De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 16 mei pagina 22

16 mei 1925 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

22 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 250 GI-eeoib.iecLeia.is cLes "V a.cLerlajn.cLs NEGENDE ZANG, l JACOBA VAN BEIEREN (1417?1433) JAN VAN TOURAINE STERFT (1417) JACOBA HUWT JAN VAN BRABANT (1418) JAN VAN BEIEREN HET VERDRAG VAN WOUDRICHEM (1419) JACOBA HUWT GLOUCESTER (1422)?IN HENEGOUWEN GEHULDIGD JAN VAN BEIEREN VERGIFTIGD (1425) PHILIPS VAN BOURGONDIËZIJN ERFGENAAM JACOBA VERMEESTERT SCHOON HOVEN ALBRECHT BEYLINC JACOBA TE GENT GEVANGEN PHILIPS RUWAERT JACOBA ONTVLUCHT Zij WINT DEN SLAG BIJ ALFEN HUMPHREY VERTREKT DE SLAG BIJ BROUWERSHAVEN (1426) DE ZOEN VAN DELFT (1428) JACOBA HUWT FRANK VAN BORSELEN Zij WORDT HOUTVESTERIN (1433) Zij STERFT (1436) Ik dacht me in 't fierste van mijn jeugd, toen Humphrey Een heerlijk ridder was hij, maar wij schoonsten Hebben altijd wat waanzin bij ons Humphrey Mij omvoerde in de steden en nog niet Mijn wijze en staatge meester van Bourgondi Sterker dan ik bleek. Kan het dwazer, Beerte? Wij van 't huis Wittelsbach zijn prachtige dwazen. De oudoom die met zijn moeder Margarete Vocht, niet vocht, dan weer vocht, toen gek werd; Albrecht, Levenslang wijs, toen met Aieid van Poelgeest Dwazer dan dwaas; mijn goede vader, onbeRispelijke Vorst n Mensch, maar met n droom Dichterlijk-dwaas; en in dien droom woonde ik Jacoba, met mijn schoonen speelkameraad, Het kind van Frankrijk. O, toen die Dolfijn, Gemaal me, en blank van 't bruidsbed, te Compiègne Walglijk, afzichtelijk, heel gezwollen van zweeren Door 't wreed vergif lag, o toen stond die dwaas Mijn vader, droefst ontdaan om zulk een droom Verstoord en schoonheid ijdel; toen begon Mijn droomloos leven, waarzin, waanzin, waanzin Toen huwde uit nood een ploert ik Jan van Brabant Was 'n ploert , toen Humphrey, schoon en ridderlijk; Maar schoon en wijs is meer dan mensch kan zijn. Albert Vcrwey Zing, mijne Muze, mij de wondre vrouw der vrouwen, Die teerheid paard' aan moed, en viermaal dorst te trouwen, Die streed en leed, al zwevend tusschen ziel en zin, En nimmer wist wie 't won de vrouw of de vorstin. Heldin in 't hart des volks, en ster va : 's lands historie, Door drama, zang en dicht gehuld in gouden glorie, Zoo zal Vrou Jacop" in haar liefde, roem en smaad Bezielen elk geslacht, zoolang ons land bestaat. Jan van Touraine, thans Dauphin, kwam om het leven Door gif, zoodat JACOBA 't droombeeld op moest geven Ooit Koningin te zijn. Dat was haar eerste leed. Thans maakt haar oom zich tot den grooten strijd gereed Met haar, die, schoon al weduwe, nog maar een kind was. Hij was streng-Kabcljauwsch, terwijl zij Hoekschgezind was. Holland is zwaardleen," zegt hij, ik alleen heb recht; Als jij een jongen was, dan had ik niets gezegd." Zij liet zich echter 't leven daardoor niet vergallen, En, schoon haar 't huwlijk niet bepaald was meegevallen, Toen Hertog Jan van Brabant, een Bourgondiër, (Alweer een Jan !) om 't weeuwtje wierf toen won die 'r. Als dit geen drama was van vaderlandsche veeten, Zou deze zang gerust De Jantjes" kunnen heeten. De Paus gaf dispensatie -?'t waren neef en nicht. Maar daarmee was Oom Jan natuurlijk niet gesticht; Hij doet zijn best om Paus Martinus op te wekken 't Besluit der dispensatie weder in te trekken. 't Gelukt hem, maar Jacoba heeft er maling aan, En antwoordt rustig, dat de bruiloft door kan gaan. Oom, die door Sigismund met Holland, Henegouwen En Zeeland wordt beleend, krijgt steun der Kabeljauwen, Zij Hoeksch daar had je 't lieve leven aan den gang! De burgerkrijg herleeft. Maar 't duurde niet heel lang: Neef Philips van Bourgondiësprak ook een woordje, En Coba gooit het met Oom Jan op een accoordje, Zoo, dat de macht door beide Jantjes wordt gedeeld. Maar Jan-de-man, die al zijn duiten had verspeeld, Die Vrouw Jacoba niets dan schulden schonk en schande, Die Jan-de-boemelaar, die onverlaat, verpandde Zijn rechten stiekum aan zijn aangetrouwden oom! Helaas te laat ontwaakt Jacoba uit den droom; Zij kan dien schurk niet langer als haar man beschouwen; Ze neemt een kloek besluit en trekt naar Henegouwen. Daar stond zij dan alleen, verlaten en veracht. Het huwlijk had haar niets dan smart en smaad gebracht, Zij, die geschapen scheen tot mennen en tot minnen, Mocht geen van beiden doen. Wat zou zij nu beginnen? Na rijp beraad scheept zij zich in naar Engeland, En zie, na korten tijd besluit zij hart en hand Aan Humphrey, Duke n\ Gloucesier, 's Konings broer, te schenkenHoe kon dat? zal mijn argelooze lezer denken, Ze was toch al getrouwd? Dat noem ik bigamie. Zeer zeker. Welgeteld, was dit al nummer drie. Maar let nu op, hoe n paar mooie mannenoogen De vrouw verleiden kan tot draaierij en logen. Ze redeneerde zoo: de Paus heeft, welbeschouwd, Mijn huwlijk nooit erkend dus ben ik ongetrouwd! Nu Humphrey vond het best. Zij wacht nog wel een duitje, Zoo dacht hij, en beklom vol moed het huwlijksschuitje. De kabels los! Naar Holland wordt de boeg gewend. In Henegouwen wordt Jacoba grif erkend; 't Is vroolijkheid en vreugd van buiten en van binnen: De vlaggen wapp'rcn wild de glorie gaat beginnen! Ja. Toen zij zegepralend trok van stad tot stad, Met d' een'gen man dien zij oprecht heeft liefgehad, Den schoonen, ridderlijkcn Oloucester aan haar zijde, Toen voelde zij zich in-gelukkig, fier en blijde. Nu echter wierp zich iemand in het krijgsgewoel, Die zich tot taak gesteld had en (ot levensdoel, Door list of door geweld het kunststuk te verrichten, De sterkste vrouw van 't strijdperk uit het zaal te lichten. 't Was PHILIPS VAN BOURGONDIË, haar neef, en zoon Van Oom Jan Zonder Vrees. Hij scheldt haar voor Mormoon, En al wat leelijk is. ,,Ik laat me niet beleedigen !" Zoo roept hij, ,,ik zal d' eer van ons geslacht verdedigen!" Hij daagt den hertog uit. De kalme Engelschman Zegt: dankje wel; daar doen w' in Engeland niet an." Wat Philips ook probeert, door smalen en door dreigen, De brave Humphrey is niet uit zijn tent te krijgen. 't Duel gaat dus niet door. Als 't altijd zoo kon gaan, Dan bleef voor mijn part 't malle instituut bestaan, In veertien vijf en twintig sterft Oom Jan, vergeven, Een toen en nog niet zeldzaam einde van het leven. Maar hier was toch wat variatie aangebracht, De moordenaar had namelijk de list bedacht, Met het letale gif de bladen te besmeren Van Jan's gebedenboek. Zijn lot is niet te keeren. Hij zit op zeckren dag de blaadjes om te slaan .... En tuimelt op den grond om niet weer op te staan! Dit leer' u passez moi Ie mot - o, viezerikken, Om bij het omslaan nooit je vingers nat, te likken. C n A R i v A R i u s CHARIVARIA Luitenant-kolonel G. J. P. A Thomson, Commandant van de eerste divisie van Konink lijke Marechaussee te 's Hcrtogenbosch, heeft een manifest gericht tot de officieren en manschap pen van zijn divisie, waarin hij o. m. zegt: ,,Wat heerlijke gastvrijheid had ons land kunnen toonen in 1928 aan al die duizenden vreemde lingen, die hun geld in ons land zouden laten ten voordeele van zoovelen." Wij cursivceren. Dat woord heeft hier dus de beteekenis van ,,goedkoop." ,,Het Tooneelstuk heeft desondanks een min of meer fragmentarisch karakter gekregen, misschien vonr ben die liet boek niet kennen minder treffend tinn voor de weinigen die liet nog niet gelezen hebben." (Hbl.) Charivarius behoort tot beide categorieën. NAAR VORE N BRENGSELS Het is niet de eerste maal dat deze hypothese naar voren wordt gebracht." (H. D.j ,,Het ontbrak niet aan pogingen ook andere vraag stukken naar voren te brengen. Te dien aanzien gelden alle reeds naar voren gebrachte bezwaren. Dit bezwaar is uok door de commissie naar voren gebracht." (N. K. Ct.) ,.De Raad heeft dit denkbeeld naar voren gebracht." (Hbl.) ' ,,Ook door anderen is deze vraag naar voren gebracht.' ( Ec, Slat. Ber.) ,.lk acht Charivarius er wel toe in staat juist uit deze regels iets minder goeds naar voren te brengen." (Tel.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl