thijs Maris heeft de baby inniger bekeken, dieper, eenvoudiger; er is juist zulk een schilderijtje in een Amsterdamschen kunsthandel. Maar het levende, het bewegelijke, de nukken en grillen, den lach en de traan de traan vooral die heeft Jan Sluyters fijn en krachtig, begrijpend en meedoogenloos, aarzelend en stevig, in een techniek die voor het geval ge schapen schijnt, vastgelegd. Het zijn verpoozingen, maar, van een kunste naar. H K N N u s velen onder de kunstnijvercn terecht groote ver wachting wordt gekoesterd. Enkele werkstukken zijn thans in de Woning" te Rotterdam te zien (N. Binnenwg 29A), vazen van een rijzigen vorm, waarbij de versiering zich logisch aanpast. Men voelt het in alles: hier is de antipode van een Lanooy aan het woord, waarover ik in verband met zijn 25-jarig potten bakkers-schap een en ander mocht neerschrijven in dit weekblad (in het nummer van 25 April 1.1.). Immers het gaat bij Gidding veel minder om de materie dan wel om den tooi. Er is een zoeken naar oorspronkelijke vormgeving en een ver langen de beschildering krachtig te doen spreken. De deugd is dat, al lijkt deze aanvankelijk wat hard en zelfs soms wat al te opzettelijk, de mo tieven als het ware een reflex zijn van den hoofd vorm der vazen; er is eenzelfde samengang van vlakken en massa, van rechte en afgeronde lijnen en er is aldus eene eenheid verkregen welke aan het geheel als verschijning ten goede komt. Gidding heeft het voornemen met zijn ceramischen arbeid door te gaan. Juist waar de nieuwe werkstukken een sterk persoonlijk stempel dragen, valt ook op dit gebied veel van dezen zoo/eer vruchtbaren kunstenaar te wachten. O T T O VAN T U S S E N B R O U K KUNSTZAAL VAN LIER naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.) VAN HALF MEI TOT EINDE JUNI TENTOONSTELLING VAN EEN VOOR HOLLAND GEHEEL NIEUWE COLLECTIE OUDE NEGERPLASTIEKEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl