Historisch Archief 1877-1940
No. 2501
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DIERSTÜDIE: WALRUS
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstljnen.
Op den Economischen Uitkijk
Balans-beschouwingen
Wij zijn nog wel tamelijk ver van de verkie
zingen af, maar toch ook al weer niet zóó ver,
of de komende gebeurtenissen werpen reeds
van dag tot dag steeds meer schaduwen voor
zich uit: wij lezen over programma's, die vast
gesteld worden en wij ontmoeten telkens verslagen
van politieke redevoeringen, door Colijn gehou
den; ook andere in het staatkundig strijdperk
vooraanstaande mannen laten zich hooren, tevens
nemen we kennis van (al of niet alfabetisch)
gerangschikte candidaten (of zijn het nog maar
candidaat-candidaten?). Er komt reeds zoo iets
als een monstering enfwij vangen reeds eenig
wapengekletter op en we krijgen zoo den indruk,
dat er a! hard gewerkt wordt aan de voorbereiding
van de vierjaarlijksche krachtmeting onzer (hoe
vele?) politieke partijen en wij straks, nog eer wij
't weten, midden in het gewoel zullen zitten....
Is er aanleiding om, van onzen observatiepost,
die economische uitkijk heet, op deze dingen te
letten en ze te volgen? Mij dunkt: dat is onver
mijdelijk. In deze rubriek zijn de
welvaartsbelangen van ons land en ons volk aan de orde.
En nu worden gelukkig ! die belangen ook
nog door andere factoren beheerscht dan door
wat Regeering en Parlement op dit gebied doen
of nalaten, maar dat doen of laten heeft toch wel
bijzondere beteekenis voor, immers grooten
invloed op de ontwikkeling van de
welvaartsbelangen. Natuurlijk hebben wij hier met politieke
leuzen als tegen de Revolutie het Evangelie"
of met zoo iets als de geduchte antithese" op
zichzelf niets te maken, maar wij ontkomen toch
niet aan de vraag of bestendiging (opnieuw) van
deze ministers of althans voortzetting van het
regeeringsbeleid in de door hen gevolgde lijn voor
de ontwikkeling van de ons aan het hart gaande
welvaartsbelangen bevorderlijk zou zijn of niet,
en indien niet welke lijn dan wel door een
nieuw kabinet (van rechts of van links) gevolgd
zou moeten worden om wel die ontwikkeling te
bevorderen.
Opzettelijk heb ik hier vooraf willen doen wat
men noemt zijn standpunt bepalen", om mij niet
te hooren toevoegen dat ik als schoenmaker
bij mijn economische leest behoorde te blijven
etl niet op politiek terrein moest gaan grasduinen.
Van dat terrein houd ik mij hier zoo ver mogelijk.
Maar de in economische zaken belangstellende
kan niet zijne belangstelling onttrekken aan wat
voor die zaken van zooveel gewicht is als de rich
ting waarin de Regeering werkt. Niet of zij van
rechts" of van links" tot ons zal komen, inte
resseert ons hier, maar: wat wij voor de economie"
des lands van haar te wachten zullen hebben.
En dan komen wij vanzelf tot balans-beschou
wingen", tot een vaststellen,bekijken, beoordeelen
van wat ter zake van 's-lands economie deze
Regeering heeft tot stand gebracht, van de lijn
in haar beleid, de uitkomsten van dat beleid.
Hoever zullen wij in dien terugblik teruggaan?
Tot op 1918? of tot 1922? Onlangs nog ging ik
in deze rubriek na, wat Aalberse en wat Colijn
ons de laatste jaren hadden gebracht. Bezien wij
de geschiedenis wat ruimer en breeder dan ik
toen deed, dan moeten wij allereerst, dunkt mij,
wel erkennen, dat deze Regeering (die wij, trots
personeels-wisselingen, welke niet schaarsch waren,
toch wel als n blok" mogen beschouwen) in 1918
voor een zeer zware taak werd gesteld. Niet
alleen in den spannenden oorlogstijd, maar ook
in de jaren daarna met hun zeer bijzondere
nooden en hun sterke conjunctuurs-wisselingen en de
verrassende Urnwertung" veler Werte" vooral
ook buiten onze grenzen, leefden wij intenser en als
't ware sneller dan in de periode vóór den zomer
van 1914, die wij steeds meer gaan zien als een
tijdperk van bijna idyllische rust, althans van
vastheid en zekerheid veler groote dingen, die
daarna zijn gaan wankelen en zijn gevallen.
Daardoor stapelt zich de eene levendige indruk
op den anderen, die dan min of meer in de verdruk
king komt en vervaagt, zoodat de herinnering
aan de eigenaardige signatuur van jaren, die toch
nog niet ver achter ons liggen, verflauwt en ver
doezelt. Staat het najaar van 1918 u nog levendig
voor den geest? Weet gij nog wel hoe ook scherp
zinnige mannen, die toch waarlijk niet geboren
optimisten waren, toen droomden van een spoedig
te wachten economisch herstel? Die verwachting,
door den wapenstilstand gewekt, werd wel aan
merkelijk getemperd, toen men kennis nam van de
DE ONGENEESLIJKE CROSS-WORDMANIAK
vredes-voorwaarden, die te Versailles werden
gedicteerd door Clemenceau en Lloyd Oeorge,
waarbij de edelaardige Woodrow Wilson door
beiden bamboozled" werd: dit woord voor deze
situatie gebruikte Keynes, die in zijn standaard
werk tegen de economie consequences of the
peace" waarschuwde. Daarna hebben wij de
opeenvolging van conferenties gehad: Brussel,
Spa, Genua.... op afstand van tijd begint men
den tel kwijt te raken.
De economische conferenties gaven het juiste
wachtwoord uit: de verarmde wereld moet, om
er weer bovenop te komen, hard werken en zuinig
zijn, weinig verteren en veel produceeretr, ook
moeten tol-barrières tusschcn de staten onderling
liefst worden geslecht. Jammer maar, dat niet
overal naar dat wachtwoord werd gehandeld.
Integendeel, althans ten onzent maakte zich eene
,,hausse"-stemming van het publiek bezig: men
leefde alsof het niet op kon": de ,,boom"-tijd,
de champagne"-jaren hier en in Indië. Maar
de nog steeds verarmde wereld had aan koop
kracht niet genoeg teruggewonnen om voldoende
afneemster te zijn voor zoo ruim aanbod. Crisis
dus en werkloosheid en malaise, waaruit onze
Koloniën zich wonderbaarlijk-snel ophieven, maar
waaronder wij hier nog steeds gebukt gaan. Wat
nooit te voorzien was geweest, gebeurde: ons
achterland, Duitschland, zag de waarde van zijn
ruilmiddel dalen tot het n bülioenste van de
facc-value" ! De terugslag hier was de, nu weer
overwonnen, valuta-concurrentie". Geslecht
werden de tol-barrières in Europa niet (in Amerika
evenmin); zij verhieven zich meer en meer.
Poincarébleef werken met de leus: les Boches
paieront". En het ,,reparatie"-vraagstuk scheen
een onoplosbare ptizzle, totdat het Dawes-rapport
een uitweg aanwees, die dan thans is ingeslagen,
maar waarvan niet nu reeds gezegd kan worden
dat hij niet tot onvoorziene gevolgen zal leiden.
Al die onrust, onzekerheid, onvastheid werkte
verlammend ook op onzen handel, onze nijverheid.
Wij zuchtten onder sterk uitgezette
staats-uitgaven, schrikbarenden aanwas van de nationale
schuld, ondragelijk hooge^belastingen
Hotel DUIN EN DAAL
CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER
VASTE WASCHTAFELS
Wel heel zwaar was dus ongetwijfeld de taak
onzer Regeering om te midden van zooveel dat
vervloeide en dat tegenwerkte, de ontwikkeling
onzer welvaart te bevorderen. Dit zij volledig
erkend en zonder voorbehoud uitgesproken.
Stelt men daarna de vraag, of zij tegen die taak
opgewassen bleek, dan moet het antwoord ont
kennend luiden. Zij heeft veel gedaan wat zij had
behooren na te laten en zij heeft een en ander
nagelaten van wat zij had moeten doen. In een
tijd, waarin hard werken de eisen was, gaf zij ons
de 45-urige arbeidsweek. Van zuinigheid, van
de tering naar de nering zetten" kregen wij niet
van haar het voorbeeld. Daarin niet belemmerd
door de Volksvertegenwoordiging, die hare
historische roeping ontrouw werd, zette zij de
staats-uitgaven, de kosten der volkshuishouding
uit, alweer alsof het niet op kon". Zoo moest
immers ook wel de belastingdruk zwaarder worden,
wat de koopkracht van den burger deed i' l«a
den ondernemings-geest doofde, de s 'ta
verslindende werkloosheid voedde. Uolï:i
greep daarna wel forsch in om het sluitend ud ui.
te verkrijgen, maar in grooten stijl \v> rlük
constructief bezuinigen, daaraan kwam 1>> niet
toe. En een zijner middelen om ruimer bsten U:
winnen, was een verhooging van het invoerrech
ten-tarief.
De teekenen der tijden verstaan en met krach!
volgens het recht begrip van wat noodig zou zijn,
handelen, neen, dat heeft deze regeering sedert
1918 niet gedaan. Men kan nog eens weer
zeggen, dat die taak heel zwaar was en alleen
door eminente mannen naar den eisch kon worden
vervuld. Waarmee dan tevens gezegd is, dat wij
eminente mannen voor dat werk hadden moeten
hebben en dat wij ze niet hebben gehad.
Een volgend maal nog iets'daarover. En over de
toekomst. S M i s s A ir R T