De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 16 mei pagina 5

16 mei 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2501 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ieder derzelven is een kreb en een heimelijk gemak. Men heeft er behalve deze hokken, nog twee bed steden, waarin men de lijders opsluit". Wie nog eens wil zien, hoe honderdvijftig jaar geleden de krankzinnigenverpleging was, ga eens naar het stedelijk museum; daar vindt hij de hokken van het pesthuis terug. In het begin der negentiende eeuw was de toe stand nog niet veel veranderd. In een anonieme beschrijving van Amsterdam van 1809lezen we van het pesthuis, dat destijds gewoonlijk in verband met zijn verouderde bestemming veelal het buitengasthuis werd genoemd, het volgende: De in wendige verdeeling van dit huis beantwoordt ten volle aan het oogmerk der stichting, zijnde het huisvesten, behandelen en bewaken van zinnelooze of onnoozele personen, van de zoodanigen, die door besmettelijke onherstelbare ziektens zijn aangetast, en eindelijk van zulken, die aan venerike of andere kwalen lijden. Men bepaalt zich omtrent deze ongelukkige voorwerpen (d.w.z. de patiën ten) niet alleen tot eenvoudige voorzorgen, ijzere tralies, het dagelijks ververschen der lucht, berookingen en andere hoogstnoodige behoedmiddelen tegen de buitensporigheden der van hunne zinnelijke vermogens beroofde ongelukkigen aan de eene, en tegen de besmetting der kwaadaardige ziektens aan de andere zijde, maar men draagt ook alle bedenkelijke zorg om aan onze naar ziel of Jichaam lijdende natuurgenoten het gebruik der rede of hunne vorige gezondheid weder te geven." Zoo was het een eeuw geleden. Voorloopig werd er nog weinig veranderd. Wanneer dr. Nieuwenhuys in 1820 zijn Proeve eener geneeskundige plaats beschrijving der stad Amsterdam uitgeeft, komt' hij natuurlijk ook te spreken over het buitengasthuis. Hij is er onder reserve wel mede inge nomen. Hij vindt, dat het gebouw meer gelijkt op een schoone buitenplaats dan op een hospitaal. De kerkhoven zijn opgeruimd en er is daar een plantsoen aangelegd; ,,de daardoor verfraaide en vergroote tuin dient tot vermaak voor heeren regen ten en gedeeltelijk ook voor geneesheeren en heel meesters van het huis". Er staat niet bij, dat het aan de patiënten geoorloofd was in den tuin te wandelen. Voor hen werd op andere wijze gezorgd. Lezen wij verder. Een zaal o.a. bevatte hokken voor de razenden. Elk dezer hokken van ongeveer zes voet in het vierkant, bevat een strooleger en een gemetseld gemak. Het akelige verblijf ont vangt geen ander licht dan door eene in de deur gemaakte klep en in den muur gemetselde spleet, welke van voren wijd en naar achteren smal toe loopend, met de buitenlucht gemeenschap heeft en veel tocht veroorzaakt. Duisternis, togt, koude, stank en ongemak waren alzoo de straffen, welke deze ongelukkigen in dien engen kerker te wachten hadden. Want ofschoon de zaal dezer hokken, thans des winters door een kagchel gestookt werd, zoo konde de warmte toch niet in de hokken door dringen". Daaraan behoeft waarlijk niets meer te worden toegevoegd. Men kijkt even op bij de gedachte, dat dit gasthuis nog tot 1893 als zoodanig in ge bruik is gebleven. In 1890 legde H. M. de Koningin den eersten steen voor het naar haar genoemde Wilhelminagasthuis. In 1893 waren de gebouwen zoover voltooid, dat het oude pesthuis door de zieken kon worden ontruimd. Daarna begint voor het huis een lijdensperiode, die overal intreedt, waar een oud gebouw geen vaste bestemming meer heeft. Van 1894 tot 1897 werd het gebruikt als lokaal voor werkverschaffing aan werkeloozen; deze heeren hadden blijkbaar niet veel eerbied voor het historische gebouw en vernielden wat los en vast was. Nadat het nog voor allerlei tijdelijk ge bruik was benut, kon de straatjeugd het vernielingswerk der werkeloozen rustig voortzetten. Zoo kon het gebouw niet een bouwval worden, maar wel een ruïne schijnen. Vandaar dan ook, dat men besloot het te sloopen; zoo besloot de gemeente raad dan 4 September 1900. Maar toen kwam er beweging onder de architecten tot behoud van het historisch zoo importante gebouw. Walenkamp zette zijn schouders onder de beweging; het resul taat was, dat de reeds op 17 October vastgestelde aanbesteding van den afbraak op het allerlaatste oogenblik nog werd opgeschort. Men meende namelijk een goede bestemming voor het eenvoudige gebouw te hebben. De kwestie van het ethnographisch museum was aan de orde gekomen; de vraag rees, of de zeer omvangrijke en belangrijke verzamelingen in Leiden zouden blijven dan wel of zij zouden worden verplaatst naar een meer volkrijk centrum, waar bovendien uitzicht was op een uitgebreid vreemdelingenver keer. In dat gexal konden alleen Amsterdam en Den Haag in aanmerking komen. Amsterdam nam on middellijk maatregelen; den 24 April 1901 besloot de raad in geheime zitting het oude pesthuis met omgeving aan den staat ten behoeve van een ethnografiscb museum aan te bieden. Men kent het verdere verloop der zaak. Den Haag begon ook aanspraken te doen gelden. Het gevolg was het gewone: c-r gebeurde niets. Het miiseun bleef in Leiden, waar bijna niemand er naar omziet. DE ZETEL-ACROBATEN Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan OF DE VALLENDE MANNEN, DIE NOOIT VALLEN! SENSATIONEEL! KOMISCH! Het oude pesthuis bleef zoo zonder bestemming, wat ten slotte de dood is voor een historisch ge bouw. Gelukkig mag men wel zeggen, dat Jon ker het pesthuis met zijn groote zalen geschikt vond te maken voor zijn tehuis voor dakloozen. Daardoor is het gebouw stellig voorloopig van den ondergang gered. Voor goed? Dat moet de raad van Amsterdam dezer dagen uitmaken. Het pest huis heeft stellig als staal van burgerlijke bouw kunst der zeventiende eeuw groote waarde. Ver siering heeft het niet of nauwelijks. Maar n in zijn stevige soliditeit en in zijn strenge lijnenverhouding is het een goede utiliteits-bouw. Zeker heeft men het reeds te kort gedaan door het zoo goed als geheel in te bouwen, het gebouw doet zich op oude prenten veel beter voor dan thans midden in de bebouwing. Maar zelfs nu is het nog de moeite1 waard te redden. Maar dan moet er ook een be stemming voor worden gevonden, waardig aan de historie. H. B K u (i M A N s S PR EEKZAAL Aan Je Reductie van De Groene Amsterdammer". Waar het voor mij onaangenaam moest wezen een afbeelding van mijzelf te zien afgedrukt in een Nr. van Uw Weekblad, en nog wel in een Feestnummer", want in een Nr. dat U meent te mogen beschouwen als Uw 2500ste, daar begrijp ik, dat Uwe Redactie zich voor een portret niet, als ge bruikelijk, tot mijzelf of mijn familie gewend heeft, en bij mijn vrienden het hoofd stootte. Ondanks deze laatste duidelijk sprekende erPADOX HOUTBOUW Houten Scholen, Winkels, Directiekeeten Levering in kDrtsn tijd. Fabrieken Warmond varing, en ondanks het feit dat een rechtskundige op mijn verzoek den secretaris van Uw Redactie er op gewezen heeft, dat ik mij verzette tegen be doelde opneming, is tot mijn spijt, door middelen die ik niet ken, en op een wijze die de wet niet wil, want tegen mijn wensen, een ooit voor mijn intiemsten kring gemaakt portret in Uw blad van j.I. Zaterdag opgenomen. Tegen zulke handelwijze voel ik, dat ik niet anders kan stellen clan mijn protest. 12 Mei '25. H." P. L. W i i: s s i N (i Wij hebben gemeend, dat het portret van Mr. Wiessing, die van 1907 tot 1914 redacteur van ons blad is geweest, niet mocht ontbreken in de rij van leiders, die zijn heengegaan. Inderdaad bleken de vrienden van Mr. Wiessing niet de beschikking te hebben over een portret. Wel was een foforcdacteur van een der groote' bladen in het bezit van een foto, die echter niet mocht worden gepubliceerd voor Mr. Wiessing's overlijden. Kort nadat deze fotojournalist de be perkende bepaling voor het reproduceeren van deze beeltenis aan onzen secretaris der redactie had medegedeeld, ontving de secretaris de door Mr. Wiessing hierboven bedoelde mededeeling van den rechtskundige. Ook zonder deze mededeeling zou van bedoelde foto geen gebruik zijn gemaakt. Wij moesten genoegen nemen niet de reproductie van een foto van vrocgeren datum, waarvoor wij den bezitter het reproductierecht betaalden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl