Historisch Archief 1877-1940
'BE GROENE AMSTÖAMMER, WEEKBCAD VÖOTÈ1>E3LAND
17
SCHILDERKUNST-KRONIEK
VEILING; FLORIS ARNTZENIUS BIJ KLEIKAMP
Twee dingen waren in Floris Arntzenius sterk
vereenigd: het was de schilder uit de Haagsche
School en de verzamelaar van antiquiteiten. Mis
schien is de uitdrukking: twee dingen of twee
wezens niet geheel-en-al verdedigbaar, en zoudt
ge zuiverder moeten zeggen, dat de schilder en de
verzamelaar twee takken waren aan een zelfden
stam. De verzamelende schilders, zooals Arnt
zenius er een was en zooals er vele onder de
schilders zijn, zijn niet bovenal uit op het
technisch-zeldzame voorwerp; ze zijn niet verzamelaars
zooals postzegelverzamelaars dat zijn, die om een
tand meer aan den rand van een postzegel
subtielen moord zouden willen, verzinnen tegen den
eigenaar van zulken postzegel, ze zijn van nobeler
drift bezeten, en zoeken meer naar schoon
heid dan naar zeldzaamheid alleen; ze zoeken
bovenal naar de schoonheid van de kleur. Hun
verzamelingen, soberder dikwijls dan die der
groote verzamelaars, soms armelijk daarmee ver
geleken, hebben de innigheid der armoe aan zich;
een verscherfde schotel is hun trots, maar op het
wit van zoo'n schotel (en welk wit!) bloeit een
bloem-van-kleur uit, die u nooit verveelt of ver
zadigd doet afkeeren, en naar eenTjmder doet
omzien. En zoo'n schotel wekt onophoudelijk hun
lust, en hun begeerte dit schoon te evenaren
of door grootscher innigheid te overtreffen. De
verzameling van Floris Arntzenius was iets
deftiger dan die van den gewonen, klcurgragen,
schilder, maar ze lag toch meer naar dien kant,
dan naar dien van den pronkenden verzamelaar,
of de om een bepaalde volledigheid bezetene. In
de verzameling van Floris Arntzenius was zoowel
aard zeer zelden in het Haagsche stadsgezicht,
dat onder den invloed van Breitner stond, hoewel
toe te geven is, dat in de snelle waterverf- en
andere notities van zulk stadsgezicht wel eens een
bekoring is van vlotte gevoeligheid. Evenmin
vond ik dien aard in de vele koffiehuistooneelen;
meer is hij aan te treffen in sommige teekeningen
van Pulchri-avonden. Een enkele der schet
sen van de Haagsche markt heeft iets, dat
verrast door een bepaalde, toevallige?
saamvatting, zooals een der zitjes" voor een caféeen
ook toevallige? toch wijdsche wijking heeft van
een plein, dat aan de overzij vaag weer is verlicht.
De portretten, de vele zelfportretten (welken
grond zoeken wij toch allen in 't eigen wezen,
telkens weer nieuwsgierig daar-voor staand?)
hebben 't mij evenmin dikwijls aangedaan, of
schoon er aardige onderzijn, zooals dat vanden
steilopgeschoren Schreuder van de Coolwijk buiten
aan het werk etc. Evenmin verraste Floris Arnt
zenius door wat hij als schilderijen van anderen
uit zijn bezit laat zien, behalve door 'n van
Noort (visschen) een Diaz etc. Waar ge zijn
diepsten aard moet zoeken, het was in de bloemen
(hij maakte betere dan ge hier vondt) in het
stilleven in 't algemeen, zooals in het groote
zonder bouw ' met den stoel (de tegels zijn
uitstekend daar in vlotten haal geschilderd; Ver
meer schilderde ze echter eindeloos veel malen
stiller en rijker) in een niet drift neer geschil
derde studie van ontpluimde vogels; in een
schilderijtje van een ongewoon buurtje, in visschen
en poppen vol stille kleur, in n zelfportret.
Daar is innigheid of soberheid. En ten slotte
nog een enkel woord over iets anders, over de.
explicaties van den katalogus en hun bonbonstijl.
Wat moet de mij onbekende schrijver ongevoelig
RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN
C. B. VAN BOHEMEN - DEN HAAG
TOEGEPASTE KUNST
AARDEWERK DOOR JAAP OIDDINO. De Tentoon
stelling van Decoratieve Kunsten te Parijs (waar
over spoedig uitvoerig verslag zal worden uitge
bracht), eene gebeurtenis op kunstgebied, welke
voor Nederland o.m. door de aanwezigheid van
een zeer bijzonder en karakteristiek Paviljoen
van groote beteekenis kan heeten, is aanleiding
geweest tot het vervaardigen van nieuw aarde
werk door de fabriek Regina" te Gouda, ont
worpen door den sierkunstenaar Jaap Gidding, die
vooral door zijne kleurige en weelderige tapijten
en mozaïeken bekendheid verworven heeft, zoo
wel binnen- als buitenslands.
De groote moeilijkheid, welke moest worden
overwonnen school echter in het feit dat de
kleuren, welke de fabriek bij de vervaardi
ging van het gewone gebruiks-aardewerk toe
paste, onmogelijk voor het sier-aardewerk van
Gidding geschikt bleken, die vooral naar felle en
sterke contrasten zocht. Aanvankelijk vormde bij
het nemen der proeven alleen zwart het ornament,
maar later werden daaraan, na allerlei hardnekkige
pogingen naast het reeds door de fabriek gebezigde
blauw, groen en oranje ook rood en geel toege
voegd en zoo is dan ten slotte het resultaat tot
stand gekomen van de verblijdende samenwerking
tusschen kunstenaar en fabrikant, waarvan door
Nieuw aardewerk door JAAP GIDDIN
een getorste stoel te vinden, als een groote hoe
veelheid van die gekleurde tegels, die Vermeer
helpen begrijpen, maar er was naast het
edel-bestorven eikenhout van een hollandsche
lambriseering en het grijze-groen van een gobelin
ook de oostersche pronk der perzische vazen.
Wat het ook was het was om de kleur
bovenal gekozen. Dat kon niet anders bij zulk een
schilder uit de Haagsche School, hoewel hij een
leerling was der Amsterdamsche en Antwerpsche
Akademies. Te zeggen, dat ge geen enkelen invloed
dier Akademies in het Haagsche" werk vondt
van Arntzenius is onjuist, er zijn daar sporen in
van vaster neerzet en van vaardiger vlotheid, dan
ge die vindt bij Hagenaars van denzelfden rang
als Arntzenius.
Floris Arntzenius, het blijkt wanneer ge met
nauwkeurigheid ook wat hier geveild wordt, nagaat,
was geenszins een schilder van den eersten rang.
Hij was daarvoornietoorspronkelijkgenoeg,enniet
schilderlijk-zelfgenoegzaam genoeg. Hij was een
gangbaar schilder, en hij vertoonde de gevaren
van zulke gangbaarheid; hij heeft mij nooit doen
zuchten of stenen, zooals ik een schilder om hem
hoorde zuchtend-stenen. Hij, Floris Arntzenius,
was een inderdaad gangbaar schilder; dat
beteekent dat zijn statuur de koopers noch verwon
derde, noch verschrikte. Maar hij had soms talent,
en dat zoeken we bij zulke schilders, en dat vinden
wij bij zulke schilders het meest, wanneer ze, te
midden van een regelmatige productie van
gewenschte en gemakkelijk te verkoopen schilde
rijen, met het jonge van den geestdrift bevangen
worden voor iets, dat buiten dat gewone
daaglijksche doen eigenlijk ligt, dus voor een ander
onderwerp" dan het hun gewone. Daar erkent ge
den innerlijksten slag van hun werk, en daar
erkendet ge ook den innerlijksten slag van
Floris Arntzenius'aard. Ik vind dezen innerlijken
nut en
zijn voor de waarde der woorden? Het lezen
van al deze beschrijvingen, waar spiritueel" en
verdroomd" en monumentaal" verworden zijn
tot zoete taartjes uit een slechten winkel,
stelt een te straffen eisch aan onze digcstic. Is het
publiek, dat schilderijen koopt, zóó verzot op
deze flauwe zoetigheid, dat ze telkens opnieuw
moet aangeboden worden, of is de afwezigheid van
kritiek, die ge er uit bespeurt, juist van nut
gezocht in katalogi van veilingen?
Ik vrees, dat de laatste veronderstelling is de
juiste. P L A S S C H A E R T
BABY-PORTRETTEN DOOR JAN SLUYTERS BIJ
BUFFA.
Verpoozingen op baby-gebied. Uitspannings
vrucht in een schijnbaar laissez-aller gekweekt.
Lijntjes en kleuren, streepjes en vegen, aanzetten
en luchtigheden, aarzelingen en vastigheid. Maar
ten slotte een springlevend geheel. Men moet er
niet al te luid over roepen. Het is copieer-Iust van
den buitenkant der dingen. Het zijn baby-portret
ten; het is niet de baby". Het zijn opnamen van
het prilste leven inhoudingen van het uiterste
sans-gêne, pruilmondjes, tranenbekjes,
krijschmanifestaties. Het zijn zorgvuldige notities naar
altijd interessante verschijnselen, het zijn sub
tiele, gevoelige, nauwgezette konterfeitsels. Men
onderschatte ze dus evenmin. Thijs Maris heeft de
baby inniger bekeken, dieper, eenvoudiger; er is
juist zulk een schilderijtje in een Amsterdamschen
kunsthandel. Maar het levende, het bewegelijke,
de nukken en grillen, den lach en de traan de
traan vooral die heeft Jan Sluyters fijn en
krachtig, begrijpend en meedoogenloos, aarzelend
en stevig, in een techniek die voor het geval ge
schapen schijnt, vastgelegd.
Het zijn verpoozingen, maar, van een kunste
naar. H K N N u s
velen onder de kunstnijvercn terecht groote ver
wachting wordt gekoesterd.
Enkele werkstukken zijn thans in de Woning"
te Rotterdam te zien (N. Binnenwg 29A), vazen
van een rijzigen vorm, waarbij de versiering zich
logisch aanpast. Men voelt het in alles: hier is
de antipode van een Lanooy aan het woord,
waarover ik in verband met zijn 25-jarig potten
bakkers-schap een en ander mocht neerschrijven
in dit weekblad (in het nummer van 25 April 1.1.).
Immers het gaat bij Gidding veel minder om de
materie dan wel om den tooi. Er is een zoeken
naar oorspronkelijke vormgeving en een ver
langen de beschildering krachtig te doen spreken.
De deugd is dat, al lijkt deze aanvankelijk wat
hard en zelfs soms wat al te opzettelijk, de mo
tieven als het ware een reflex zijn van den hoofd
vorm der vazen; er is eenzelfde samengang van
vlakken en massa, van rechte en afgeronde lijnen
en er is aldus eene eenheid verkregen welke aan
het geheel als verschijning ten goede komt.
Gidding heeft het voornemen met zijn
ceramischen arbeid door te gaan. Juist waar de nieuwe
werkstukken een sterk persoonlijk stempel dragen,
valt ook op dit gebied veel van dezen zoo/eer
vruchtbaren kunstenaar te wachten.
O T T O VAN T U S S E N B R O U K
KUNSTZAAL VAN LIER
naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.)
VAN HALF MEI TOT EINDE JUNI
TENTOONSTELLING VAN EEN VOOR
HOLLAND GEHEEL NIEUWE COLLECTIE
OUDE NEGERPLASTIEKEN