Historisch Archief 1877-1940
No. 2501
DE ROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21
HET BIJPROGRAMMA".
EMPORA
mutantur.... de tijden
veranderen!'! Lijkt
waarachtig wel of
de dagen van Olim
voorbij zijn toen
iedere week zonder
mankeeren zoo'n
zalig idiote
Amerikaansche
societyfilm uitkwam,
omgonsd door 'n
heelen zwerm van die
heerlijk-suffe wauwel-kritiekjes, die je bloed aan
't koken brachten en je naar de zweep deden
grijpen om er lustig op los te striemen, onver
draaglijk eigengereid en pedant misschien, maar
....raak hoop ik.
Maar wat valt er eigenlijk te kankeren tegen
'n werk als bijv. de Huifkar"? 't Is zeer zeker
niet 't cinematografisch wereldwonder, waarvoor
't zich uitgeeft: 't groote epos van de voor
trekkers" is er niet door geschapen daarvoor
zijn de gebeurtenissen te incidenteel, daarvoor
is 't liefdes-intrigetje (ogottogot die verschrikke
lijke Amerikaansche ,,love-story's !) te onecht en
tegelijk te overheerschend, daarvoor is 't scenario
te onbeduidend. Maar aan den anderen kant:
wat 'n prachtige momenten uit 't
kolonistenleven. Zoo indrukwekkend en toch zoo eenvoudig,
dat ge er stil van wordt wat 'n aardige, ruige
typen en, vooral, wat 'n kostelijk spel van den
voortreffelijken Ernest Torrence.
Of om 'n ander, veel gevaarlijker voorbeeld te
nemen. De man, die terug kwam" 'n ras-echt
Yankee verhaaltje, dat je 't ergste doet verwachten.
't Is inderdaad dan ook 'n vrij zwak en onbeduidend
film-werk, dat de cinematografie geen stap voor
uit brengt dat noch in idee, noch in uitvoering
iets nieuws, of zelfs maar iets belangwekkends
biedt kortom 'n onschadelijk niemendalletje.
Maar alweer.... wat 'n verdraaid goeie momen
ten ! Wat 'n levend sober acteur is de oude Potter
(bekend uit Inferno") wat 'n sympathieke
baas is Oeorge O'Brien die 'n precaire
drakenrol als de jonge Potter, zonder 'n zweem van over
drijving en vaak zeer overtuigend naar voren
brengt maar bovenal, welk een wonder is de
vrouwelijke hoofdrol, Dorothy Mackaill; niet
poesmooi, maar wél zeer goed van actie !
Is 't niet of de gulden tijd van 'n Tien Geboden"
'n Revue-Prinses" of 'n In de schaduw van
Parijs" voorbij is? En wat valt er zelfs te hakken
op 'n critiek, die waarachtig al begint te praten
van compositie" zwart en wit" atmosfeer"
enz hetzij zij dan weet, wat ze met deze
welklinkende terminologie bedoelt, ofte niet?
Gelukkig dat er nog iets is, 't welk zich door de
tijden heen heeft gehandhaafd dat aan die
algemeene veredelings-tendenz maling heeft, inte
gendeel al zijn best doet zoo mogelijk, nog 'n
beetje beroerder te worden. Ik bedoel de heterogene
sterk variëerende substantie, die bijprogramma"
heet en waaraan ik ditmaal 'n toast wijden wil.
't Bijprogramma" dan is de vuilnisbak van de
cinematografie, 't Wordt in de eerste plaats
gevormd door de ontzaglijke horde, der twaalfde
rangs filmspelers, die de n- of twee-acters
maken, welke ieder bioscoopbezoeker tot z'n
ergernis verplicht is te slikken. En 't noodlot wil,
dat die mensch-onteerende ellendelingen meeren
deels komieken zijn. Men kent ze allen de Monty
Banks', de Lloyd Hamilton's, de Mack Sennctt's
.... flauwe, vervelende individuen, zonder 'n
sprankje originaliteit, zonder 'n greintje geest
of humor. En iedere week weer-an, ziet ge ze uit
trekken in 'n ouwe Ford-koffiemolen, ziet ge ze'
in dezelfde malle zig-zag's voor auto-bussen en
electrische trams uitschieten ziet ge ze ten
slotte vermorzelen onder 'n trein, of te pletter
rijden tegen 'n boom, of eenvoudig explodeeren.
Maar altijd is 't resultaat, datde komiek met
'nroetzwarte facie en bij voorkeur in z'n onderbroek
en met 'n enkelen hoed-rand uit de catastrofe
gered wordt en sinds eenigen tijd heeft-ie daarbij
't losse stuurrad in z'n handen.
Wat ik niet begrijp is de laat ons zeggen
continuïteit van 't bedrijf. Dat je flauwiteiten
verkoopt is tot daaraantoe maar dat je steeds
met dezelfde flauwiteiten voor den dag komt is
me 'n raadsel.
Zeker ik weet wel Chaplin, zoowel als Harold
Lloyd zijn uit 't bijprogramma" voortgekomen
maar waar zijn tegenwoordig de
n-acterkomieken,rdie ook maar in hun schaduw kunnen
staan?
't Kan je angstig maken te bedenken, dat 't
bijprogramma" eigenlijk onsterfelijk is. De
Nibelungen" mogen 'n kreet van verrassing
en bewondering over de wereld doen gaan....
Mack Sennett kijkt scheel ! Kean" moge 'n
triomf zijn voor den grooten kunstenaar Mosjtikin
... .Monty Banks vernielt z'n fordje ! Asta Nielsen
moge als 'n artistieke fenix uit haar assche
herrijzen. Zigoto heeft pech!
Ieder eerlijk enthousiasme, alle liefde voor de
cinematografie schijnt noodwendig vergald en
geknauwd te moeten worden door deze misselijke
beschamende parodieën op geest en humor. En't is
om razend te worden, wanneer je bedenkt hoeveel
verder de film-aesthetiek zou kunnen zijn, hoe
geheel anders haar verhouding tot 't ernstige,
intellectueele deel van 't publiek wanneer
niet ieder gevoel van waardeering en belangstelling
werd gesmoord door deze miserabele vulsel's".
Want de sceptische buitenwacht, die nou eenmaal
doodsbang is om te vroeg met z'n appreciatie
te komen, bewaart zorgvuldig de herinnering aan
't béte, geestelooze snuit van 'n Monty?Banks
en aan de kudde mcnschen, die daarbij loeit
van verrukking.
'n Ander nummer, dat 'n onmiskenbaren achter
uitgang toont is 't zgn. journaal. Ook hierin wreekt
zich de Amerikaansche tnonopoliseering onbarm
hartig. Deze rolprent, die een ongeschreven stuk
van onze geschiedenis zou kunnen wezen, ont
aardt onder de Yankee-hegemonie in 'n zuivere
sport-kroniek. Stel u eens even voor welk een
interessant historisch en folkloristisch beeld van
onzen tijd, de cinematografische reportage
zou vermogen te bieden. Wat 'n onschatbare
bron van de kennis voor onze zeden en ons
openbare leven ! En inderdaad, vroeger, toen de
cinematografie toch nog veel moeilijker werkte,
bood 't journaal" 'n interessant overzicht van
alles wat 't wereldgebeuren beïnvloedde?politieke,
wetenschappelijke bijzonderheden, merkwaardig
heden op artistiek en technisch gebied
kortom alles wat ons hedendaagsche leven belang
wekkend maakt. Tegenwoordig is 't Calvin
Coolidge in 't Witte Huis" of op reis
of aan 't tennissen en dan de, Ameri
kaansche Marine, de Amerikaansche artillerie,
de Amerikaansche vliegdienst en verder spurt
vervolgens sport en clan nog eens sport.
Soms drie of meer voetbal-wedstrijden in n
journaal ! Maar lieve god, is er dan niks meer
belangrijk in ons openbare leven dan sport?
Moet ik 't groote gebeuren in onze Europeesche
beschavings-centra missen terwille van de
offside's en corner-kick's in de Staten Massachusetts
of Wyoming? Moet de beeltenis van 'n groot
staatsman, kunstenaar of geleerde dan per se
wijken voor den rugby-spcler met den hardsten
schedel of de stomste facie?
onze dames" en onder de eindelooze reeks heer
lijkheden van crêpe de chine en kasja gegarneerd
met weet-ik-veel, begint-ie onrustig op z'n stoel
'n Zelfde overdrijving begint de Mode" rubriek
te vertooiien. Men schijn t te vergeten, dat het
zinnelooze heen- en weer draaien van 'n zér lange
rij mannequins, voor 't mannelijke deel van 't
publiek althans, stom-vervelend en op den langen
duur onverdragelijk begint te worden. Waarom
dit onderdeel dan zoo onzinnig op de spits gedreven?
Ce que femme vent, Dien vent accoord, maar
manlief houdt per slot van rekening de
portemonnaie. En ik kan me best voorstellen, dat de
heeren der schepping er voor bedanken 'n
kwartierlang naar mode-snufjes en kwikjes en strikjes
te moeten kijken, waaraan ze hun vrouwen in de
winkelstraten met 'n vaak onhoffelijken spoed
voorbijtrekken.
En nu 't requisitoir ! Stel: ergens gaat 'n mooie
of interessante film en uw vriend, die anders
nooit in de bioscoop komt, maakt op uw aan
dringen z'n avond vrij en begeeft zich
theaterwaarts. Hij krijgt eerst 'n uitgebreide
concertouverture -- meestal op 't tooneel. Enfin hij
neemt 't nogal gemoedelijk op en glimlacht
welwillend, vooral als de dirigent z'n manschappen
,,a Ia Concertgebouw" laat opstaan om in de
hulde te deelen. Dan komt 't journaal en aan 't
eind ervan is-ie diep doordrongen van Amerika's
militaire en sportieve groothied -- maar begint
tevens 'n onbedwingbare neiging tot gapen te
vertoonen. Volgt 't Modejournaal" of Voor
AlHTE;
te draaien en tersluiks op z'n horloge te kijken.
Dan komt 'n onbeschoft lange reeks adverten
ties, waar-ie niet z'n goeie geld voor heeft gegeven
en die 'm geen klap kunnen schelen. En eindelijk
de n- of tweeacter komisch" voegt 't program
ma er verduidelijkend aan toe. Als de verbijste
rende zouteloosheid van 't geval tot 'm doordringt,
kijkt-ie in stomme verbazing beurtelings van de
film, naar u, dien-ic tot nog toe toch voor 'n vrij
ontwikkeld en intelligent mensch hield. Eerst
wanneer alles geleden is begitit-ie te lachen,
maar op 'n manier, die u doet berouwen 'em ooit
mee naar 'n bioscoop te hebben genomen. Hij is
door al dien poespas tenslotte landerig en verveeld
geworden en voelt zich beetgenomen. In die schitte
rende stemming ziet-ie dan eindelijk de hoofd
film, waarvoor ge hem meetroondet en die mag
dan wezen wat-ie wil, hem valt-ie tegen. En 't
eind is dat-ie met 'n sceptisch lachje, waarvoor
ge hem graag z'n hoed in z'n oogen zoudt slaan
verklaart, dat ieder diertje z'n pleziertje heeft,
maar dat hij voorloopig geen voet meer in 'n
bioscoop zet.
Dat is 't bijprogramma" ! J o P D A A N.
SCHILDERKUNSTKRONIEK
TENTOONSTELLING VAN GRAPHISCH WERK, DOOR
PROP. DR. JAN VKTII, BIJ BUFFA.
Deze tentoonstelling omvat een deel, een zeer
klein deel, van het grafisch werk van Professor
Veth. Van dit kleine deel is het meeste ons bekend,
vertrouwd zelfs. Toch is het onverwachte weder
zien aangenaam; beter dan dat: weldadig. Onzen
hedenciaagschen oogen lijkt dit werk lang ge
leden, oud, ouderwetsch bijna, verouderd niet. De
man die het maakte leefde in een anderen tijd.
De Haagsche school bloeide; aan Vincent van
Gogh dacht niemand. Dr. Veth was jong en
werkte hard. Er stak minder een vernieuwer in
hem dan een her-steller. Zijn idealen lagen eeuwen
terug. Hij keek met de speurende oogen en
arbeidde met de dienende aandacht van kunste
naars die bijna vergeten waren. Hij schonk gelijke
belangstelling aan het kleine als aan het groote, alles
scheen hem belangrijk. Hij etste eerst,
lithografeerde dan. Terecht won de litho het. Het zachte
vleiende krijt lag hem beter dan de snijdende, tot
flaneeren en phantaseeren bestemde, naald. Hij
was van huis uit een zorgvuldig nabootser meer
dan een schepper. Hij waagde niet. Op het gebied
der reproductie heeft hij wonderen verricht. Zou
er in ons land iets zijn aan te wijzen dat zijn
litho's naar Jaap Maris en Joseph Israëls en de
streelende ets naar Vermeer (die er als een litho
uitziet) evenaart? Reproducties zijn in den grond
ook zijn gelithografeerde portretten. De heer Veth
werkte naar de levende voorbeelden als naar de
doode. Hij benaderde zijn sujetten langs een om
weg en bereikte hun karakter ten slotte en van
buiten af, omzichtig en voorzichtig. Hij deed
zelden spontaan en kordaat een greep, zooals
misschien in het portret van den heer R. W. P. de
Vries. Hij kende den omvang van zijn talent zoo
goed als de mogelijkheden van zijn materiaal.
Nooit deed hij geweld aan de capaciteiten van
het lithographisch krijt. Maar hij was artiest ge
noeg om er de essentieele bekoring diep van te
doorproeven. Zijn profielportret van Professor
Kurteweg, een studie in zilvergrijs, is tegelijk een
hulde aan de lithographie. De graphische kunst
van Professor Veth brengt het noch tot het tragische
noch tot het diepzinnige; hoogstens vertolkt zij
een enkele maal in de litho eener lijdende
vrouw - de smartelijke berusting. Beweging,
innerlijke of uiterlijke, ontweek zij. Zij is ge
lijkmatig en geeft het gelijkmatige weer. Maar wat
met intelligentie, toewijding en geduld binnen die
grenzen te bereiken was, heeft zij bereikt. Alles
wat hier hangt is het werk van een bedachtzame
en begrijpende geest, die aan toeval en speculatie
niets 'te'danken wilde hebben. En dat geeft een
indruk van weldadige rust.
H E N N u S