De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 16 mei pagina 19

16 mei 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2501 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DIERSTÜDIE: WALRUS Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstljnen. Op den Economischen Uitkijk Balans-beschouwingen Wij zijn nog wel tamelijk ver van de verkie zingen af, maar toch ook al weer niet zóó ver, of de komende gebeurtenissen werpen reeds van dag tot dag steeds meer schaduwen voor zich uit: wij lezen over programma's, die vast gesteld worden en wij ontmoeten telkens verslagen van politieke redevoeringen, door Colijn gehou den; ook andere in het staatkundig strijdperk vooraanstaande mannen laten zich hooren, tevens nemen we kennis van (al of niet alfabetisch) gerangschikte candidaten (of zijn het nog maar candidaat-candidaten?). Er komt reeds zoo iets als een monstering enfwij vangen reeds eenig wapengekletter op en we krijgen zoo den indruk, dat er a! hard gewerkt wordt aan de voorbereiding van de vierjaarlijksche krachtmeting onzer (hoe vele?) politieke partijen en wij straks, nog eer wij 't weten, midden in het gewoel zullen zitten.... Is er aanleiding om, van onzen observatiepost, die economische uitkijk heet, op deze dingen te letten en ze te volgen? Mij dunkt: dat is onver mijdelijk. In deze rubriek zijn de welvaartsbelangen van ons land en ons volk aan de orde. En nu worden gelukkig ! die belangen ook nog door andere factoren beheerscht dan door wat Regeering en Parlement op dit gebied doen of nalaten, maar dat doen of laten heeft toch wel bijzondere beteekenis voor, immers grooten invloed op de ontwikkeling van de welvaartsbelangen. Natuurlijk hebben wij hier met politieke leuzen als tegen de Revolutie het Evangelie" of met zoo iets als de geduchte antithese" op zichzelf niets te maken, maar wij ontkomen toch niet aan de vraag of bestendiging (opnieuw) van deze ministers of althans voortzetting van het regeeringsbeleid in de door hen gevolgde lijn voor de ontwikkeling van de ons aan het hart gaande welvaartsbelangen bevorderlijk zou zijn of niet, en indien niet welke lijn dan wel door een nieuw kabinet (van rechts of van links) gevolgd zou moeten worden om wel die ontwikkeling te bevorderen. Opzettelijk heb ik hier vooraf willen doen wat men noemt zijn standpunt bepalen", om mij niet te hooren toevoegen dat ik als schoenmaker bij mijn economische leest behoorde te blijven etl niet op politiek terrein moest gaan grasduinen. Van dat terrein houd ik mij hier zoo ver mogelijk. Maar de in economische zaken belangstellende kan niet zijne belangstelling onttrekken aan wat voor die zaken van zooveel gewicht is als de rich ting waarin de Regeering werkt. Niet of zij van rechts" of van links" tot ons zal komen, inte resseert ons hier, maar: wat wij voor de economie" des lands van haar te wachten zullen hebben. En dan komen wij vanzelf tot balans-beschou wingen", tot een vaststellen,bekijken, beoordeelen van wat ter zake van 's-lands economie deze Regeering heeft tot stand gebracht, van de lijn in haar beleid, de uitkomsten van dat beleid. Hoever zullen wij in dien terugblik teruggaan? Tot op 1918? of tot 1922? Onlangs nog ging ik in deze rubriek na, wat Aalberse en wat Colijn ons de laatste jaren hadden gebracht. Bezien wij de geschiedenis wat ruimer en breeder dan ik toen deed, dan moeten wij allereerst, dunkt mij, wel erkennen, dat deze Regeering (die wij, trots personeels-wisselingen, welke niet schaarsch waren, toch wel als n blok" mogen beschouwen) in 1918 voor een zeer zware taak werd gesteld. Niet alleen in den spannenden oorlogstijd, maar ook in de jaren daarna met hun zeer bijzondere nooden en hun sterke conjunctuurs-wisselingen en de verrassende Urnwertung" veler Werte" vooral ook buiten onze grenzen, leefden wij intenser en als 't ware sneller dan in de periode vóór den zomer van 1914, die wij steeds meer gaan zien als een tijdperk van bijna idyllische rust, althans van vastheid en zekerheid veler groote dingen, die daarna zijn gaan wankelen en zijn gevallen. Daardoor stapelt zich de eene levendige indruk op den anderen, die dan min of meer in de verdruk king komt en vervaagt, zoodat de herinnering aan de eigenaardige signatuur van jaren, die toch nog niet ver achter ons liggen, verflauwt en ver doezelt. Staat het najaar van 1918 u nog levendig voor den geest? Weet gij nog wel hoe ook scherp zinnige mannen, die toch waarlijk niet geboren optimisten waren, toen droomden van een spoedig te wachten economisch herstel? Die verwachting, door den wapenstilstand gewekt, werd wel aan merkelijk getemperd, toen men kennis nam van de DE ONGENEESLIJKE CROSS-WORDMANIAK vredes-voorwaarden, die te Versailles werden gedicteerd door Clemenceau en Lloyd Oeorge, waarbij de edelaardige Woodrow Wilson door beiden bamboozled" werd: dit woord voor deze situatie gebruikte Keynes, die in zijn standaard werk tegen de economie consequences of the peace" waarschuwde. Daarna hebben wij de opeenvolging van conferenties gehad: Brussel, Spa, Genua.... op afstand van tijd begint men den tel kwijt te raken. De economische conferenties gaven het juiste wachtwoord uit: de verarmde wereld moet, om er weer bovenop te komen, hard werken en zuinig zijn, weinig verteren en veel produceeretr, ook moeten tol-barrières tusschcn de staten onderling liefst worden geslecht. Jammer maar, dat niet overal naar dat wachtwoord werd gehandeld. Integendeel, althans ten onzent maakte zich eene ,,hausse"-stemming van het publiek bezig: men leefde alsof het niet op kon": de ,,boom"-tijd, de champagne"-jaren hier en in Indië. Maar de nog steeds verarmde wereld had aan koop kracht niet genoeg teruggewonnen om voldoende afneemster te zijn voor zoo ruim aanbod. Crisis dus en werkloosheid en malaise, waaruit onze Koloniën zich wonderbaarlijk-snel ophieven, maar waaronder wij hier nog steeds gebukt gaan. Wat nooit te voorzien was geweest, gebeurde: ons achterland, Duitschland, zag de waarde van zijn ruilmiddel dalen tot het n bülioenste van de facc-value" ! De terugslag hier was de, nu weer overwonnen, valuta-concurrentie". Geslecht werden de tol-barrières in Europa niet (in Amerika evenmin); zij verhieven zich meer en meer. Poincarébleef werken met de leus: les Boches paieront". En het ,,reparatie"-vraagstuk scheen een onoplosbare ptizzle, totdat het Dawes-rapport een uitweg aanwees, die dan thans is ingeslagen, maar waarvan niet nu reeds gezegd kan worden dat hij niet tot onvoorziene gevolgen zal leiden. Al die onrust, onzekerheid, onvastheid werkte verlammend ook op onzen handel, onze nijverheid. Wij zuchtten onder sterk uitgezette staats-uitgaven, schrikbarenden aanwas van de nationale schuld, ondragelijk hooge^belastingen Hotel DUIN EN DAAL CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER VASTE WASCHTAFELS Wel heel zwaar was dus ongetwijfeld de taak onzer Regeering om te midden van zooveel dat vervloeide en dat tegenwerkte, de ontwikkeling onzer welvaart te bevorderen. Dit zij volledig erkend en zonder voorbehoud uitgesproken. Stelt men daarna de vraag, of zij tegen die taak opgewassen bleek, dan moet het antwoord ont kennend luiden. Zij heeft veel gedaan wat zij had behooren na te laten en zij heeft een en ander nagelaten van wat zij had moeten doen. In een tijd, waarin hard werken de eisen was, gaf zij ons de 45-urige arbeidsweek. Van zuinigheid, van de tering naar de nering zetten" kregen wij niet van haar het voorbeeld. Daarin niet belemmerd door de Volksvertegenwoordiging, die hare historische roeping ontrouw werd, zette zij de staats-uitgaven, de kosten der volkshuishouding uit, alweer alsof het niet op kon". Zoo moest immers ook wel de belastingdruk zwaarder worden, wat de koopkracht van den burger deed i' l«a den ondernemings-geest doofde, de s 'ta verslindende werkloosheid voedde. Uolï:i greep daarna wel forsch in om het sluitend ud ui. te verkrijgen, maar in grooten stijl \v> rlük constructief bezuinigen, daaraan kwam 1>> niet toe. En een zijner middelen om ruimer bsten U: winnen, was een verhooging van het invoerrech ten-tarief. De teekenen der tijden verstaan en met krach! volgens het recht begrip van wat noodig zou zijn, handelen, neen, dat heeft deze regeering sedert 1918 niet gedaan. Men kan nog eens weer zeggen, dat die taak heel zwaar was en alleen door eminente mannen naar den eisch kon worden vervuld. Waarmee dan tevens gezegd is, dat wij eminente mannen voor dat werk hadden moeten hebben en dat wij ze niet hebben gehad. Een volgend maal nog iets'daarover. En over de toekomst. S M i s s A ir R T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl